Theoretische spraakkunst der Papiamentsche taal
(1898)–Antoine Pijpers– Auteursrecht onbekend
[pagina 29]
| |||||||||||||
gen, dat 't Papiamentsch wordt uitgesproken zooals het geschreven staat.
A. – Deze letter wordt uitgesproken, zooals de Hollandsche A, b.v.
B. – Deze letter klinkt als de Hollandsche B. N.B. De Spaansche V, door een' klinker gevolgd, klinkt gewoonlijk in 't Papiamentsch als B en zulke woorden worden ook met eene B geschreven, b.v.
C. – De c, gevolgd door a, o of u (of door een medeklinker, behalve de h) klinkt als de Hollandsche ‘k’, b.v.
Gevolgd door c of i, klinkt ze als onze z, b.v.
Ch. – Deze letter is heelemaal vreemd voor de Hollanders. De Ch luidt als tsj, b.v. kind – mucha (mutsja). | |||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||
E. – E wordt somtijds als ee (leven) en dan weer als e (pet) uitgesproken. Somtijds is 't moeilijk te weten, hoe men een woord moet uitspreken, b.v.
In cabes klinkt de e als de Hollandsche e in meel en in trompet als de Hollansche e in trompet. Daarom zal 't wel goed zijn, de korte e altijd te accentueëren dus trompét.
G. – G aan het begin van een woord, klinkt gewoonlijk als de Duitsche g in de woorden Gabel, Geben, of als eene zeer zachte, uitermate zachte ‘k’, b.v.
Zulke woorden zijn meestal van Spaanschen oorsprong. In woorden van Nederlandschen oorsprong, waarin eene g voorkomt, klinkt de g als Hollandsche g, b.v.
H. – De Papiamentsche ‘h’ is bijna altijd stom, dus, de woorden, waarin eene h voorkomt, worden uitgesproken alsof die letter er volstrekt niet in stond, b.v.
Zulke woorden zijn ook meestal van Spaanschen oorsprong. In, uit 't Hollandsch afgeleide weer woor- | |||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||
den, klinkt de H als ieder ander letter, b.v.
I. – Deze letter klinkt in 't Papiamentsch als ie, b.v.
J. – Sommigen gebruiken deze letter gewoonlijk als in 't Spaansch. In 't Spaansch vormt de j, een zwaar keelgeluid, zooals de ch in in 't woord kachel, b.v.
Dit is echter verkeerd, 't zou beter zijn de j als de Hollandsche en dan weer als de Spaansche j te gebruiken. In woorden van Spaanschen oorsprong kan men de j als de Spaansche j en in, uit 't Hollandsch afgeleide woorden, zooals de Hollandsche j gebruiken, b.v.
K. – In woorden van Hollandschen oorsprong gebruikt men de k, anders gebruikt men de c meestal, b.v.
Q. – Deze letter wordt heel weinig in 't Papiamentsch gebruikt. Woorden, die in 't Spaansch met eene q geschreven wor- | |||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||
den, schrijft men in 't Papiamentsch met k, b.v. Wie? – ken? (Sp. ¿Quién?)
R. Aan 't begin van een woord klinkt de R scherp, b.v.
R luidt echter zeer zacht – of in 't geheel niet – aan 't einde eener lettergreep, b.v. Schaap – carne.
U. – De Spaansche U luidt gewoonlijk als de Hollandsche Oe. Toch wordt oe somtijds ook gebruikt, b.v.
Y. – Y wordt aan het begin en in het midden der woorden als medeklinker uitgesproken, en heeft dan den klank der Hollandsche j, b.v. reeds – ya. |
|