Voorrede.
Ik durf eenige belangstelling vragen voor deze mijn ‘verpoozing op letterkundig gebied,’ als ik goethe hoor zeggen, dat het menschelijke leven, van welke zijde ook beschouwd, altijd belangrijk is.
Want, wat de vriendelijke lezer hier ontvangt, is geen roman - ach! dat ik een roman had kunnen schrijven, voor een goede roman heb ik den grootsten eerbied, de diepste bewondering - maar wat ik aanbied, is de getrouwe en ware beschrijving van eenige levenstoestanden, levensbeelden en levensindrukken, door den schrijver aanschouwd en ondervonden, gedurende den tijd dat hij zich bewoog in een werkkring, die in vele opzigten iets exceptioneels had.
Nu schier twee jaren geleden heeft men mij, en wel in geachte Vaderlandsche tijdschriften, gezegd dat empirie tot materialisme, communisme en allerlei slechtheid leidt. Misschien zullen sommigen uit mijn ‘pastorij in den vreemde’ kunnen zien, in hoeverre deze bewering gegrond was.
Over de Roomsch-Catholieke kerk bestaan welligt nog bij dezen en genen eenige onjuiste, vreemde of nevelachtige voorstellingen. Ook door mijne ‘schetsen en herinneringen’