Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 5
(1736)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 129]
| |
Elfde hoofdstuk.
| |
[pagina 130]
| |
St. George of Joris is toegewyd, word vol water en ledigt zich van zelve verscheidene malen op eenen dag, ja zelfs binnen den tyd van een half uur: 't geen voor een mirakel van St. George wordt aangezien.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot(a) Deze is dezelve St. Joris die te Scyros de luiden bespringt die hunne geloften niet volbrengen. Zyne Beeltenis, vertelt men ons, betrapt hen waar zy zich ook bevinden mogen, zet zich op hunne schouders, en klopt hen op het hoofd en op den rug, tot dat zy aan hunne schuld voldaan hebben. Men ziet die Beeltenis in de lucht de ronde doen, en van den eenen kant naar den anderen zwerven: zy neemt haar rust op de schouders van een blinden Monnik, die haar draagt zonder te weten waar hy heen gaat. Die de Urna van Amorgos komen raadvragen, voor dat zy eenige zaken van gewicht zullen ondernemen, slagen altoos qualyk, indien het water op hunne aankomst lager is dan naar gewoonte. Men kan by Tournefort een breedvoeriger verslag van die bygelovigheit vinden. P. RichardGa naar voetnoot(b) verhaalt ook, dat de Inwoonders van het Eyland jaarlyks op Paaschdag de Urna gaan raadvragen, welke, naar mate zy vol of ledig is, hun voorzegt of het jaar vruchtbaar wezen zal, of niet. Ik zal hier, niet als een bygeloof, maar als een gebruik waar in men de nedrigheit van J.C. niet genoeg navolgt, aanhalen deGa naar margenoot+ gewoonte die men in het Eyland Andros heeft.Ga naar voetnoot(c) Onder de Processie op Sacraments-dag treedt de Bisschop van het Latyns Kerkgebruik, die het lichaam van J.C. omdraagt, de op de straten nedergevallene Christenen, van wat KerkgebruikGa naar margenoot+ zy ook zyn, met voeten. Het zelfde geschied te Naxos, en deGa naar voetnoot(d) Zendeling die het verhaalt, voegt 'er by, dat de geenen die zieken in hun huis hebben, dezelve nederleggen langs den weg dien het H. Sacrament neemt. Ga naar margenoot+ De bygelovigheit, welke ik aangaande de dodenGa naar voetnoot(e) hebbe aangetekent, verplicht my te gewagen van 't geen men deswegen in Chio gelooft, als zekerlyk daar van afkomstig zynde. Op eenige plaatzen van dat EylandGa naar voetnoot(f) waant men, dat een lyk, 't welk binnen veertig dagen niet verrot, in een nachtgeest verandert. Dat spook is zeer lastig, en koomt aan der luiden deuren kloppen, hen zelfs roepende by den naam. Indien men antwoordt, sterft men gewisselyk na verloop van twee of drie dagen. Indien 'er onder het volgende gebruik geen waangeloof schuilt, is 'er ten minsten iet belagchelyks in, dat verdient aangemerkt te worden. Te Nicaria, dicht byGa naar margenoot+ Samos, geeven de inwoners, die alle goede zwemmers zyn, hunne dochters niet ten huwelyk dan aan jongelingen die ten minsten acht vademen diep konnen duikelen. ‘Zy moeten, zegt Thevenot, behoorlyk bewys daar van doen. Wanneer een Papas, of eenig ander van de rykste inwooneren des Eylands, zyne dochter wil uitrouwen, verkieft hy een dag waar op hy haar aan den besten zwemmer belooft te zullen geven: daar op kleeden zich de jongelingen terstond naakt uit ... in de tegenwoordigheit van de dochter, en werpen zich in 't water. Die 't langst onder water vertoeven kan, verkrygt haar ten huwelyk.’ Maar wat zullen wy zeggen van de inbeeldinge der Grieken die het Heilige Land bewonen? Zy verhalen ons met het grootste vertrouwen van de waerelt, dat in de omgelegene plaatsen van Jeruzalem de vogelen in de week voor Paaschen niet zingen,Ga naar margenoot+ dat zy dan byna gestadig onbeweeglyk en als verslagen zyn, en zelfs dat zy met een soort van medelyden schynen aangedaan te wezen.Ga naar voetnoot(g) Onder anderen hadt zeker Engelschman zulks opgemerkt, en ondervroeg zynen gids over dat wonderbaar Verschynzel. Indien het geval waar is, zou ik durven zeggen, dat de Grieksche gids zeer bygelovig was, of dat hy met den vreemden reiziger den spot dreef. Ik zal hier plaatsen het Heilig Vuur derGa naar margenoot+ Grieken, die dwaze ceremonie welke veel meer bygeloof en buitensporigheit dan devotie inheeft; dat gekkelyk en bespottelyk gebruik, 't welk met recht een onderwerp van ergernisse aan de Mahometanen | |
[pagina t.o. 131]
| |
MANIERE dont les GRECS attendent la descente du FEU SACRÉ dans le ST. SEPULCRE.
