Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 5
(1736)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 310]
| |
Vierde verhandeling Over den godsdienst Der protestanten.
| |
[pagina 311]
| |
nen toegeven zonder van het voorgewend volstrekt Oppergezag af te stappen, en de Protestanten ter andere zyde onmogelyk het Onderzoek, tot verdediging van hunne Reformatie, konnen laten varen, moet het my geoorloft zyn aan J.C. alleen over te laten de beslissing wegens de zaligheit van de eene en de andere, en ondertusschen te verklaren, dat een Lutheraan of een Calvinist, die een eerlyk en zeer deugtzaam man is, veel aannemelyker by God moet gehouden worden, dan een ondeugend Roomsgezinde, die zich bedekt met den schild van een geloof dat hy niet verstaat, en zich beroemt te haten alle de geenen die den naam van Catholyk, den welken by onteert, niet voeren. Met die zelve vryheit zal ik voortvaren het goede en het quade der partyen aan te halen: de Godsdienst, door J.C. ingevoert, verliest niets by het gebruik der zuivere waarheit die eenvoudiglyk het goed en het quaad voor oogen stelt: maar zo wordt het by de menschen niet opgevat. Hoe meer zy zich inbeelden de bewaarders der Goddelyke rechten te zyn, zo veel te meer mishandelen zy die waarheit: en daarom is het dat zy schroomt af te malen de gebreeken die onder het Hoofdsieraad der Koningen, onder den drievoudig-gekroonden Muts der Pauzen, en onder den Myter der Prelaten verborgen zyn. In die zelve Verhandeling hebbe ik verscheidene ontwerpen van vereeniging tusschen de partyen aangehaalt, en doorgaans de merkwaardigste daar van uitgekipt. Zekerlyk zou ik nog veele andere hebben konnen aanroeren, en mogelyk zulke die door eene of de andere aanmerkelyke omstandigheit bekent staan. Ik konde ook een historisch verslag doen van Conferentien, Gesprekken, en geschilverhandelingen, die weegen van vereeniging hadden konnen worden, indien eene der twee partyen hadt willen wyken, of indien men van beide de kanten in dien stryd van Godsdienst zo veel goede trouw, edelmoedigheit, en waren heldenmoed, als 'er in krygsluiden, een geschil met de wapenen man tegen man beslechtende, vereischt wordt, hadt doen blyken. Maar behalven dat zulk een verslag niet zeer tot dit Werk behoort, meen ik dat ik den Lezer niets van veel aangelegenheit zou melden, met hem by voorbeeld te zeggen, dat zekere Jacob Andreas Schmidlin, een zeer oplopend en woelachtigGa naar margenoot+ Theologant, dien het beter zou gepast hebben op de winkel van zynen vader te blyven, dan voor te zitten op Conferentien wegens den Godsdienst, al zyn leven getracht heeft zo wel de Gereformeerden als de Roomsgezinden onder het gewicht van die vervolgende. Authoriteit, waar mede de Lutheranen den stoel van Rome beschuldigden, te doen zuchten;Ga naar voetnoot(a) dat 'er in den jare 1564. te Mulbrun een Colloquium of Gesprek, onder het gezag van den Keurvorst van de Palts en des Hertogs van Wirtemberg, tusschen de twee partyen, Lutheranen en Gereformeerden, gehouden wierdt, om te zien of men wegens het Avondmaal, dien steen des aanstoots waar over alle de aanhangers des Christendoms reets zo lang gestruikelt hebben, een vergelyk zou konnen treffen:Ga naar margenoot+ maar dat de gemelde Schmidlin, tot verdediging van een gevoelen 't welk niet minder onbegrypelyk is dan 't geen men den Roomsgezinden te last legt, zich van de allerongerymdste drogredenen bediende, en stoutelyk allerlei vreemde en onbewysbare stellingen voor den dag bragt; en dat 'er eindelyk op dat Gesprek een groote menigte van hatelyke geschriften volgde, die niets anders uitwerkten dan