Onder den hiel(1920)–Filip de Pillecyn, Jozef Simons– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] II J. Simons Dissonanten ‘LA GUERRE! Mais est-elle autre chose que ces disputes comiques d'enfants dont nous rions, sachant bien qu'elles sont éphémères et sans portée!’ Henry Bordeaux. La Jeunesse Nouvelle, bl. 246. [pagina 23] [p. 23] Ignoto Door het klein Normandisch stadje Kruipt de lijkstoet grafwaarts toe; 't Is een koude winterhemel En de trom slaat tap-tap-toe.... Wijl het moet, en onverschillig Volgt de compagnie het lijk, Van bedroefdheid of van deernis Speur ik nergens blik noch blijk. Vluchtling eerst-dan arm recruutje, Viel hij ziek na korten tijd; Zonder vrienden -onbekend nog, Wien of er zijn doodgaan spijt? 't Paard alleene, dat de lijkkar Trage trekt vooraan den stoet, Nijgt, bij 't sein der treurklaroenen, Dieper neer zijn ruigen snoet. En ik peins op wat men vond, dààr Op zijn hart, dien gelen brief, Door een vrouwenhand geschreven: ‘'k Heb u, beste, toch zoo lief!..’ Barneville, 12 Dec. 1916. Vorige Volgende