Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdAntwoord op een ingezonden brief van Cris Agterberg
| |
[pagina 383]
| |
een aanmerking volgen kan, om dan daarover in den brede uit te wijden; voor het vele goede dat dikwijls aanwezig is, blijft dan geen plaats of tijd meer beschikbaar, zodat dit dan nog even slechts terloops vermeld wordt. De heer Cris Agterberg en ik zijn het dus, naar mij in de loop van dit bovenstaande stukje bleek, op veel méér punten eens dan op dat van het chronische dilettantisme in de danskunst, dat hij in de aanvang noemt. Maar ik wilde dat de heer Agterberg beter gelezen of tenminste geen onlogische conclusies getrokken had. Want ik constateerde dit dilettantisme in mijn inleidend beschouwinkje; terwijl ik over M'ahesa's prestaties schreef: ‘[zij] is van de danswereld van het ogenblik wel heel helder een spiegel’. Op mijn beurt ontgaat mij hier het verband tussen het woord dilettantisme - dat ik niet zo dwaas was om in verband met deze zeer befaamde en technisch ontwikkelde danseres te gebruiken! - en M'ahesa's prestaties. De beeldhouwer en sierkunstenaar Agterberg reageert in het bovenstaande op haar kunst ook juist zoals ik in mijn beschouwing schreef dat een plastisch kunstenaar en een schilder erop reageren zouden - eveneens een verblijdend teken van overeenstemming. Maar: ‘dat zij [...] een goede beoordeling verdiend had’. - Ik vraag u: is het constateren van de algemene tegenheden der kunstdans dan een slechte | |
[pagina 384]
| |
beoordeling der eenlinge? Dat past niet in de wetten der logica! De passus over Charlie Chaplin behoef ik me niet aan te trekken - ik kom namelijk nooit in de cinema. En het zou wel interessant zijn om met de heer Agterberg eens van gedachten te wisselen over een zeker boek van Henri Bergson,Ga naar voetnoot41 maar dat doet nu niets ter zake. ‘Wáárop’ ik ‘wacht’? Wel - dat staat er, dacht ik. Op de geïnspireerde - op hem of haar die ons weet te overtuigen: zoals Debussy iedere onbevooroordeelde meesleept, zoals Archipenko ons de noodzakelijkheid van zijn scheppingen weet te doen voelen, zoals Odilon Redon, Vincent ons kunnen ontroeren, zoals Mallarmé, Verlaine ons laten zwijgen. En nu is M'ahesa ongetwijfeld een fameus danskunstenares, doch voor een geïnspireerde, voor een Lichtdraagster houd ik haar niet. Maar ten slotte moet ik de heer Agterberg nog een laatste gedachtefout onder de ogen brengen: zou ik niet het recht hebben om die weeë exaltatie van die meneer uit de Frankfurter Zeitung walgelijk te noemen? Omdat de Frankfurter geen prulblad is?? Maar m'n beste heer!! Weet ge dan niet dat de grootste bladen vaak de onbenulligste, onbevoegdste, dilettanterigste kunstcritici hebben? Ge behoeft daarvoor niet eens naar Duitsland te gaan! En de Frankfurter Zeitung wordt niet plotseling geadeld, omdat haar muziekredacteur in Duitsland vrijwel moederzalig alleen de voorpostenplaats bekleedt.Ga naar voetnoot42 Wat ge, zoals u tussen haakjes vermeldt, niet tegen de heer Pijper bedoeld hebt, doch in het algemeen - een mens wil zijn gemoed wel eens luchten, nietwaar? - kan ik stilzwijgend voorbijgaan. ‘Ego te kai su tauton helkomèn zuchon’,Ga naar voetnoot43 oftewel: we zijn het roerend eens! Maar stel u niet voor dat u en ik en een paar honderd anderen de mensen van Charlie Chaplin áf en naar M'ahesa of Leistikow of zelfs Duncan toe kunnen schrijven of praten. Ik voor mij vind het nogal gunstig ook! |
|