van de allernaarste omstandigheden als waar in wy geweest zyn, dat als alle moed, raad en hulp verdwynt, God nogtans middelen heeft en geeft om den Mensch te redden, die zelfs den Allerverstandigsten moet verstomme. Leest dit Journaal, en gy zult zien hoe wonderbaarlyk wy gered zyn. Moet het ieder Zee-man niet aanspooren om zyn vertrouwen te vestigen op dien grooten God? Moet het haar niet troosten, wanneer zy in zulke of diergelyke omstandigheden komen, en hun doen denken of zeggen: Hoe wonderbaarlyk heeft God dat Schip gered? Laat ons, Hem om hulpe smeeken, wanneer 't hem behaagd, kan hy ons ook redden, en dus, daar neerslagtigheid alle moed beneemt, deze troost den Scheepeling tot standvastigheid aanmaanen, en vertrouwen 't geen de Koninglyke Propheet David zegt: ‘Roept de Heere aan in uwe noode, zo zal hy u redden, en gy zult hem pryzen.’
Ik heb my bevlytigt, myn Leezer het duidelyk te maken, verwagt geen cierlyke Styl, nog een gezuiverde Taal; vergenoegd u daar mede, dat het een Zee-mans Journaal is.
God bewaare alle Menschen, van wat staat of waardigheid zy ook mogte zyn, voor Zee-nooden en ongelukken!
Dit wenscht den geene, die met Eerbied zig noemt,
Myne LEEZERS
Toegenegene Vriend,
FREERK PIETERS,
van 't Eiland FÖHR.
Commandeur op het Schip
de Vrouw Maria.
AMSTERDAM,
den 28. February 1770.