Evangelische leeuwerck deel 4 en 5
(1682)–Christianus de Placker– AuteursrechtvrijWijse: O soete Harmonie. Si tanto gratiosa.O menschen weest gedachtigh,
De zielen van die hier Zijn overleden.
Beveeltse Godt Almachtigh
Die zijn in 't Vagevier, In u gebeden.
In bitt'ren brandt, Van alle kant
Zijn sy daer als begraven.
En in dees' pijnen
All' oogenblick verdwijnen.
Wiltse laven.In
Ten minsten, ghy die vrienden.
Haer erffeniss' geniet, Wilt u ontfermen.
Bekend', of die u dienden
Misschien zijn in verdriet, Verhoort haer kermen.
Geen tong' en kan De pijne van
| |
[pagina 162]
| |
Dit Vagevyer verhaelen:
Geen oor' en hoorde, Noch herte oyt na-spoorde,
Haer betaelen.Geen
Dat wy maer eens en sagen
Een beeste in den noodt, Wy soudens' helpen:
De zielen, die daer klagen,
Zijn levende schier doodt, Haer brandt wilt stelpen.
Om kleyn misdaedt Dit vier haer braedt:
Maer ghy kondt dit versoeten,
En haer bewissen Door bidden, vasten, Missen,
Aelmoess', Boeten.Om
|
|