dat de gemoederen nog meer verbittert wierden, en ten allerklaarsten te kennen gaven de buitensporigheit van dien Theologischen geest, die, in plaats van iets toe te geven, zich telkens met de allerhardste uitdrukkingen, om niets ergers te zeggen, als op nieuw wapent. Laat ons hier van een voorbeeld bybrengen. Zekere Marbachius een yverig Lutheraan tegen een Sacramentaris schryvende, drukt zich dus uit. ‘Ga naar voetnoot(b) WyGa naar margenoot+ geloven niet alleen dat Jezus Christus, na dat hy in zyne menschelyke natuur ten Hemel gevaren, en aldaar aan de rechterhand zyns Vaders gezeten is, zich personelyk (dat is in die mensheit) by het brood en den wyn (des Avondmaals) bevindt: maar zelfs geloven wy dat hy met zyne mensheit in de helle is, en van gelyken in elk glas bier, enz.’ In een ander boek zeide hyGa naar voetnoot(c) nog, dat de Duivelen in den zelven Hemel zyn, waar | |
[pagina 312]
| |
heen J.C. is opgevaren: woorden waar mede hy inderdaat niets anders voorhadt, dan om op eene vergrotende wyze de Ubiquiteit of Alomtegenwoordigheit van J.C. Mensheit te staven, hoewel de uitdrukking daarom niet minder ergerlyk was, en niet minder bekwaam om opschuddinge in eenvoudige zielen te verwekken. Zo men dien Lutheraan gevraagt hadt, of hy verstondt het geen hy zeide, hy zou het wel hebben durven bevestigen: maar hadt men hem daar na gesproken wegens de Transubstantiatie, zo zoude hy niet geschroomt hebben tegen de ongerymdheit van dat leerstuk uit te varen, en de Papisten te schelden voor luiden die hunne conscientie verraden, die in hun hart spotten met een leerstuk 't welk zy met den mond verdedigen, die niet zouden durven zeggen dat zy zich zelve verstaan, en die van de verborgenheit des Sacraments een werkstuk van Tovery maken. Ik hebbe ook onnodig geoordeelt eene historische beschryving te doen van het Formulier en het Boek der Eendracht. Dat behoort tot de Kerkelyke Historie: Ik zal my vergenoegen met alleenlyk een algemeen denkbeeld te geven van het Formulier 't welk in den jare 1574. de vrucht was van een Vergadering van vyftien yverige Lutheranen, te Torgau by een gekomen. Dat formulier vervat tien bevestigende artykelen, en twintig ontkennende tegenGa naar voetnoot(a) de Roomsgezinden en tegen de Sacramentarissen. De tien bevestigende behelzen het gevoelen der Lutheranen aangaande de reële tegenwoordigheitGa naar voetnoot(b) (de ware en wezentlyke) van het lichaam en het bloed van J.C. in het Avondmaal. In de twintig ontkennende worden de tegenstrydige leerstukken verworpen: maar men verwachte niet dat men Apostolische spreekwyzen en gevoelens van liefde daar in ontmoetenGa naar margenoot+ zal. 't Is waar dat men zulks hadt mogen verwachten van Evangelische Godgeleerden, die nauwlyks vyftig jaren geleden zich van Rome hadden afgezondert, en die de Roomsche Kerk voor eene vervolgster en vyandinne der liefde hadden uitgescholden. Maar geenzins: het formulier drukt zich uit met zulk eenen drift als men zou konnen onderstellen in menschen die over de Conscientien van anderen willen heerschen. Het gevoelen van Carlostad staat daar te boek voor een gril of klucht, dat van Zwinglius voor zotheit, en insgelyks maalt men de gevoelens van anderen af. Deze noemt men krankzinnige, geene heet men dweepers. Calvinus, Beza en Bullingerus hebben, met hunne gevoelens te verspreiden, overal Godslasteringen uitgestrooit. Het laatste ontkennende artykel, 't welk twaalf of vyftien vry krachtige tegenwerpingen tegen de wezentlyke tegenwoordigheit der mensheit van J.C. aanhaalt, behelst teffens een geweldig uitvaren tegen de Sacramentarissen en tegen de