Onder den hiel(1920)–Filip de Pillecyn, Jozef Simons– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] De kerkuil van Nieuwcapelle De kerkuil van Nieuwcapelle Is wijs, want grijs en oud; Zijn toren is neergeschoten, Nu huist hij in het hout. Eerst was hij overgevlogen Het dichte Vrijbosch in; Doch 't zat er al vol Duitschers En 't was er niet naar zijn zin. Weer woont hij op de parochie Op den tak van een vlinderboom En viert aan zijn spottend krassen Des nachts den vollen toom. Hij speurde mij gisteren avond Op wacht bij ons log kanon; En zette zich hoog in het maanlicht Op een wiegenden tak - en begon: ‘Zijt gij ook één van die helden Die kerken neerschiet en juicht! Die mannen vermoordt, en vrouwen Uithongert, en kinderbloed zuigt? Gij vecht voor de fransche beschaving! De Pruis voor de Duitsche kultuur!! Moet daarom menschenbloed stroomen Nu jaar en dag, dag en uur? Aartsdom vind ik het mensch-dom Barbaarsch en grof en vuil, Ja, kanonnier, dat zeg ik u, Al ben ik maar een uil!’ Ik ben er van onder getrokken Met wee en schaamte belaan, En 'k heb dien nacht mijn wake Niet reglementair gedaan. 26 Juni 1918. Vorige Volgende