Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdTuinconcert - Strauss-orkest
| |
[pagina 687]
| |
konden we meesterwerken als deze Schöne blaue Donau, Wiener Blut, Wein, Weib und Gesang slechts betrekken van een pover geoutilleerd strijkje, dat nog nooit in Wenen afgeluisterd had hoe men in een Wiener Walzer behoort na te slaan (de vraag, bovendien, of ze het als goede en ronde Hollanders geleerd zouden hebben...). En gisteravond was daar een zeer voldoende getraind orkestje, dat op de kwetsbare plekken, eerste strijkers en blazers, heel goed verzekerd was. Was daar bovendien de leiding van een zo klassieke, zo onwaarschijnlijk historische naam als die van Johann Strauss. Dat nu dat dirigeren, en dat Vorgeigen, nogal dunnetjes was, doet er achteraf minder toe, nietwaar? Zoals gezegd: men speelde een aantal van de ‘onsterfelijke’ walsen van Johann Strauss. Bovendien nog een paar potpourri's en ouvertures in onvervalst Wener dialect (Von Suppé, Komzák). Nog een paar wel zeer zoete actualiteiten: Wien, du Stadt meiner Träume en Benatzky's Wiener Lied. En men eindigde met een Schrammelmarsje.Ga naar voetnoot164 En nu wenste ik wel dat ik, in deze paar regels, bij benadering aan kon duiden, hoe hoog het gehalte aan muziek in die twaalf, veertien simpele mopjes wel was! Ach, we hebben onze epitheta zó afgeslepen op de ernstige symfonieën, de hemelbestormende ouvertures en de hemeltergende opera's ‘van het repertoire’, dat ze een zo directe uiting als die walsen, polka's en marsen niet meer versieren kunnen... Jammer voor de symfonieën, et cetera. Het geheel heette ‘een avond in Wener Prater’ (het lidwoord was blijkbaar, als contrabande, aan de grens opgehouden). Toch wat lichtvaardig gekozen, meen ik. De maan en de kastanjebomen waren even willig als internationaal. Maar er werd verder nogal wat veel aan onze fantasie overgelaten: het Riesenrad, de schiettenten, de rodelbaan (neen, ik vergeet de poffertjeskraam niet!) - en, misschien, de mentaliteit van de bezoekers van het Wurstelprater? Ik weet wel, men moet niet te veeleisend willen zijn. En, als plaatsvervangers voor de kermissfeer die het Wiener Wurstelprater zijn allereigenaardigst cachet geeft, op zondagavonden en dergelijke, past het wel thans in de krant de bellen onzer goede trams, de autohoorns en claxons en het ijscogongetje te herdenken. Zij, met hun allen, riepen waarschijnlijk meer Prater-reminiscensen op (kop van Jut, carrousel en toeters à een Krone) dan de Strauss-walsen van Johann Strauss... Een Wiener, ‘qui se respecte’, gáát ook eenvoudig op zondagavond niet ins Prater! Veel te veel kans op zakkenrollerij en zo. Wat alweer leert dat alle zaken betrekkelijk zijn. Ik meen overigens dat wij, Hollanders, gemotiveerde vertoorndheden uitslingeren aan het adres der rijke Amerikanen, wier begrip Holland culmineert in Marken and Broek in Waterland. Ik zou me, van mijn Weense vrienden, analoge verstoordheden kunnen denken naar aanleiding van dit provisorische pratertje-langs-de-kant. Wie weet, komt de een of andere impresario niet met een quasi authentieke Schrammelabend of wasechte Tiroler Schuhplättler. Ik wenste wel dat de arme kerels hier wat fabuleuze Hollandse guldens verdienden! Knappe musici waren dit tenminste allemaal. |
|