stel Coremans-De Vriendt. Als het er nu op aankwam, bestreed baron Surmont, in gezelschap van zijn katolieke kollega's van Ieper in het parlement, het voorstel als ongrondwettelijk, ontoepasselijk, overdreven. Hugo Verriest liet het hem horen en pakte bij die gelegenheid de hele bende Ieperse schoonweermakers in huis:
‘Dat is de oude Surmont niet.
Wat of wie er daar bachten?
Aardig ook het gevolg daarvan voor Ieper en het Iepersche.
Stad en streek zitten in 't ongemak, en durven, over kwestie van kiezing, noch handelen, noch spreken, noch... peizen.
Wat gedaan?
Wat zal er gebeuren?
Belet wel in geheel het Iepersche, niemand die over kiezing spreken of piepen durft; niet uit benauwdheid of dwang, maar uit ongemak.
Hooger wereldlijke overheid - zwijgt.
Hooger geestelijke overheid - zwijgt.
Pastors en priesters - zwijgen of zeggen: Sst!’
En hij verduidelijkt deze gedachte de week nadien in een artikel, dat zijn levensleuze als titel draagt: ‘Ons volk moet herleven.’
‘Moest het gebeuren dat de wet wederom verworpen en de vlamingen weer naar Brussel geroepen worden, en wilden wij onderpastoors en Pastoors een woordeken zeggen: Geheel Vlaanderen staat op, en Brussel zou - geen vijftien duizend - maar honderd duizend Vlamingen door zijne straten zien stroomen...
Wat zou het zijn kwam er een woord, een enkel woord van een onzer bisschoppen!
God spare mij! het ware de zondvloed!’
Het woord dat de sluizen van de zondvloed moest openzetten, is achterwege gebleven.