Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 5
(1736)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Historische verhandelingen Over de hedendaagsche godtsdienst-plichten En gewoontens Der Grieksche christenen.Inleidinge,
| |
[pagina 2]
| |
men de volken beguichelt tot afkeer van een vreemden Godsdienst, met den zelven, of weinig naar waarheit, of op eene beledigende wyze af te malen; dat men de leerstukken van anderen alleen verklaart en wederlegt volgens zyne eigene denkbeelden, en overeenkomstig de gronden waar in men opgevoed is; en eindelyk dat men in een omstandige en welbewerkte wederlegging van eens anders gevoelen, minder de eere van Godt dan zyne eigene betracht heeft, en minder toegelegt om gelovigen aan den een eenigen Heere toe te brengen, dan om te pralen met zyn verstand, en te toonen hoe bekwaam men zy tot het oprechten van redeneringen, waar mede men de zaken, die in geschil zyn, of staven of omverrewerpen kan. Men weet immers dat alle deeze gebreeken maar al te gemeen zyn in de twist schriften der Controversisten. Zou ik durven zeggen, dat, naar den aart van ons bestaan, die gebreken byna onvermydelyk zyn? Alle die twisten baren koppigheit, en de koppigheit haat. Hier van daan die vrywillige en voorbedachte verwyderingen van partyen; die onderlinge afkeerigheit van onderscheiden volkeren, welke elkander tennaastenby aanzien als of zy niet hunne medemenschen, maar wezens van een heel ander soort voorhadden; die onoverkomelyke zwarigheden en onzekerheden, welke zich opdoen voor de geenen die zich boven hunne vooroordeelen zouden willen verheffen; en eindelyk dat waggelende geloof, 't welk doorgaans op onverschilligheit, of onachtzaamheit, of ook wel op ongodsdienstigheit uitloopt. Ga naar margenoot+ Wanneer men het oude Heidendom in den eersten opslag beschouwt, moet men dan niet bekennen dat het vredelievender, toegeevelyker, en meedogender geweest is dan het Christendom? De Heidenen openbaarden elkander hunne Goden, en de leerstukken van hunnen Godsdienst. Men dreef onder hen een soort van handel met denkbeelden en gevoelens, die men mogt uiten zonder gevaar van getroffen te worden door Vaticaansche blixemen, of door den ban van vervloekende Kerkvergaderingen. In den dienst dien zy hunne Goden beweezen, Goden zo verschillende van elkander in werken en eigenschappen, scheenen zy alle met een zeer goed oogmerk een en 't zelve einde te bedoelen, en de Elizeesche Velden stonden open voor ydereen, uitgenomen voor openbare Godloozen, en zulke die alle goede zeeden verachtende, zich tot allerlei ondeugt en misdaat overgaven. De onderscheidene wyzen van die of deeze Goden te dienen scheurden den band van eenigheid en broederschap onder alle de Heidenen niet. Waarom moet dan, zal men vragen, het Christendom ons beroven van zulk een edel voorrecht? Ik antwoorde, dat het ons geenzins daar van berooft, maar in tegendeel het zelve in zyne volle uitgestrektheit aanbiedt. Godt behoede ons daar voor,Ga naar margenoot+ dat een Christen te zyn iet anders zou weezen ‘dan menschlievend, meêdogend, en vreedzaam te zyn, overeenkomstig met de regelen en gronden die ons Jezus Christus in zyne zedekunde wegens het oefenen van liefde, van barmhartigheit, en vreede omtrent den naasten heeft nagelaten; waar by de Godsdienst voegt een vast betrouwen en een eenvoudig Geloof, 't welk de waardigheit, de deugt, en de Majesteit des oppersten Wetgevers van ons vorderen’ zonder daar onder te vermengen die verwarde en ingewikkelde denkbeelden, noch die fyne bepalingen en omschryvingen, die allengskens het getal der gevoelens vermeerdert, de secten opgerecht, en de verdraagzaamheit en Christelyke liefde omtrent de geenen, aan wie het Godt niet behaagde meer licht te geeven, verbannen hebben. Daar toe strekt het ware Christendom. JezusGa naar margenoot+ Christus het Evangelium predikende, heeft zyne discipelen geen ander