Evangelische leeuwerck deel 4 en 5
(1682)–Christianus de Placker– AuteursrechtvrijWijse: Veni, veni.
Xaverius, Xaverius, In Oost-Indi-landt,
In Oost-Indi-landt, Voelt een Hemels brandt.
In Oost-Indi-landt, Voelt een Hemels brandt.
En roept met een seer soet getier, O Vyer!
O soete Vyer der Liefden!
O Jesu! Ghy
| |
[pagina 182]
| |
zijt dien ick soo seer bemin'.
O Jesu! Ghy zijt den grondt van al mijn sin.
Dit Hemels vyer Maeckte Xavier
Altijt wel gemoet, Altijt wel gemoet,
Oock in tegenspoet, Altijt, &c.
Ter zee, te land', als yeder beeft,
Hy leeft, En roept met soete minne:
O Jesu! Soo geerne lijd' ick t'uwer eer.
O Jesu! Laet my noch lijden meer en meer.Ter
Door dit heet vyer Heeft oock Xavier
Menigh hert verwermt, Menigh hert verwermt,
Van de Hel beschermt, Menigh, &c.
En afgewasschen in den Doop
Een hoop Van twaelfmael hondert duysent
O wonder! Heel Coninckrijcken hy bekeert:
En onder het soete jock des Heeren leert.En
Xaverius! Xaverius!
In mirakels klaer, In mirakels klaer
Voor u doodt, en naer, In, &c.
Die menigh dooden hebt verweckt:
Ey treckt Ons uyt het graf der sonden!
O Xaveri! Bidt, dat Godt ons sijn graci geef;
Dat Jesus In ons met 't vyer der liefde leef.Die
|
|