Voorrede.
De lezer vindt in dezen bundel eenige opstellen vereenigd, die van 1872 tot 1886 in het Tijdschrift de Gids verschenen zijn. Deze opstellen werden geschreven, omdat ik niet nalaten kon een verleden te teekenen, dat voor een groot deel mijn innerlijk leven heeft bepaald. Zij zien thans nog eens het licht, omdat zij het onlangs door mij uitgegeven Dagboek van Willem de Clercq voor menigen lezer kunnen aanvullen en ophelderen.
Moge aan dezen bundel het onthaal ten deel vallen dat aan de opstellen in de Gids niet onthouden werd.
Hoogst aangenaam is het, sympathie te mogen wekken voor eigen sympathiën; te zien, dat er gedanst wordt, wanneer men op de fluit speelt. De schrijver van deze opstellen heeft die aangename ondervinding dikwerf opgedaan; ook met Oudere Tijdgenooten. Hij is er dankbaar voor. Nederland is een goede zangbodem. De roepende vindt hier geen woestijn, maar weerklank en dikwerf bijval. Warmte maakt ons warm. Wij willen wel liefhebben, en vragen slechts, dat op personen en zaken het licht valle, waaronder zij beminnenswaard worden.
Schrijvers behooren in deze ervaring de kennis te putten van hun roeping en hun kracht. Denigreeren is het onvruchtbaarste werk.