Gedichten(1882)–Allard Pierson– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] Ontzag. Ons oog daalt vol ontzag in uw geheimen af, o Duister van het leed, o diepten van het graf! De vrees beklemt het hart, de keel wordt toegewrongen, Een bange, doffe zucht den boezem uitgedrongen, Wanneer wij elke star en elke zon zien tanen, En bloemen zien besprengd met stillen dauw van tranen. [pagina 88] [p. 88] Ons oog staart vol ontzag, staart uw geheimen aan, o Toekomst! Niemand kan uw raadselschrift verstaan, Geen menschenhand den ondoordringb'ren sluier lichten; Geen liefde die niet beeft: geen steun die niet kan zwichten! Wij wand'len peinzend langs den rand der diepte, en vragen, Of ooit een wonder ons naar 't land der hoop zal dragen. Vervul ons, vroom ontzag! Geef wijding aan 't gemoed Door heil'gen ernst die alle lafheid mijden doet! Aan 't in zijn bont gewoel zoo onbeteek'nend leven, Moogt gij den achtergrond, die 't al verheerlijkt, geven! En in 't ontroerde hart een stilte en vrêe doen dalen, Als wen zich 't landschap baadt in 't rood der avondstralen! Vorige Volgende