Brahms' Derde symfonie
5 februari 1919 (Tivoli-gids)
Onder de vier symfonieën van de meester is de hedenavond gespeelde Derde met de Tweede wel de ‘bevattelijkste’, laat ik beter zeggen: de liefst gehoorde. De symfonie is helderder, overzichtelijker dan de Eerste of Vierde en de stemming zou men bijna pastoraal kunnen noemen. Inderdaad zijn daar meer overeenkomsten tussen Beethovens pastorale Zesde en deze Derde dan alleen de gemeenschappelijke grondtoon F-majeur. Men moge er dan al geen Gewitter of Frohe und dankbare Gefühle nach dem Sturm in ontdekken, ‘Frohe Gefühle auf dem Lande’ suggereert de symfonie te over.
Het eerste deel, Allegro con brio, is zeer klaar en overzichtelijk van bouw. Het gesyncopeerde hoofdthema (violen, ‘passionato’) drukt zijn stempel op het gehele deel en is inderdaad een der pregnantste motieven die Brahms ooit gevonden heeft; het gracieuze hobomotief in A-majeur is volstrekt naïef-landelijk, pastoraal.Ga naar voetnoot252 In het doorvoeringsgedeelte wordt dit motief eerst donkerder, pathetischer gekleurd; later, bij de terugkeer van het eerste onderdeel, heeft het weer hetzelfde timbre als vroeger.
Het tweede deel, Andante, intoneert volksliedachtige wijzen: de klarinet begint, ‘schlicht’, met het eenvoudige hoofdthemaatje dat door het hele tussenstuk doorgeweven wordt. Het slot, met de pianissimo tromboneakkoorden is even ernstiger, ‘feierlich’ - toch niet tragisch of somber.
Het derde deel, Poco allegretto, is geheel gebouwd op de met triolen omspeelde ‘roepende’ frase - alweer syncopisch! - waarmee het deel aanvangt; de Finale ten slotte is donkerder, geresigneerder van stemming dan de eerste delen. Er staan hierin schitterende contrapuntische maten, het majeurthema in brede triolen, omspeeld door fragmenten uit het laag sluipende hoofdmotief. Het slot, un poco sostenuto, is verstild, bedoelt niet de symfonie grandioos af te sluiten, is veel meer een geresigneerd terugblikken op de doorleefde emoties van het voorafgegane.
De Derde symfonie is in 1883-1884 geschreven en in '84 voor het eerst te Wenen uitgevoerd. Brahms stond toen op het toppunt van zijn roem en het nieuwe werk had dadelijk veel succes. Niet bij de gehele pers, overigens. Hugo Wolf, de beroemde liedcomponist, die toentertijd muziekredacteur van het Wiener Salonblatt was, veroordeelde het werk scherp en heftig. Dit was met dat al meer reactie op de Weense