Onder den hiel(1920)–Filip de Pillecyn, Jozef Simons– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Vredestoet te Mainz Wij stonden in een cirk. Dansende kemel Op maat van een viool. Eensklaps gewemel Van dringend volk ten nauwen ingang uit: ‘De vrede is geteekend!’ Vreemd geluid Van stemmen, hoefgetrappel, van bazuinen, Dat aanschokt als uit verre wondertuinen. Daar zijn ze! Majestatisch, glinstrend oog, De koperkleurige Arabieren, hoog Op hunne witte trippelende paarden Verblind en schichtig, want door 't duister waarde, Alom den stoet, het valsche smookrig licht Der fakkelvlammen lekkend om 't gezicht Van duizend blauwe zegedronken Franschen. Trompetten vóór, bazuinen achter, dansen De mannen wild de witte paarden na... Voorbij de stoet; ver weg dreunt nog ‘Hoera!’ Nabij de brug over het stille water Van de ouden Rijnstroom, nog in feldgrau, staat er Een jonge Duitscher, bleek, en knarsetandt; Zijn duister oog volgt aan den overkant Den rooden schijn, het overwinning-vieren Van den Fransoos en van die Arabieren... Dan, Gretchen aait hem, Gretchen kust hem zacht En bei verdwijnen in den donkren nacht. Vorige Volgende