De vertrouwdheid tussen bouwmeester en werkvolk was er al spoedig. En pas was de vertrouwdheid er of Pieter Fardé begon zijn bekeringswerk. Dat ging er niet toe als op het schip. Bij ruzie en kijverij kwam zijn kalm woord en zijn verwijzing naar hoger, en al verstond het rumoerige volkje niet altijd wat hij zei, toch zagen zij alras dat het om hun bestwil gebeurde.
Voor de arme, zwarte heidenen prediken was een onbegonnen werk. Hadden zij de schone dingen begrepen die Pieter Fardé hun vertelde van Jezus-Kristus, de gekruisigde, die de slavendood gestorven was uit liefde voor de slaven, dan hadden zij wel graag nog een plaatsje bijgemaakt in hun reeds zo ruime aanbidding. Maar de erfelijkheid van het juk woog te zwaar op hun geest.
Aan de Joden had Pieter Fardé een zwaar stuk werk. Die kenden te veel teksten en die tekstenkennis verving de godsdienstige overweging zoals een overvloed van spreuken en zegswijzen de plaats van de redenering bij vele mensen inneemt. Pieter Fardé konfronteerde hun profeten; vanaf Mozes en Malachia liet hij ze preken om aan te tonen dat Kristus de verwachte en de begroete was.
De Moren wisten weinig buiten hun berusting in Allah. Voor hen betekende de grote boodschap van Pieter Fardé een andere rangschikking in de orde van hun godsdienstige grootheden. Zonder al te veel moeite brachten zij Jezus, de zoon van de Maagd, op de eerste plaats van hun aanbidding en gingen verder voort in ongeluk en tegenspoed geduld te oefenen bij de naam van de profeet. Zo onvolmaakt deze bekeringen ook waren omdat in het gemoed van de man de roepstem van het kind blijft doorklinken, toch was Pieter Fardé uitermate verheugd over de uitslag. In drie, vier weken bekenden tweehonderd slaven de lering van Kristus. En meer misschien dan dit alles: Soera Belijn zelf, de gestrenge in eerlijkheid, kwam door de bewondering van zijn slaaf tot de lering van de Minderbroeder over. Hij