Evangelische leeuwerck deel 4 en 5
(1682)–Christianus de Placker– AuteursrechtvrijWijse: La coquille. Grooten Joseph. Maximine. Wilielmus Het viel.Sinte Thecla t'uwer eeren
Singen wy dit nieuwe lof:
Die nu 't aenschijn siet des Heeren
Vol van vreugt
| |
[pagina 141]
| |
in 's hemels hof.
Om dat ghy hier hebt gestreden
Voor 't Geloof een goeden strijdt.
Sinte Thecla onser heden
In 't Gebed gedachtig zijt.
Als ghy Paulum hoorde preken
Van de Maegdelicke Staet:
Hebt ghy, in Godts minn' ontsteken,
's Werelts Bruydegom versmaedt;
En belooft voor eeuwigheden
Jesu uwe suyverheydt.
Sinte Thecla, door gebeden,
Ons van 's werelts Liefde scheydt.En
Ghy zijt altijt vast gebleven
By de soete Jesus min.
Wat u Moeder wilde geven:
Wat u Bruydegom u sin:
Wat de werelt quam bekooren,
't Was al te vergeefs gepraet.
Sinte Thecla, wilt verhooren
Ons' gebeden vroegh, en laet.Wat
Dus u moeder, al vergeten,
Dat sy u had' oyt gebaert,
Heeft het recht dit laten weten,
't Welck u heeft tot 't Vyer verklaert.
Maer wien 's hemels vlam de'e branden,
's Werelts hitt' heeft niet beschaedt.
Sinte Thecla, heft u handen,
| |
[pagina 142]
| |
Voor ons, op tot Godts genaed'.Maer
Wilde beesten voor-gesmeten,
Onbeschadigt nochtans bleeft:
Van Serpenten ongebeten:
Want u Godt bevrijet heeft.
Ghy bekeerde veele Menschen,
Door Mirakels tot Godts Wet
Sinte Thecla, 's werelts wenschen
Van ons keert door u gebedt.Gy
Oudt tien min als hondert jaren
Heeft u Godt in vree gehaelt,
Ghy een Steen saeght openbaren,
Daer ghy onder sijt gedaelt.
U ziel kreegh een dobbel kroone
Van reyn Maeght, en Mart'larerss'.
Sinte Thecla, by Godts Soone
Altijt weest ons' Patronerss'.U
|
|