Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 935]
| |||||||
Verantwoording | |||||||
[pagina 937]
| |||||||
I De tekstenDit boek bevat nagenoeg alle gepubliceerde teksten van Willem Pijper. Het zoekwerk in Nederlandse (kranten)archieven heeft tot op heden 761 teksten opgeleverd,Ga naar voetnoot1 die in principe in chronologische volgorde worden gepresenteerd, tenzij het gaat om de volgende categorieën:
Dat Pijpers programmatoelichtingen op werk van anderen wèl in chronologische volgorde in het corpus zijn opgenomen, pakt gunstig uit in de uitzonderlijke gevallen dat Pijper voor een concert zowel de toelichting vooraf als de recensie na afloop leverde. Doordat deze teksten direct na elkaar te lezen zijn, kan men zich een mening vormen over Van Gilses verwijt aan Pijper dat hij in de toelichting een voorschot nam op de kritiek na afloop (zie Een ander licht op de ‘Utrechtse Muziekoorlog’, lx). Van het grote aantal lezingen dat Pijper gedurende zijn leven heeft gegeven, zijn in Het Papieren Gevaar alleen de voordrachten opgenomen die integraal zijn gepubliceerd. Zoals vermeld in de Inleiding, is Pijper menigmaal verwikkeld geraakt in een discussie. Waar nodig zijn in HPG ook de teksten afgedrukt van anderen waarop hij reageerde. Typografisch zijn ze onderscheiden van Pijpers teksten door een kleinere letter. In 1924 verscheen in Londen bij J.M. Dent A Dictionary of Modern Music and Musicians onder redactie van A. Eaglefield-Hull. Pijper schreef voor dit naslagwerk de lemma's over Nederland en Nederlandse musici. Hetzelfde deed hij ook voor Das neue Musiklexikon, de Duitse versie van de Dictionary die twee jaar later verscheen onder redactie van Alfred Einstein. De bezorger heeft ervoor gekozen deze lemma's | |||||||
[pagina 938]
| |||||||
niet op te nemen in Het Papieren Gevaar, omdat de feitelijke en nu gedateerde informatie niets wezenlijks toevoegt aan de huidige publicatie. Wel is het interessant om te zien welke componisten al dan niet behandeld werden in deze naslagwerken, omdat de kans groot is dat Pijper bij de keuze een belangrijke rol speelde. Bijlage 4 geeft een namenlijst van de besproken componisten. | |||||||
De Quintencirkel en De StemvorkPijpers bekendheid als schrijver over muziek is vooral te danken aan de publicatie van twee bloemlezingen. In 1929 werd hem door uitgeverij Querido gevraagd om zijn belangrijkste essays te bundelen. Vanwege het succes van deze eerste bloemlezing, De Quintencirkel, werd hij een jaar later in staat gesteld een tweede bundel samen te stellen: De Stemvork. In de bundels verschenen in totaal 26 teksten, geschreven tussen 1924 en 1930. (Voor een overzicht van de inhoud zie Bijlage 3, HPG 2, 922-927.) Bij het compileren redigeerde Pijper zijn eerder geschreven artikelen soms minimaal, soms ingrijpend. Daardoor bestaan er van die teksten verschillende versies, hetgeen interessante gegevens oplevert met betrekking tot Pijpers inhoudelijke en stilistische ontwikkeling. Bij de speurtocht naar Pijpers teksten waren De Quintencirkel en De Stemvork belangrijke hulpmiddelen, omdat men ervan uit kon gaan dat alle geselecteerde teksten eerder waren verschenen, en dat hij voor beide bundels geen nieuwe teksten had geproduceerd. Op twee tekstfragmenten uit De Stemvork na is van alle teksten inderdaad de oorspronkelijke vindplaats getraceerd. Van De Quintencirkel zijn vier drukken verschenen, waarvan twee na Pijpers overlijden in 1947. Van de eerste druk (1929) bestaat een gebonden uitgave in linnen band en een goedkope ingenaaide uitgave met papieren omslag. Van de tweede druk (1931) bestaat een gebonden uitgave in linnen band en een goedkope uitgave met hard omslag. In die tweede druk heeft Pijper een beperkt aantal correcties doorgevoerd, die in latere drukken zijn overgenomen. De derde druk (1948) is een gebonden uitgave met een foto van Willem Pijper tegenover de titelpagina. Van deze druk verscheen ook een goedkope uitgave met zachte band. De vierde druk (1964) is vermeerderd met drie essays uit De Stemvork (‘Tonaliteitsproblemen’, ‘Het muzikaal absolutisme’ en ‘Muziek en nationaliteit’). Het is een paperback (Reuzensalamander), waarbij de teksten zijn overgebracht in de toen actuele spelling. De Stemvork moet in september of oktober 1930 zijn samengesteld. Pijper heeft er namelijk nog een artikel in verwerkt dat in augustus 1930 in De Muziek verscheen (‘De Vliegende Hollander op de Kager Plassen’). Bovendien schrijft hij in de inleiding tot het essay ‘Vier jaren hedendaagse muziek’ dat de indrukken van het laatste muziekfeest in Luik nog moeten bezinken. Dat ISCM-festival vond plaats van 1 tot en met 8 september 1930. In HPG zijn de teksten opgenomen volgens de laatste door Pijper gecorrigeerde versie. In geval van de artikelen die hij in De Stemvork bijeen bracht, gaat het dus om | |||||||