La DISTRIBUTION du FEU SACRÉ aux GRECS par le PATRIARCHE
| |
[pagina 131]
| |
verschaft, en hunne verachtinge voor de Oostersche Christenen regtvaerdigt. Die Ceremonie is niet anders dan een bedriegery der Priesteren, die, om de altelichtgelovige pelgrims 't geld uit de beurs te lokken, het volk dietsmaken, dat op Goeden Zaturdag het vuur uit den Hemel in het Heilig Graf nederdaalt. De Turken weten van 't bedrog, maar zy dulden het, omdat zy 'er winst van hebben, en de Patriarchen van hunnen kant, zeggen dat zy de schattingen en cynzen niet zouden konnen opbrengen, indien men hun dat middel ontnam, hoe het den Godsdienst ook onteeren moge. Zie hier de beschryvinge, welkeGa naar voetnoot(a) Thevenot ons van dat soort van kluchtspél gegeven heeft. ‘'s Morgens omtrent acht uuren bluschten de Grieken alle hunne lampen, als mede die van het Heilig Graf uit ....voorts als onzinnigen heen en weer lopende, maakten zy een yslyk misbaar en geschreeuw ... zonder eenigen eerbied voor de plaats daar zy zich bevonden. Zo menigmaal als zy voorby het Heilig Graf gingen, schreeuwden zyGa naar voetnoot(b) Eleyson. Het was een vermaak om te zien hoe zy toen elkander overhoop wierpen, schoppen onder 't gat gaven, en met touwen op de schouders klopten. Verscheidene spanden te zamen, en droegen anderen op hunne armen, waar mede zy rondom het Heilig Graf lopende, dezelve eindelyk lieten neervallen, waaruit dan een geweldig lagchen en schateren ontstondt. Die gevallen waren, liepen op hun beurt de anderen na, om zich te wreken. Met een woord, zy gedroegen zich als rechtschapene zotten..... Van tyd tot tyd sloegen zy hunne oogen ten Hemel, en staken hunne waschkaarssen omhoog, even of zy den Hemel verzogten om het Heilig Vuur. Die buitensporigheit tot drie uuren na den middag geduurt hebbende, gingen twee Grieksche Aartsbisschoppen en twee Bisschoppen .... (by afwezendheit van den Patriarch) Patriarchsgewyze gekleed en gemutst, uit het Choor met de Geestelykheit, en begosten hunne Processie rondom het Graf .... De Armeniers begaven zich met hunne Geestelykheit ook daar henen .... de Coftische Bisschop van gelyken, alle van elkander afgezondert, doch volgende malkander een voor een. Na drie ronden van de Processie om het Graf, kwam een Grieksch Priester uitGa naar voetnoot(c) de Kapelle des Engels, en kondigde den geenen die de plaats van den Patriarch (van Jeruzalem) bekleedde, aan, dat het Heilig Vuur van den Hemel nedergedaalt was. Daar op ging deze in het Heilig Graf, houdende in yder hand een grooten bondel met waschkaarssen. Hy wierdt gevolgt van den Prelaat die den Armenischen Patriarch verbeeldde, en van den Bisschop der Coften. Een weinig daarna kwam de Grieksche Aartsbisschop wederom voor den dag in eene vermakelyke gestalte, met een hangend hoofd en de handen vol brandende waschkaarssen. (Zodra hy verscheen, wierp men elkander overhoop, elk maakte zich ruimte met schoppen en vuistslagen toe te brengen, om den Prelaat te naderen, en aan deszelfs kaarssen de zyne te ontsteken, dewyl het vuur dat onmiddelyk van den Prelaat koomt, veel heiliger geschat wordt.) Onderwyl sloegen de Janitsaren (deze hebben de wacht by het Graf) ter rechter en slinker zyde in 't hondert, om plaats te maken voor den Aartsbisschop, die van zynen kant zyn best deet om uit den drang van het volk te geraken. Eindelyk won hy eenen Altaar van steen die voor de deur van het Choor staat, recht tegen over den ingang van het Heilig Graf. Terstond kwam het volk hem daar omringen (om deel aan dat heilig vuur te te hebben,) maar die hunne waschkaarssen reets aan dat vuur hadden ontsteken, en meenden heen te gaan, wierden welhaast van anderen overvallen’, (die hun vromelyk onder het toebrengen van gewisse vuistslagen, het vuur dat hun zo veel moeite gekost hadt, ontnamen: de gematigtste wierpen hunne buuren omver, en vertraptenze om by den Prelaat te geraken) .... ‘De Grieksche Aartsbisschop ontkwam eindelyk het gedrang, de Armenische begaf zich naar de Kerk der Armeniers, de Coftische naar die der Costen..... Ondertusschen lieten de Turken die de | |
