Dofi, a paiman
(1993)–Ronald L. Pinas– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
RudiRudi woonde in een achterbuurt. Hij ging vaak laat naar school. Telkens wanneer hij laat was, gaf de juffrouw hem straf. Toch hielp dat niet. Ze liet toen zijn moeder roepen, en vroeg haar waarom Rudi telkens te laat kwam. Moeder antwoordde: ‘Juffrouw, we hebben geen klok thuis, maar ik zal er vandaag eentje kopen. Dus vanaf morgen zal hij niet meer te laat komen.’ De juffrouw antwoordde: ‘Dat is goed, mevrouw.’ Moeder ging naar de markt en kocht enige specerijen om te kunnen koken. Daarna ging ze naar een chinese winkel en zei: ‘Omoe, geef mij een klok van je!’ Omoe pakte een klok en zei: ‘Mevrouw, wanneer de klok stil staat, moet u hem ketting aan de achterkant geven.’Ga naar voetnoot* Moeder keek niet naar wat de chinees deed, maar luisterde alleen, nam de klok en ging naar huis. Toen Rudi thuiskwam was hij blij met de klok en zei: ‘Mama, ik zal niet meer te laat naar school gaan.’ De volgende ochtend toen moeder wakker was, zag ze dat de klok stil stond. Ze nam hem op, bekeek hem van achteren en van voren en dacht: ‘Hoe moet ik nu met dit ding omgaan. De chinees zei dat ik hem aan de achterkant ketting moest geven, maar hij heeft me er geen ketting voor gegeven.’ Ze riep Rudi, en zei dat hij de klok naar de chinees moest brengen en moest vragen hoe zij die klok ketting moest geven. ‘Daarna ga je naar de | |
[pagina 33]
| |
markt een zak rijst kopen.’ Rudi nam de klok, ging naar de chinees toe en zei: ‘Omoe, mijn moeder is gisteren deze klok komen kopen. Ze zei dat ze niet weet hoe ze hem ketting moet geven.’ Omoe antwoordde: ‘Luister jongen, ik heb je moeder gewezen hoe ze met die klok moest omgaan, maar ze keek niet naar wat ik deed. Kijk nu goed wat ik ga doen. Aan die knop aan de achterkant moet je draaien, dan begint hij te lopen.’ Hij deed de klok in het doosje en gaf hem aan Rudi. Rudi nam hem mee en ging naar de markt, kocht een zak rijst, zette hem op zijn hoofd en ging weg. Onderweg werd hij moe en rustte toen een poosje uit op een bank langs de weg. Toen nam hij de klok en zei: ‘Luister naar mij. Omoe heeft gezegd dat, wanneer ik aan die knop aan de achterkant draai, je begint te lopen. Ik vermoei mij voor niks. Ik zet die zak rijst nu in mijn zijde en dus heb ik geen plaats voor jou. Ik zal je hier achterlaten, dan kun je naar huis lopen.’ Toen hij thuiskwam, vroeg moeder hem: ‘Waar is die klok?’ Rudi antwoordde: ‘Wel moeder, ik heb hem op de bank langs de weg achtergelaten. Ik heb tegen hem gezegd dat hij zelf naar huis moest lopen.’ Moeder zei: ‘Jij domoor! Hoe kan die klok zelf naar huis lopen? Hij heeft toch geen voeten?’ Ze nam een zweep en zweepte hem en zei: ‘Ik geef je niet voor niks te eten, en stuur je ook niet voor niks naar school. Als ik iets niet weet, moet jij me helpen. Het kan me niet schelen wat je wil zeggen. Het is al laat, maar jij gaat naar school. Hier is je tas en snel!’ Rudi zei: ‘Moeder, u hebt gelijk. Maar wilt u dat de juffrouw mij weer straf geeft? Moeder, ik houd van u. Ik zal een nieuwe klok voor u kopen.’ Moeder keek Rudi aan en begon te huilen. Ze | |
[pagina 34]
| |
zei: ‘Mijn zoon, vergeef me wat ik je heb aangedaan. Ik heb vanmorgen ruzie met je vader gemaakt en heb het nu op jou gemunt. Als hij terug komt, zal ik het weer goed maken. Maar jij ben mijn enige kind. Neem dit geld hier en ga die klok kopen. Je hoeft niet meer naar school te gaan.’ Rudi ging die klok kopen. Toen hij thuiskwam, waren zijn ouders met elkaar aan het praten en ze schaterden. Hij gaf moeder die klok. Moeder zei dat hij hem zelf kon regelen. Toen hij klaar was, zei vader: ‘Mijn zoon, je bent een knappe vent.’ Rudi keek zijn moeder aan en ze zei: ‘Ja mijn zoon, hij heeft gelijk.’ De volgende dag op school vroeg de juffrouw: ‘Waarom ben jij gisteren niet gekomen?’ Rudi vertelde haar alles wat er gebeurd was. Zij keek Rudi aan, lachte en zei: ‘Iedere keer hoor ik een andere klacht.’ |
|