Gedichten
(1882)–Allard Pierson– Auteursrechtvrij
[pagina 201]
| |
[pagina 202]
| |
En naast dien goede
Den zwichtende' engel van het kwade, van den Schijn.
Geen woede
Perst hem de lippen saam. Hij dankt, - en slaat het oog
Tot de' engel van het goede omhoog, -
Dat hij des Reinen overwonneling mag zijn!
|
|