Evangelische leeuwerck
(1682)–Christianus de Placker– AuteursrechtvrijWijse: La Pincesse.Denckt, Verquisters om: wel hoe:
Die geen sorgen draegt voor morgen,
Wilt ghy 't alles brengen toe?
Siet den Verlooren Soon,
Tot sijns Vaders leedt en hoon,
Vraeght sijns Moeders erflijck goedt,
't Welck onnut'lijck hy verdoet.
Hy reyst in een verre landt:
Speelt den Joncker, Maeckt den Proncker;
| |
[pagina 212]
| |
Brast met Hoeren t' allen kant.
Soo langh hy domineert,
Tot dat 't gelt is op verteert.
Hem dan yder buyten stoot,
En hy valt in hongers-noodt.
Soo
Aen een Weerdt hy hem besteedt:
Gaet al quijnen, Voert de Swijnen,
En van haren Draf vereet.
Doen docht hy in 't gemoedt:
Vader menigh Huerlingh voedt,
En ick, by gebreck van broodt,
Sterve levend' hier de doodt.
Doen
Ick sal tot mijn Vader gaen:
Voor sijn Voeten Hem begroeten:
Neemt my voor een Huerlingh aen.
'k En ben het geensints weert,
Dat ghy my voor Kindt aenveert;
Want ick tegen u, en Godt,
Overtreden hebt 't Gebodt.
'k En
Hem sijn Vader weer ontfangt,
Met banketten En baletten.
Lange kleeren om hem hangt.
't Welck d' oudtste Broeder speet,
En sijn Vader dat verweet.
"Maer die sich alsoo bekeert,
"Wordt met sulcke gunst vereert.
't Welck
Ghy zijt, Sondaer, die vermalt
's Hemels gaven Door u draven,
En u Ziel in armoe valt.
Bekeert u oock met leedt,
Ghy wint Disch en Bruylofts-kleedt.
"Want de deur van Godts genaed' Ga naar voetnoot+
"Voor boetveerdig' openstaet. Ga naar voetnoot+
Be-
|