Theoretische spraakkunst der Papiamentsche taal
(1898)–Antoine Pijpers– Auteursrecht onbekend
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||
van de aanvoegende wijs, ondergaat de vorm van de onbepaalde wijs niet de minste verandering. 1. In den tegenwoordigen tijd worden alle werkwoorden vervoegd met behulp van ta, b.v.
| ||||||||||||||||||||
Uitzonderingen.
Zooals wij uit bovenstaande voorbeelden zien kunnen, worden deze werkwoorden zonder ta achter het onderwerp geplaatst. 2. De onvolmaakt verleden tijd heeft tabata voor de onbepaalde wijs, b.v.
| ||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||
3. De volmaakt verleden tijd en evenzo den meer dan volmaakt verleden tijd drukt men uit met a voor de onbepaalde wijs, b.v.
4. De toekomende tijd geeft men te kennen door de onbepaalde wijs met lo te verbinden, b.v.
5. De tweede toekomende tijd vormt men met lo a geplaatst voor de onbepaalde wijs, b.v.
|
|