Evangelische leeuwerck
(1682)–Christianus de Placker– Auteursrechtvrij
[pagina 190]
| |
Wijse: Magne Joseph. La Coquile.Hoe dat Christus 't Huys des Heeren
Hebben wil op 't hooghst-geacht
Kan men uyt sijn Wercken leeren,
En sijns grooten yvers-kracht.
Als hy alle koopmans handel
Uyt Jerus'lems Tempel smijt:
En daer wil geen ander wandel,
Als die Godt gebenedijt.
Mijn huys is 't huys der Gebeden,
Seght hy daer men Godt in looft:
Gy gaet dat tot plaets besteden,
Daer men wisselt, Woekert, Roost.
| |
[pagina 191]
| |
Och! hoe sietmen 't allen stonden
Daer noch dryven werelts werck,
Doen oneere, en veel sonden,
In Godts toegewijde Kerck.
Och
Ist dat Christus, soo verbolgen
Staet voor 't huys van d' Oude Wet;
Hoe en sal hy niet vervolgen,
Die sijn eygen Kerck besmet?
Die daer in, als in een schure,
Wandelt, koopmanschapt en pleyt?
Straft hy soo in de figure;
Wat boet heeft hy nu bereyd?
Die
Christen Mensch ghy zijt Gods Tempel,
Wooningh van den Heyl'gen Geest; Ga naar voetnoot+
Maer als gy geeft quaedt exempel,
En in sonden leeft als beest:
Als gy brast, en drinckt u droncken,
Vloeckt, en sweert, of rooft, en steelt,
Wordt der Moordenaers speloncke
Uwe ziel, Gods eygen beelt.
Als
Die sulcks zijt, bidt dat Godt dryve
Uyt sijn Tempel dit gespuys;
Dat sijn Liefd' in u beklyve,
En u ziele worde kuys.
"Die door Liefde Godt behagen,
"d' Heylige Dryvuldicheyt, Ga naar voetnoot+
"Als in eenen Tempel dragen
"Hier en inder eeuwicheyt.
Die
|