[pagina 132]
| |
deur van het Heilig Graf bewaarden, geene anderen daar ingaan dan die geld gaven om hunne kaarssen aan de lampen van die heilige plaats te mogen aansteken (gemerkt dat die lampen het heilig vuur eerst gevat hebben.) Daar op zag men in een oogenblik meer dan twee duizent bondels vlammende kaarssen in de Kerk ..... en al het volk overluid schreuwende of het bezeten ware, begon men de vorige zotheden wederom aan te vangen...... Zeker man hadt een trom op zynen rug, en liep daar mede uit al zyn macht rondom het graf, terwyl een ander hem naliep en met twee stokken op den trom sloeg, en als deze moede geworden was, kwam een derde in zyn plaats .....’ De Devotie, of liever het gebruik, wil dat de Grieken op dien dag noch eeten noch drinken voor dat zy het Heilig Vuur ontfangen hebben. Ga naar margenoot+ Men wil ons den oorsprong van dat bygeloof afleiden van zeker mirakel dat waarlyk op Goeden Zaturdag zou geschiedt zyn, voor de oogen der gantsche gemeente in de Kerk van het Heilig Graf vergadert. Godt zondt in die goddelyke Tombe eene vuurvlamme, die alle de lampen, welke de Kerk beveelt geduurende de dagen van de Passie of het Lyden uit te blusschen, wederom aanstak, en dus een nieuw licht in het Graf verwekte. Elk zag die vlamme van den Hemel nederdalen, heen en weer zwieren, en de gebluschte lichten aan 't branden helpen. Men voegt 'er by, dat God vertoornt wegens de ongeregeltheden der Kruisvaarders, hun dat mirakel weigerde op den Zaturdag voor Paaschen, wanneer zy plechtiglyk waren vergadert om getuigen van de nederdalinge van het Hemelsch vuur te wezen, doch dat hy zich eindelyk door hunne smeekingen en tranen daartoe liet bewegen. De Autheur van dat verhaal is Faucher van Chartres, Aalmoesenier van Boudewyn den eersten. Men wil dat dat hemelsch vuur zedert dien tyd, dat is in den aanvang der twaalfde eeuwe, ophieldt neder te dalen, na dat het meer dan zeven hondert en vyftig jaren van St. Hieronymus tyd af geduurt hadt. 't Is jammer voor de wezentlykheit van dat mirakel, dat St. Hieronymus niets ter waerelt daar van rept, en dat men tusschen hem en Faucher niemant behalven Paus Urbanus den tweden vindt, op wiens gezag men het wonderwerk voor waarachtig kan aannemen. Die Ceremonie, zo min achtbaar alsGa naar margenoot+ Christelyk, heeft eene bygelovigheit, welke met haren oorsprong zeer wel overeenkomt, na zich gesleept. In die zelve Kerk van het Heilig Grafhebben mans en vrouwen stukken linnen by zich, waar op zy baan voor baan een kruis tekenen, dat met waschkaarssen, die aan het heilig vuur zyn ontstoken, gemaakt wordt. Dat linnen wordt geschikt ter begrafenisse van die goede Devotarissen, welke het tot dat gebruik, als een Reliquie, bewaren. Dit leert ons Thevenot in zyne Reisbeschryvingen, daar men ook lezen kan ‘dat andere devote luiden linnen gaan meeten op het Heilig Graf, als mede op denGa naar voetnoot(a) steen der zalvinge, en dat zy het zelve snyden naar de lengte van die Heiligdommen, opdat die stukken hun naderhand tot zweetdoeken konnen verstrekken.’ Ik durve voor een bygelovig gebruikGa naar margenoot+ houden de gewoonte die de Pelgrims hebben van zich een teken op den arm te laten geven, als tot een bewys van hun bedevaart naar Jeruzalem. Dat teken wordt gemaakt door middel van zekere houte vormen, die met stof van houtskool gevult zyn, en styf op den arm gedrukt worden. De plaats van het afdrukzel prikt men met naaldens die in een rotting steeken, waar na men den arm omzwachtelt. Dus koomt 'er een korst op, die twee of drie dagen daar na afvalt, maar de blaauwe merktekenen, die overblyven, kan men nooit uitwisschen. By Betlehem ziet men een steen die witGa naar margenoot+ gebleven is, zegt men, van de melk der Gezegende Maagd. De Grieken verzekeren dat die steen de kracht heeft van zog aan de vrouwen te verwekken. Den Turken zelve en den Arabieren is dat geloof zo vast ingeprent, dat zy hunne vrouwen, wanneer zy geen zog genoeg hebben, een weinig van dien steen fyn gestoten met water ingeeven. Men zegt dat het gewrocht daar op volgt, maar dat zulks hen tot het Christendom bekeert, daar van wordt niet gewaagt. De Bergen van Si- | |
