Verzameld werk 2
(1959)–Filip de Pillecyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
elk mondvol voelde Pieter Fardé de ijlheid van zijn ingewand verminderen, en korte tijd daarna kwam, voor het eerst sedert vele dagen, het aangenaam gevoel over hem van een weldoende spijsvertering. Hij voelde zich welig tussen zijn pakken, op die brede, verduldige rug en viel terug in een voldane sluimer. Twee uren voor zonsondergang werd hij weer wakker toen de karavaan in beweging kwam, want het was de tijd van de schroeiende hitte en de koelte van de nacht werd voor de reis benuttigd. Zes dagen lag Pieter Fardé op de olifant. Hij werd liefderijk verzorgd en eens te meer overdacht hij de geschiedenis van de barmhartige Samaritaan. Over dag als de hitte te hevig was werd hij van tussen de pakken naar beneden gehaald en gelegd in de schone donkere plek van de schaduw, 's Nachts lag hij, in de uren van halve slaap, te luisteren naar de plechtige stem van de woestijn tot het ritme van de karavaan hem weer inwiegde. Na de zesde dag voelde hij zich sterk genoeg om samen met de gemene man de lasten van de mars te dragen. Het was hem een genot zijn lichaam de weldaad van de beweging te laten genieten. Dikwijls, in die heerlijke nachten vol afgronden van azuur met goud doorspikkeld, kwam de bevelhebber der karavaan naast hem. Zelfs als hij niet met Pieter Fardé sprak was zijn stap een geliefd gezelschap. Maar herhaaldelijk ook geraakten de mannen in gesprek, een sober gesprek waarin elk iets van het beste dat in hem lag trachtte te schenken aan zijn gezel. Pieter Fardé ondervond dat die Moor zo onberispelijk van levenswandel en zo geoefend in de natuurlijke deugden was als hij in zijn eigen land er haast geen had aangetroffen. En vermits, waar twee zulke mensen elkaars ziel beroerden in het aanschijn van zulke nachten, de bronader van het leven niet onbesproken kon blijven, wees de bevelhebber van de karavaan vol eerbied naar het oosten en zegde met diep keelgeluid het woord Brachmanni. |
|