Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdUit Amsterdam.
| |
[pagina 321]
| |
Naam?” En God zeide tot Mozes: “Ik zal zijn die ik zijn zal.”’ Duidelijkheidshalve nam de auteur een Latijnse interpretatie van deze niet zeer heldere plaats. Maar noch het een, noch het ander kwam de muziek ten goede, die wij trouwens reeds lang, en in betere gedaanten, uit befaamde en minder vaak gehoorde meesterwerken kenden. Het muziekstuk van Nico van der Linden verandert de situaties in componerend Nederland niet in het minst...Ga naar voetnoot341 Behalve Dopper dirigeerden nog: Fritz Busch, die een goede uitvoering van Regers Mozart-variaties gaf en die dermate uit het hoofd dirigeert, dat niet alleen de partituur, maar zelfs de leiderslessenaar spoorloos verdwenen bleek - wat sommigen een ietwat onaf schouwspel achtten. Ik weet niet of men op deze wijze ooit tot het orkest zonder dirigent, waarmee men in Moskou de kunst tracht te dienen, komen kan - wellicht is het een begin.Ga naar voetnoot342 Busch evenwel maakt zo vele en zo vermoeiende gebaren, dat wij een concert onder zijn leiding nog geen ongestoord genot durven te noemen. Gastdirigent Willem van Hoogstraten heeft min of meer verschlagen und vertan. Het ziet er krampachtig en onrustig uit en het klinkt uitermate onvast. Hij dirigeerde een heel programma Brahms (de Akademische Festouvertüre zwierf tussen ettelijke tempomodificaties heen en weer) en een avond Schubert-Moesorgski-Stravinsky (L'oiseau de feu).Ga naar voetnoot343 Ignaz NeumarkGa naar voetnoot344 dirigeerde een gemengd (Strauss-Dvořák-)programma. Dit orkestleiden ziet er veel beter uit, doch het klinkende resultaat laat eveneens het een en ander te wensen over. Exactheid, bijvoorbeeld, en een rustige tempowijziging. Ook bereikt hij nooit een pp. Voor de gebeurtenis had Alexander Schmuller gezorgd. Hij had twee noviteiten meegebracht: een paar dansen uit Nusch-Nuschi, het ballet van Hindemith - amusante, loslopende gebruiksmuziek - en drie fragmenten uit L'amour des trois oranges van Prokofjev. Lichtelijk vroeg-Stravinskyaans, een beetje ordinair (de Mars). Maar toch zeer de moeite waard om te horen. Schmuller dirigeerde zijn kleine nouveautés ook met veel entrain en een ontwapenend plezier in het - niet bijzonder gewichtige - gevalletje.Ga naar voetnoot345 De solisten. Schmuller, met het concert van Mendelssohn; Elly Ney (Brahms nr. 2), Meta Hagedorn, die zeer gelukkig met het Concert van Schumann debuteerde (eerste deel rijkelijk langzaam) en Margarete Wit, die het obligaat uit Strauss' Burleske muzikaal en artistiek speelde. Rudelsheim trad op met het Concert van Bruch; Dina Italie speelde - muzikaal, technisch en psychisch zeer onvoldoende - de Variations symphoniques van Franck. Dit was het voornaamste. | |
[pagina 322]
| |
Men heeft de opmerking gemaakt dat de bijschriften in de programma's aan het doel: oriëntatie te verschaffen aan de niet deskundige bezoekers van de volksconcerten, niet zeer goed beantwoorden wilden. Over het epineuze probleem der programmabijschriften zou nog veel te schrijven zijn. Maar het is wel zeker dat opstellen als dat over Wagner, met de op zichzelf geenszins onjuiste kwalificatie van hapax legomenon, voor een eenvoudig, niet snobistisch publiek minder geschikt lijken. Zo is er meer. Ik vraag mij af of het mogelijk zou kunnen zijn op den duur programma-inleidingen te schrijven zonder technische instructies, alleen maar esthetisch, of uitsluitend lyrisch. Ik geloof dit niet. Tenslotte wil men toch niet principieel om de zaken heen schrijven - maar als het eenmaal zover gekomen is, heeft men in abstracto reeds een publiek van geïnitieerden. Of van snobs... |
|