[pagina 939]
| |||||||
de lezing van 1930; bij de in De Quintencirkel gepubliceerde stukken om de redactie volgens de door de auteur gesuperviseerde tweede druk. De teksten uit de beide bloemlezingen zijn chronologisch geplaatst naar het moment van eerste verschijning. Inhoudelijk belangrijke verschillen tussen de oorspronkelijke en de definitieve versie worden in HPG in de voetnoten vermeld, waarbij de wijzigingen gecursiveerd worden weergegeven. Fragmenten uit de oorspronkelijke tekst die door Pijper in De Quintencirkel of De Stemvork zijn weggelaten, zijn in HPG tussen ‘en’ teruggeplaatst. Meermaals heeft Pijper verschillende teksten en tekstfragmenten zodanig samengevoegd voor opname in De Quintencirkel of De Stemvork dat daardoor als het ware nieuwe beschouwingen zijn ontstaan. Het gaat om vier essays in De Quintencirkel: ‘Mechanische muziek en virtuozendom’, ‘Igor Stravinsky’, ‘Arthur Honegger’ en ‘Darius Milhaud’, en om drie teksten in De Stemvork: ‘De Vliegende Hollander op de Kager Plassen’ en de onderwerpen ‘Zürich’ en ‘Frankfurt’ in het overzichtsartikel ‘Vier jaren hedendaagse muziek’. In deze gevallen zijn zowel de oorspronkelijke teksten als de ‘nieuwe’ teksten uit de bloemlezingen opgenomen, waar mogelijk onmiddellijk na elkaar. Om verschillende redenen bleek dat voor een viertal teksten niet wenselijk en is voor een andere aanpak gekozen. Terwijl de oorspronkelijke teksten hun plaats innemen in het chronologisch geordende corpus, zijn de ‘montages’ zoals door Pijper in zijn bloemlezingen gepubliceerd, te vinden in Appendix Q&S (HPG 2, 845-863). Het gaat om ‘Mechanische muziek en virtuozendom’, ‘Arthur Honegger’, ‘Darius Milhaud’ en de inleiding op ‘Vier jaren hedendaagse muziek’. In de voetnoten wordt de keuze voor het opnemen als bijlage toegelicht. | |||||||
Ontbrekende tekstenHet Papieren Gevaar is niet compleet, aangezien verscheidene teksten waarvan het bestaan uit andere bronnen bekend is, tot op heden niet zijn teruggevonden. Om te beginnen ontbreekt een aantal van de naar schatting 32 programmatoelichtingen die Pijper tussen 8 januari 1919 en 7 januari 1920 schreef voor de Tivoli-Gids. Omdat dit deel van het Tivoli-archief verloren is gegaan, zijn alleen die teksten overgeleverd die in andere collecties bewaard zijn gebleven. Zo zijn alle toelichtingen die Pijper schreef voor concerten van het Utrechtsch Stedelijk Orkest teruggevonden in het U.S.O.-archief in Utrecht. Het zijn Pijpers toelichtingen op de kamermuziekconcerten in Tivoli die grotendeels verdwenen zijn, met uitzondering van de programmaboekjes die bewaard zijn gebleven in de persoonlijke archieven in het NMI van Evert Cornelis en Charles van Isterdael. Uit brieven aan Emmy van Lokhorst blijkt verder dat Pijper eind 1925, begin 1926 bijdragen leverde aan de Cetem, een zondagavondblad dat op 18 november 1923 voor het eerst verscheen en tot na de Tweede Wereldoorlog is blijven bestaan. In de paar incomplete nummers van de Cetem die bewaard gebleven zijn in het | |||||||
[pagina 940]
| |||||||
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam, staat geen woord van Pijper. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat we ooit zullen weten hoeveel bijdragen Pijper leverde, laat staan dat ze worden teruggevonden. In 1922 richtte fluitist Cor Kwant samen met Willem Pijper het Utrechtsch Sextet op, waarvoor Pijper een jaar later zijn Sextet componeerde. De enige programmatoelichting die van dit ensemble is overgeleverd (22 april 1923), werd geschreven door Pijper. Aan te nemen valt dat hij ook voor de andere concerten de toelichtingen schreef. Mogelijk duiken er in de toekomst nog sporen van op. Tenslotte is de oorspronkelijke vindplaats van twee tekstfragmenten uit De Stemvork niet getraceerd: een paar alinea's over Schönberg in ‘Vier jaren hedendaagse muziek (Zürich 1926)’ en een belangrijk deel van ‘De Vliegende Hollander op de Kager Plassen’ (zie de voetnoten aldaar). |
|