Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 552]
| |
De vraag die mij tot op dit ogenblik achtervolgt, is: hoe zal het publiek over twintig, dertig jaar tot Mahler staan. Het is namelijk met Mahlers symfonieën een eigenaardig geval: ze zijn hier in Holland in het repertoire opgenomen; ook Utrecht hoorde zelfs de Tweede en Derde (ofschoon het lang geleden is dat ze hier uitgevoerd werden); Mahler is voor het begrip van het voorlijke deel van het publiek welhaast klassiek. Maar ik geloof: te vroeg! Want het verzet dat tegen Mahlers muziek loskomt (neen, ik bedoel niet het stompzinnige ‘'t is zo'n lawaai, je krijgt er hoofdpijn van’ of ‘er staat zo weinig melodie in’...), is vooral het verzet der (steile) Hollandse mentaliteit tegen de geest dezer muziek: joods-mystisch, in de superlatief, en... Oostenrijks. Ik vrees: de Hollanders zullen Mahler altoos bij gedeelten blijven verstaan en liefhebben. Want wij kennen Mahlers artistieke antecedenten slechts ten dele. Nooit was het mij duidelijker dan gisteravond dat men in 's dichters land moet gaan om zijn tale te verstaan. Daarmee bedoel ik natuurlijk niet dat we allemaal op bedevaart zouden moeten naar Wenen of Kitzbühel - maar eenvoudig dat wij de symfonieën van Bruckner moeten leren kennen. Er is een peilloos diep wezensverschil - maar zoals voor ons, die Mahler doorgrond menen te hebben, Bruckners werk als het ware gecommentarieerd wordt door de symfonieën van Mahler, zo zou voor iedereen de kijk op Mahler machtig verhelderd worden wanneer men de oudere muziek van Bruckner door en door kende. Men zou leren onderscheiden, men zou leren overzien. Voor het grote publiek is Mahlers Derde nog een rapsodie, of een opera zonder theater. En daar is geen kans om helderder kijk te geven in wat losse krantenartikelen, geen kans om een oeuvre tot Publieks geestelijk bezit te maken door wat loslopende uitvoeringen. Daarvoor is nodig een campagne, een cultuur, zoals Mengelberg die heeft kunnen doorvoeren in Amsterdam. Wij in Utrecht ondergaan slechts flauwe rimpelingen van deze stoten - hoe kan het ook anders? Zo staat de schitterende uitvoering van de Derde, gisteravond, geïsoleerd in de annalen der Utrechtse muziekgeschiedenis. Het is een groot werk, groot in alle opzichten, deze symfonie - misschien wel Mahlers grootste. En ik kan het gehalte aan muziek niet nauwkeuriger aanduiden dan met Mahlers eigen woorden. Hij zegt, in brieven uit de tijd der Derde, over zijn werk onder andere: ‘Denke Dir ein [so] grosses Werk in welchem sich in der Tat die ganze Welt spiegelt - man ist sozusagen selbst nur ein Instrument, auf dem das Universum spielt. [...] Meine Symphonie wird etwas sein, was die Welt noch nicht gehört hat! Die ganze Natur bekommt darin eine Stimme und erzählt so tief Geheimes, das man vielleicht im Traume ahnt. Ich sage Dir, mir ist manchmal selbst unheimlich zu mute bei manchen Stellen und es kommt mir vor, als ob ich das gar nicht gemacht hätte...’Ga naar voetnoot371 Men kan, nadenkende over dit eigenmondige commentaar, veilig alle andere toelichtingen, analyses van het werk, divagaties over de geest ervan, achterwege laten. De Mahler-literatuur groeit met de dag en ik weet een halfhonderd religieuze, ethische, onwijsgerige, diepzinnige, dilettantische, heldere, duistere, bewonderende of onbenullige overpeinzingen over (delen van) zijn levenswerk, die ons de muziek geen | |
[pagina 553]
| |
haar nader brengen. De enige manier is: zoals Mengelberg het doet. En ik kan thans, terugdenkende aan deze zeer schone uitvoering, niet gaan schrijven over details. Noch van het werk, noch van de reproductie. Dit concert werd een der hoogtepunten van het seizoen. Ik kan mij ontslagen beschouwen van de plicht alle namen te noemen van hen die onder Mengelbergs leiding de wonderen hielpen verrichten. Tegen twee die men noemt, vergeet men er tien. Volstaan wij dus met Meta Reidel, die het Mitternachtslied volmaakt volgens Mengelbergs intenties zong; Zimmermann, die vele schone ogenblikken spon; Speets' posthoorn; de solotrombone... Maar laat ons van een muziekkritiek geen lijstje van de leden van het Concertgebouworkest maken... |
|