Misse. Maar alles wel overwogen zynde, zullen de Roomsgezinden altoos beweeren, dat het dryven der Transubstantiatie hunGa naar voetnoot(c) niet hoger koomt te staan, dan den Lutheranen het verdedigen van hun leerstuk der wezentlyke Tegenwoordigheit. Voorts worden die Theologanten niet bezwaart wanneer men hen vervolgers noemt; nademaal het formulier vervolgens besluit met bannissementen en gevangenissen tegen de geenen die het zelve niet wilden ondertekenen. Men hieldt het voor een zamenzwering tegen den Staat, met de Sacramentarissen gemeenschap te houden, hunne boeken te verspreiden, en te schryven tot verdediging van hun gevoelen.Ga naar voetnoot(d) Peucerus, door zyne schriften vermaard, en eenige anderen van dien tyd liepen gevaar van de slachtoffers dier geweldenarye te worden, en ik moet hier vooral aanhalen de drie voornaamste beschuldigingen, eenige maanden na het opstellen van het Formulier te Torgau tegen dien Peucerus ingebracht. 1. Beschuldigde men dien AntiubiquistischenGa naar margenoot+ Geneesheer van te hebben zaamgezworen tegen den Staat, en men sommeerde hem, onder bedreiging met de pynbank, tot het ontdekken van zyne complicen of medeplichtigen. 2. Men wilde | |
[pagina 313]
| |
hem ook dwingen, dat hy de Godgeleerden en de Raadsheeren van het Saxische Hof, waar mede hy ten nadeele van het Lutheraansch gevoelen in onderhandeling geweest was, zoude noemen. Ten 3. beschuldigde men hem indirectelyk van ontrouwigheit tegen zynen Vorst, of men wilde ten minsten aan Peucerus opstryden, dat hy hem niet getrouw konde wezen, omdat hy wegens het Nachtmaal van andere gedachten was. Hoe paste het aan zulke luiden zich zo hevig tegens de Roomsche Kerke aan te kanten! Men maakte in den jare 1576. te Torgau een tweede formulier van Eendracht, waar door men het Canoniseeren (zo drukt zich Hospinianus uit) der zo geliefde Ubiquiteit volbracht. Maar in 't jaar 1577. leiden zes andere Theologanten, in het Klooster van Bergen by Maagdenburg vergadert, de laatste hand aan die Eendracht, en 't is dat Bergsche formulier 't welk men tegenwoordigGa naar margenoot+ het boek der Eendracht noemt, waar omtrent eenige Protestantsche Magten te onvrede waren dat men alle ander gevoelen buiten de Ubiquiteit veroordeelde, gelyk in het werk van den hier onder aangehaaldenGa naar voetnoot(a) Autheur te zien is. Ook verzende ik tot dat Werk de geenen die grondig willen onderrecht worden van de historie dier Eendracht, en der geschillen die daar over in Duitschland en elders ontstaan zyn. Nu gaa ik over tot het wezentlykste dezer Verhandeling: namelyk tot de beschryving van den Lutherschen Godsdienst. Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot(b) Om het geloof der Lutheranen wel te beschryven, moet men een uittreksel maken uit hunne Symbolische Boeken, waar onder de Augsburgsche Belydenisse den voorrang heeft: maar vooraf is het nodig dat de lezer eenige kennisse hebbe van de Symbolische Geschriften, die zedert de Reformatie, door Luther begonnen, van tyd tot tyd zyn in 't licht gekomen. De Augsburgsche Confessie werdt in 't jaar 1530. aan Karel den Vden overgelevert; zy was door Melanchton met bewilliging en hulp van Luther opgestelt, en kort daar na maakte dezelve Melanchton eene Apologie voor die Belydenis. De Artykelen van Smalcalde kwamen vervolgens te voorschyn. Ik zal my niet ophouden met al 't geen de historien ons zeggen wegens de beweegredenen die Luther aanspoorden om op 't einde van den jare 1536. die Artykelen, door het gantsch Protestantsch Duitschland onder den naam van Smalcaldische Artykelen bekend, op te stellen: ik zegge alleenlyk dat