Woord tot slot
Schrijvers doen graag neerbuigend over interviews. Het houdt hen maar van hun werk. Als een schrijver iets belangrijks te melden heeft, schrijft hij dat toch zelf op? Interviews dienen alleen om gekleurde soepadvertenties te verkopen. Interviewers zijn lui en stellen altijd weer dezelfde vragen. Carmiggelt kreeg ooit het bezoek van ‘een door een onderbetaald jongmens bemande bandrecorder’ - maar was niet te beroerd om die te woord te staan.
Interviewers zien dat anders. Zij zijn ervan overtuigd dat het aan hun socratische techniek ligt dat een schrijver eindelijk het achterste van zijn tong laat zien. In zijn standaardwerk Interviewen voor beginners komt Ischa Meijer zelfs tot de conclusie: ‘De persoonlijkheid van de interviewer is het enige dat telt. Hoe valt het anders te verklaren dat ik mijn geïnterviewden bij herhaling zinnen laat uitspreken, die zij in werkelijkheid nooit zo gezegd hebben.’
Er is de afgelopen jaren een vervelende gewoonte ontstaan. Schrijvers en interviewers zien elkaar als tegenstanders. En het publiek wil bloed zien - daar zijn al die talkshows op de televisie voor. Jan Lenferink wordt geprezen ‘omdat hij zelf op zijn bek durft te gaan’ (vroeger heette dat: ‘zich kwetsbaar opstellen’). Menig televisiecriticus heeft genoten toen de Sartre-biografe Annie Cohen-Solal haar opponent Adriaan van Dis ‘als een kwispelstaartend hondje in zijn mand dwong.’ Een interview is wat mij betreft geen krachtmeting. Voor een goed interview is het noodzakelijk dat interviewer en geïnterviewde het met elkaar kunnen vinden - wat niet betekent dat ze het met elkaar eens moeten zijn. Dat was het uitgangspunt voor de interviews die in dit boek gebundeld zijn. De woorden van de geïnterviewden zijn hun woorden. Natuurlijk behoren interviews met schrijvers tot de secundaire literatuur. Als dusdanig kunnen ze waardevol zijn - want hoeveel schrijvers houden nog een dagboek bij, of schrijven nog brieven?
Interviews zijn momentopnamen. Daarom heb ik de tekst voor dit boek nauwelijks bekort of geactualiseerd. Op één na zijn al deze interviews de afgelopen jaren in Vrij Nederland