[pagina 133]
| |
nai en Horeb, de grenzen van het Heilig Land, het Heilig Land zelve, met een woord alle de landen die zich van deroode Zee tot aan Jeruzalem uitstrekken, zyn als zo veele bronnen die van overlang den vloed der Grieksche Fabelen, en het waangeloof der schynheiligen aan den gang houden. Hoe meer het licht der waarheit zich daar verspreid heeft, zo veel te meer hebben de verblindingen der valsche devotie ook de overhand genomen. Zie hier nog eenige staaltjes. De Grieken vertonenGa naar margenoot+ op den Berg Horeb de plaats, daar de Propheet Jeremias de tafelen van de Wet verborg, als mede een steen waar op, zeggen zy, Hebreeuwsche letters gezien worden door den Propheet zelv gesneden. Om dat gevoelen doet men den steen eene bygelovige eere aan, bestaande in het maken van buigingen en Kruistekenen, welke eenige malen herhaalt worden met eene ongemeene vaardigheit, en by gevolg met zeer weinig aandacht. Ook is 'er geen aandacht by dien dienst nodig. Het Grieksch gemeen schryst aan de wateren van den Jordaan, en aan byna alle de fonteinen van het Heilig Land een genezende kracht toe, in verscheidene soorten van ziektens. Volgens dat gepeupel, bezit de plant, welke by ons onder denGa naar margenoot+ naam van de Roos van Jericho bekent is, de kracht van den blixem te weeren, en het baren te bevorderen. Een Reiziger verzekert ons eenvoudiglyk, dat men die laatstgemelde eigenschap verschuldigt is aan de Heilige Maagd,Ga naar voetnoot(a) waar van die plant de gedaante heeft. Ik ga verscheidene bygelovige overleveringen, die de Turken en andere Mahometanen den Grieken en Oostersche Christenen hebben medegedeelt, voorby; ook sla ik over de kracht der Talismans, als mede de mysterien van veele bygelovige boeken, enz. Diergelyke buitensporigheden zou men aan ons Westen ook konnen verwyten. Hier is 'er eene welke ik niet vergeten moest. De Oosterlingen, deGa naar margenoot+ Turken, en de Grieken halen voortekens uit zekere buiten den wille geschiedende bewegingen of opspringingen, welke men zomwylen aan de oogleeden, of aan andere deelen des lichaams ontwaar wordt. Men heeft by die volkeren een gebeedenboek, waar in men gebeeden vindt voor yder lichaams deel dat van die trillende beweging is aangedaan. Christophorus AngelusGa naar voetnoot(b) haalt drieGa naar margenoot+ redenen aan, om den tyd van het Paaschfeest te vieren volgens het gebruik der Grieken, te wettigen. Ik zal de derde reden alleen bybrengen, hier in bestaande, dat op den dag van het laatste Avondmaal des Heeren de aarde in de omgelegene landen van Cairo en van den Nyl dode lichamen opwerpt, en daar mede dagelyks voortvaart tot Hemelvaartsdag toe, waar na zy de lyken wederom inhoudt als naar gewoonte. Dat mirakel nu juist overeenkomende met de oude manier van den Paasch-tyd te rekenen, kan men zich onmogelyk anders dan voor het oud gebruik verklaren: te meer omdat de Grieken eens de proef genomen hebbende van Paaschen naar den nieuwen styl te vieren, de aarde geen een lyk meer opwierp, en het Heilig vuur ook niet meer verscheen gelyk te voren. Zie daar wat de goede Christophorus Angelus ons voor een Goddelyk Mirakel wel heeft willen in de hand stoppen. Eindelyk, indien men eenige Verhalen, en vooral die van zommigeGa naar voetnoot(c) Missionarissen geloven moet, maken de Caloyers menigmaal een godloos en bygelovig misbruik van de Excommunicatie of den Ban. Zy misbruiken het gezegend Brood tot ontdekkinge van bedriegeryen en diefstallen, enz. |
|