ze met den aanvang des jaars 1537. aan de Smalcaldische Vergadering wierden overgegeven, en door dezelve goedgekeurt. De Apologie en de Artykelen dienden tot rechtvaerdiging en uitlegging van het geloof der Lutheranen, doch de ArtykelenGa naar voetnoot(c) moesten aan het algemeen Concilie worden aangeboden. Melanchton ondertekende dezelve met dezeGa naar margenoot+ merkwaardige uitzondering, ‘namelyk dat,Ga naar voetnoot(d) indien de Paus het Evangelie, (dat is de Luthersche Leere) aanneemt, men hem ter liefde van den vrede, en om de rust des Christendoms en der Christenen die hem onderworpen zyn, den voorrang boven de Bisschoppen zal konnen toestaan, dewyl hy dien voorrang reets by menschelyk recht verkregen heeft.’ De Catholyken vinden in die drie Geschriften de ongestadigheit der eerste Hervormers. Men leeze Mr. BossuetGa naar voetnoot(e) die hunne verandering van gevoelens nauwkeurig beschryft. | |
[pagina 314]
| |
Ga naar margenoot+ Ik moet hier niet vergeten te gewagen van twee Autentique stukken der Luthersche Leere, begrepen in den groten en kleinen Catechismus van Luther. Hoewel men niet zeker weet op wat tyd hy die twee Catechismen heeft opgestelt,Ga naar voetnoot(a) plaatse ik dezelve echter achter de Confessie van Augsburg, omdat het zeer waarschynelyk is dat de Saxische Leeraar niet eerder aan een volkomen Opstel zyner Leere gedacht heeft, dan na het maken van alle de veranderingen die hy voor zyne Reformatie nodig oordeelde. Ga naar margenoot+ De Saxische Belydenis is van 't jaar 1551. gelyk ook die van Wittenberg. De eerste was opgestelt door Melanchton, en de andere door Brentius. Melanchton noemde zyne Confessie een herhaling van die van Augsburg: men verzekert dat Wittenberg den zelven naam aan de haare gaf. Nochtans was 'er eenig onderscheit in, en indien men de Roomsche Schryvers en eenige Sacramentarissen geloven zal, waren die Confessien niet vry van wankelbare en strydige stellingen. By die Belydenissen zou men konnen voegen den Wittenbergschen Catechismus van den jare 1571. het Consensus van Dresden, getekent met de maand OctoberGa naar margenoot+ des zelven jaars, en den Grondfest of 't Fondament, mede van het jaar 1571. waar van het Consensus van Dresden een kort begrip is. Dit Consensus heeft de gedaante van een Geloofsbelydenisse. Edoch die geschriften hebben geen opzicht tot het gantsche lichaam der Luthersgezindheit. Vervolgens vind ik niets anders dan het formulier van Endracht, reets gemeld, nevens verscheidene vergaderingen die op de afkondiging van dat formulier gevolgt zyn, in eene van welke byeenkomsten het formulier, zo men zegt,Ga naar voetnoot(b) door meer dan acht duizent Predikers getekent wierdt. Uit die Geschriften moet men het particulier geloof der Lutheranen opmaken, zo ten aanzien van hun verschil met de Roomsgezinden, als van 't geen hun van de Gereformeerden afzondert: zynde het onnodig aan te roeren de geloofs-artykelen die zy met de eene en de andere gemeen hebben. Zy erkennen niet meer danGa naar voetnoot(c) vierGa naar margenoot+ Algemeene Concilien, te weten dat van Nicea gehouden in den jare 325., dat van Constantinopolen van 't jaar 381., dat van Ephezen van 431., en dat van Chalcedonien van 451. Zy verwerpen volstrektelyk de verdienste der werken ter zaligheit, zelfs tot zo verre dat zyGa naar voetnoot(d) de deugden der verstandigste Heidenen voor ondeugden of zonden houden. Maar het is nodig dat wy de gevoelens der Lutheranen wegens deze netelige stoffe wat uitvoeriger aanhalen. Zy geloven in 't algemeen, dat J.C. voorGa naar margenoot+ alle menschen, in Adam zondaars zynde, gestorven