Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 557]
| |
Gisteren kreeg ik het laatst verschenen werk in handen van mijn voorganger J.S. Brandts Buys. Het is een pre-advies voor het congres (gehouden in juni van dit jaar) van het Java-Instituut en het handelt ‘Over de ontwikkelingsmogelijkheden der muziek op Java’. Het trekt mij aan om over dit buitengemeen belangrijke stuk werk van Hollands beste musicoloog binnenkort een kroniek te schrijven - zo ooit iemand, dan is thans hij de man om door regeringsopdracht in staat gesteld te worden de onvermoede schatten aan oosterse muziek te verzamelen - thans, vóór Java zijn cultuur in de steek laat voor de bioscopen en confectiemuziekjes. En door iemand van zijn universele ontwikkeling, zijn beangstigend felle indringingsvermogen, zijn singuliere, niet aan een bepaalde schoonheidsperiode gebonden muzikaliteit. Maar het is niet over de negentig bladzijden beschouwing der Indonesische muziek dat ik het wilde hebben. Ergens trekt J.S.B.B. een parallel tussen de westerse en oosterse manier van muziek voelen. En toen men gisteravond Brahms' Eerste symfonie speelde, moest ik aan de scherpe waarheden denken die hij in dit verband noteert. Men leze en overpeinze: De kunsten komen diep uit het hart en de ziel ener samenleving gegroeid. Alleen wie zelf deel, vezel van het zielshart ener samenleving is, kan haar kunstenaar worden. Maar dat is niemand die niet in haar geleefd heeft van klein af. Merk op dat B.B. óók Brahms niet noemt bij de ‘grote dominerende westerse componisten’. Merk ook op dat Brahms' meest beminde lectuur was van Paul Heyse, Gustav Freytag, Gottfried Keller; dat hij, vertellen zijn biografen, vierentwintig jaargangen | |
[pagina 558]
| |
KladderadatschGa naar voetnoot380 verzamelde. Merk op dat hij óók last had van de drie B's - doch bij hém heetten ze: Bach, Beethoven, Bismarck. Nooit ging hij op reis zonder Bismarcks redevoeringen of brieven in zijn tas mee te nemen. Neen. J.S.B.B. heeft (als altijd) gelijk:Ga naar voetnoot381 Brahms was geen scherp, veelomvattend intellectueel. Maar Brahms was óók geen der dominerende westerse componisten van de laatste tijden. Trouwens, dat is al eens vaker vastgesteld. Doch wel, en zeer klaarblijkelijk is Brahms' kunst de uiting ener ‘ontstellend ingewikkelde, verwikkelde, verwarde maatschappij’. Daarom bleef ze, als publiek bezit, ook nog zo actueel... Wat zullen wij van Van Raaltes reproducties schrijven? Opera? Ja, ook, maar toch anders, meer. Van de opera was het plezierige ‘alleszalrechkom’ - daar mocht eens een hobo een maat te vroeg inzetten - dat ‘vond zich’ wel weer. Maar het is duidelijk, en secuur. Van Raalte weet precies wat hij bereiken wil en hij bereikt dat dan ook met het proverbiale minimum. Ik heb bewondering voor zijn muzikantschap; in zijn praktijk aan de opera komt hij, dunkt mij, niet licht tot memoreren van symfonieën van Schubert of Brahms. Maar hij leek, de gehele avond, volkomen zeker van zijn zaak. Het scheen mij toe dat men zeer weinig gerepeteerd had, dat er weinig gelegenheid was geweest om aan elkaar te wennen - dit was merkbaar aan de gespannenheid der orkestmusici, aan hun erbij zijn, aan de nerveuze accuratesse. Het compliment dat Van Raalte na Schubert de heren maakte, was verdiend. Overigens nog zo ongeschikt niet, repertoirenummers niet doodgestudeerd uit te voeren: de belangstelling van het orkest is frisser. Het is alleen maar jammer dat men zich dan streng aan het repertoire moet houden! Ik ben het, over het algemeen, met de dramatisering, schijnbare intensifiëring der gisteravond gespeelde muziek door middel van honderd en één opvallende tempomodificaties niet eens met de heer Van Raalte. Nikisch kan dat ook wel doen, doch dan lijkt het vanzelfsprekender, doch dan vind ik het ook nog niet mooi! Dit is de praktijk van Wagners Über das dirigieren, vergroot geprojecteerd. Dit is van buitenaf aangebracht, niet van binnenuit doorvoeld. Er is één ding dat ik erger vind en dat is het stompzinnige afjakkeren, opzeggen van een ‘klassiek stuk muziek’, zoals men het maar al te vaak hoort. Van Raalte staat daar boven - maar om behalve operadirigent ook concertdirigent te zijn, zal hij zich moeten matigen. Men moet de muzen niet onderling verwisselen, al dragen zij hetzelfde gewaad! | |
[pagina 559]
| |
Programma van het ‘buitengewoon concert’ ten bate van het Pensioenfonds voor de leden van het USO, dat op initiatief van Jan van Gilse was opgericht.
| |
[pagina 560]
| |
Jan van Gilse, dirigent en componist.
Willem Pijper, ongedateerd.
| |
[pagina 561]
| |
Het Concertgebouw-sextet bestaande uit Evert Cornelis (piano), Nic. Klasen (fluit), George Blanchard (hobo), Piet Swager (klarinet), J.S. de Groen (fagot) en Heike Tak (hoorn).
|
|