Het papieren gevaar. Verzamelde geschriften (1917-1947) (3 delen)
(2011)–Willem Pijper– Auteursrechtelijk beschermdKamermuziekavond - Tivoli
| |
[pagina 275]
| |
Dit geldt echter voornamelijk van de grote werken, de Domestica, de Eulenspiegel, Elektra. In zijn liederen bestreefde Strauss immer andere idealen: de idealen van Schumann en Brahms. En een Duits schrijver (ik weet niet of het zijn biograaf was) bewondert die liederen dan ook als ‘blaue Blümelein unter ragenden Baumriesen (die Tondichtungen)’.Ga naar voetnoot164 Maar ach, er zijn in het herbarium der Duitse muziekcultuur al zóveel blauwe bloemetjes - zakken vol! De zes liederen opus 68 intoneren ook niets anders, niets nieuws. Strauss heeft zijn techniek niet veranderd, hij ziet het leven en de kunst uit geen andere gezichtshoek dan voor dertig jaren. Hij gaat noch melodisch, noch harmonisch, noch contrapuntisch verder dan ten tijde van het Heldenleben - integendeel. Zijn ritmen zijn niet gedifferentieerder geworden, zijn declamaties niet logischer - integendeel. Hij heeft nog immer de gewoonte om twee regels van een gedicht op het onverwachtst over te binden (‘den Flügel schwingt - dass an blauer Himmelsdecke’ et cetera). Dit heet specifiek-Straussiaans, maar ik vind het om hartkloppingen van te krijgen. Elk crescendo loopt op een hoge noot uit; elk dramatisch accentje rust op een verminderd septiemakkoord (‘ach tue mir nicht weh!’). Enzovoort. De liederen hebben misschien geen ander nadeel dan dat ze omstreeks 1919 - én door Richard Strauss zijn geschreven. Had een beginnend, Duits componist omstreeks 1905 met deze liederen gedebuteerd, ons oordeel zou milder zijn. Maar van een meester van Strauss' ‘Schlagkraft’ verwacht men iets anders. Als werken van de componist van Quixote, van Zarathustra verraden ze vermoeidheid, uitputting, achteruitgang. Waar is Strauss' vitaliteit, zijn uitbundigheid, zijn chic, zijn fantasie, zijn inventie, zijn trefzekerheid? Weg, uit, verloren. Het is droevig om een harmonisch genie als hij eens was, te horen ‘herumhantieren’ met duale akkoordenGa naar voetnoot165 (‘Debussy-akkoorden’, lieve mensen!); om een melodisch inventor te zien aangeland bij de coloratuur, krulletjes en kronkelende krakelingen te hulp nemend om het volslagen gebrek aan eigen melodie te maskeren. Dit is de débâcle. Men kan nu een Strauss-biografie gaan schrijven, vanuit een onbenevelder gezichtshoek dan die van Max Steinitzer. Men kan nu, nog bij 's meesters leven, zijn waarde gaan vaststellen. Mahler, Reger, de Fransen, Italianen, Spanjaarden en Russen hebben hem omgebracht. Ik zou nog veel kunnen schrijven over Strauss, over zijn betekenis, over de oorzaken die mijns inziens dit onglorieuze diminuendo hebben veroorzaakt. Maar dit alles zou te ver voeren, en verder van Birgit Engell dan geoorloofd is! | |
[pagina 276]
| |
Mevrouw Birgit Engell heeft deze liederen fameus gezongen en we zijn haar niet slechts dankbaar voor de kijk die ze ons op Strauss heeft gegeven, doch ook voor haar prestatie. Liederen als deze Straussen behoren wel tot het allermoeilijkste dat men nog schreef. Amor, bijvoorbeeld, zong zij met een verbluffend meesterschap en een weldadig enthousiasme. Zij maakte dit lied en het meer dan uitbundige succes was welverdiend. Birgit Engell zong ook nog drie liederen van Hans Pfitzner. We mogen niet zeggen dat wij hier de componist van Die Rose vom Liebesgarten kennen. Deze opera doet, uit de partituur gelezen, de meester kennen als een groot melodievinder, harmonisch als een van Wagners jongeren, ritmisch als een Duitser zonder meer. Maar de liederen van gisteravond vertonen Pfitzner slechts van de laatstgenoemde kant en dat is geen fraaie kant. Venus mater lijdt onder een slepende, zware, stroeve gang, onder méér dan verweerde triolen- en arpeggioaccompagnementen. An die Bienen wordt uitgeteld op de manier van Schumanns Marienwürmchen, het Mailied bestaat slechts uit een vloed sextakkoorden en uitroepen ‘o dit en o dat’. Moest ik Pfitzner hiernaar beoordelen, ik vond slechts Zebedeus van Looys verzuchting ‘On-personen, on-personen’.Ga naar voetnoot166 Van de andere, bekende liederen (Mozart, Mendelssohn) en van de aria's behoef ik niets meer te zeggen. Mevrouw Engell weet zo goed als ik en de anderen die het horen konden, dat er wel een paar onvaste tonen waren. Maar haar reproducties na de pauze waren voortreffelijk. Het was schitterende zangkunst. |
|