Reukvogel zei toen niets meer en maakte een eind aan de zaak. De volgende dag ging hij langs de rivier wat uitrusten. Hij kwam toen Papegaai tegen. Ze groetten elkaar. Toen vroeg Reukvogel hem: ‘Waarom maken jij en Vriend Pauw toch altijd ruzie?’
Hij antwoordde: ‘Gisteren heb je al gehoord dat hij steelt en dat hij jaloers is. Je moet oppassen met hem!’ Daarna stond Papegaai op.
‘Waar ga je naar toe,’ vroeg Reukvogel.
‘Ik ga wat eten zoeken,’ antwoordde Papegaai.
‘Eet smakelijk hoor,’ zei Reukvogel.
Toen Reukvogel naar huis ging vroeg Pauw hem: ‘Waarover hebben jij en Papegaai gesproken?’
‘We spraken over het geval van gisteren,’ zei hij.
‘Hoe kun jij met Papegaai, die sufferd praten. Dan geloof je ook wat hij zegt?’ zei Pauw.
Reukvogel gaf geen antwoord meer en vloog weg.
Pauw was woedend omdat hij geen antwoord kreeg. Hij nam zich voor hem iets pijnlijks aan te doen. Hij vloog toen met die lekkere odeur van Reukvogel ver weg en gooide die in een heel diep gat. Daarna nam hij knoflook, uien, trassi en heel wat stinkende dingen en mengde ze samen met elkaar en deed daarna die stinkende vloeistof in een andere odeurfles die er op leek. Hij vloog toen terug naar huis en zette deze odeurfles weer keurig op dezelfde plaats waar Reukvogel het bewaarde.
Toen het avond was kwam Reukvogel terug. Hij waste zich en ging daarna meteen slapen. 's Morgens toen hij wakker werd zong hij, en floot. Hij nam zijn odeur en ging toen baden. Daar hij de reuk van zijn odeur kende, schonk hij onverwachts alles over zijn lichaam en viel meteen flauw van de stank. Al de andere vogels trokken toen hun neus op en vroegen zich af waar die stank vandaan kwam. Pauw lachte zich krom en zei in zijn hart: ‘Ik heb je mooi beet.’