is, doch dat alleen zulke die in J.C. geloven, en in hun geloof volharden, zalig zullen worden. Het vooruitzicht dat God van alle eeuwigheit van hun geloof gehadt heeft, is de grondslag van de verkiezinge of predestinatie der gelovigen:Ga naar voetnoot(e) Dus stemmen zymet de Gereformeerden niet toe, dat 'er een onwrikbaar Besluit of eene volstrekte predestinatie is, omdat zy niet geloven gelyk de Gereformeerden doen, dat de predestinatie een enkel gewrocht van den wille Gods is: even of God volstrektelyk van alle eeuwigheit maar een zeker getal van personen hadt uitgekoren, om dezelve tot voorwerpen van zyne genade en van zyne barmhertigheit te maken; en zulks zonder eenig opzicht tot hun geloof. Zy beschouwen de verkiezing op dezelve wyze als de rechtvaerdigmaking. Indien het geloof de werkende oorzaak van de rechtvaerdigmaking is, zo is het | |
[pagina 315]
| |
vooruitgezicht, 't welk God van dat geloof der gelovigen heeft, de werkende oorzaak van hunne verkiezing. Wat aangaat den Vryen Wille, de Luthersgezindheit lochent de kracht daar van voor de bekeeringe des zondaars, en houdt staande dat de mensch niet bekeerd wordt dan door de hulp van de Genade alleen. Nochtans, voegt men 'er by, is die Genade niet onwederstaanbaar. De onderscheiding tusschen de uitwerkende Genade en de genoegzame Genade voldoet hun niet. Zy beweeren dat alle Goddelyke Genade uitwerkende of krachtdadig is, maar dat, wanneer het uitwerkzel daar niet op volgt, zulks de schuld des Zondaars is. De redelykste Lutheranen erkennen dat die stelling vol zwarigheeden is. Wy mogen ook wel zeggen dat zy vol is van contradictien, en om ons hart regt uit te spreken, mogen wy 'er welGa naar margenoot+ byvoegen, dat alle de Godgeleerden van het Christendom ons hadden moeten laten de vryheit van onze zaligheit te zoeken, zonder hun duister en onnut gesnap over het Besluit der Verkiezing, over de uitwerkende, de byzondere, de algemeene, de onwederstaanbare, de verliesbare, de onverliesbare, en de genoegzame Genade, over het toekomend vermogen, enz. De Luthersgezinden erkennen maar twee Sacramenten; namelyk den Doop en het Nachtmaal. Zy verwerpen de Transsubstantiatie, de Misse, de opheffing en de aanbidding van het Sacrament, de plechtigheeden en al het uiterlyke van den Dienst der Roomsche Kerke met opzicht tot het lichaam en het bloed van J.C.: maar zy geloven deGa naar voetnoot(a) wezentlyke tegen woordigheit van de mens- | |
[pagina 316]
| |
Ga naar margenoot+ heit van J.C. met, in, en onder het brood en den wyn der Communie, en zy zeggen tot verdediging van hunneGa naar voetnoot(a) Ubiquiteit, dat alle de volmaaktheden der Godheit van J.C. aan zyne mensheit zyn medegedeelt. Zy verwerpen den eerbied voor de Heiligen en voor de Reliquien. Wy moeten, zeggen zy, de Heiligen navolgen en tot onze voorbeelden nemen, maar wy moeten ze niet aanroepen, noch eenige kracht van hunne Overblyfselen verwachten, enz. Zy veroordeelen de menschelyke boetstraffen en voldoeningen: gelyk zyn de gelosten, de bedevaarten, de negendaagsche gebeeden, de zelfskastydingen, de overtollige werken, dat is de goede werken die men doet boven 't geen men verplicht is, enz. Zy verwerpen het onderscheit van spyzen en de Vasten, de Kloostergeloften en de Kloosters, den ongehuwden staat der Geestelyken, het verrichten van den Dienst in een taal die het gemeen niet verstaat, en voorts alle de ceremonien die de Roomsche Kerk in gebruik heeft. Zie daar ten voornaamsten het onderscheit tusschen den Godsdienst der Lutheranen en dien der Roomschgezinden. Laat ons nu tot hunne gebruikelykheden en Kerken-ordening overgaan. |
|