Evangelische leeuwerck
(1682)–Christianus de Placker– AuteursrechtvrijWijse: Ballet: O Chediletto. 't Muzijck, donderdag na de 3. sondag in de Vasten
HOe wonder schoone Steld hem ten thoone
Iesus op den Thabor Sijn Discipelen voor.
Sijn kleeren, als sneeuw, wit
Sijn aensicht, sonder grit,
Den glans vewon Van de Son:
Vertoond' een strael, Van 's hemels Sael.
Elias, Moyses dan, Met Petro, Iacob, en Iohan,
Het Oud'/ en Nieuw Verbondt,
By hem daer tegenwoordig stondt.
Sijn kleeren
Dus Petrus blijde, Sloegh uyt die tijde:
Heer, het is op desen, Bergh ons goet te wesen,
Laet ons van stonden aen
Drie Tabernakels slaen.
Door dese vreught, Soo verheught
Wild' in dit Dal, Het laeten al.
Terwijl' sprack aen het volck
Een stemme uyt een helder wolck:
Dit is mijn lieve Soon,
Hoort, als my selver zijn Persoon.
Laet
Maeckt hier soo droncken Wat hemels voncken:
Wat sal dan vol minnen Zijn den Hemel binnen?
Ghy dien, om kleyne deught,
| |
[pagina 56]
| |
Seer licht verkrijgen meught:
Om dat ghy hoort Christi woort,
En daer na doet, Met diep ootmoet.
Want Jesu heeft geseyt:
"Elck is sijn loon, naer werck, bereyt:
"Die wettelick hier strijdt,
"Sal daer gekroont sijn voor altijdt.
Die
Wilt, Jesu, geven, Dat wy hier leven
In verduldigh lijden, En in wettig strijden.
U graci' ons geleyd' Door alle swarigheyt:
U god'lick vyer, stoockt in ons hier:
Doet branden in ons hert u min;
Dat wy door d' enge baen
Eens in u ruyme glory gaen.
Daer ghy een staeltje van
Toond' op den Bergh voor alle man.
U
|
|