gebruik van hun reden gevergt, dan nodig was tot vergelykinge van zyne Leere met zyn levensgedrag, en van zyne zendinge met de oude voorzeggingen der Profeeten: wat de verborgentheden aangaat, daar omtrent heeft hy gewilt dat menGa naar voetnoot(a) eene onderwerpende leerzaamheid toebrenge, om dat 'er geene evenredigheit tusschen de verborgentheden en het licht onzer reden is. Te vergeefs heeft men gepoogt dieGa naar margenoot+ evenredigheit te vinden door nieuwe bewoordingen en door verregezogte bepalingen, die de Godgeleertheit met den aanvang der byzondere gevoelens van eeuw tot eeuw heeft aangenomen. Door de nieuwigheit van bewoordingen en uitdrukkingen heeft onze reden nieuwe denkbeelden aangenomen, en zich beladen met vooroordeelen en driften, waar uit | |
[pagina 3]
| |
ketteryen, scheuringen, en verdeeltheden gesproten zyn. Maar laat ik niet verder intreeden in de wanorde, welke die drie kinderen der Duisternissen ongetwyfelt nog zullen voroorzaaken tot de voleindinge der waerelt toe. Ik moet niet vergeeten dat ik niet anders dan een Historieschryver ben: alleen verzoeke ik de vryheit van hier ter plaatze te mogen maken drie aanmerkingen, wier gegrondheit in geen twyfel zal getrokken worden. 1. Dat de verdeeltheden in den Godsdienst, even als de oproeren onder eenig volk, gemeenlyk uitkomen op een soort van onderdrukking: men stelt nieuwe wetten in, en men heft nieuwe schattingen, die nimmer ophouden. 2. Dat, toen die verdeeltheden gerucht begonden te maken, men meende de bressen, den Godsdienst daar door toegebracht, wel degelyk te hebben gestopt met uiterlyke eerbewyzingen, en met vergrootende uitdrukkingen, niet ongelyk aan die waar mede de vleyers en hovelingen hunne Vorsten vereeren: inplaatze dat men had moeten werken tot herstellinge der eenvoudige denkbeelden,Ga naar margenoot+ en der natuurlyke uitdrukkingen. 3. Dat men ingevolge van die gewaande herstellinge, zich aan die uitdrukkingen gehecht heeft als aan het wezentlyke van den Godsdienst, waar door de swarigheeden en de tegenwerpingen tot in het oneindige aangroejende, de Christelyke liefde noodzakelyk verminderen, en de verzoeninge onmogelyk worden moest. De Lezer mag die aanmerkingen toepassen, zo als het hem behaagt, ik zal my niet verder uiten. Ik vergenoeg my met als een Christen om die verzoeninge te wenschen, waar aan verscheidene gezintheden in het Christendom reets overlang gearbeid hebben: doch zonder eenige vrucht; om dat yder daar toe verschynt als ten oorloge toegerust, gewapent met zyne denkbeelden, geen ander oogmerk hebbende dan zyne vooroordeelen gemeen te maken, of ten minsten dezelve met een schoonschynende matiging in te boezemen, vastelyk beslooten zynde niets toe te geeven van 't geen het wezentlyke des geschils uitmaakt. Hier van daan is het, dat, na de vruchtelooze scheidinge van diergelyke vergaderingen, de haat toeneemt; men schryft nieuwe boeken om zyn gedrach te rechtvaerdigen, en om met nadruk aan te toonen de groote toegevendheit die men waant gehad te hebben. Men verstaat elkander minder dan ooit, en echter schryft men zich eene ingebeelde overwinninge toe. Alle die gebreeken doen zich op in deGa naar margenoot+ Schriften der Roomsgezinden en der Protestanten, die yder voor zich zelve trachten de Grieken op hun zyde te krygen. Met een ongemeenen toeloop zyn gezogt geweest de groote Werken, die beide de Partyen hebben in 't licht gegeeven om zich wederom te eigenen eenen Godsdienst, verminkt door de onkunde en de quade trouwe der Leeraren die in dezelve onderwyzen, en der Volkeren die daar van belydenisse doen. Om de lezers des te beter te overtuigen, heeft men elkander beschuldigt van omweegen en bedriegelyke redeneeringen. Men heeft zich dikwyls niet van lasteren en schelden konnen onthouden. Hoe is het afgelopen? De Schryvers en de Leezers hebben hunne vooroordeelen behouden, en zyn gebleven by hunne vorige denkbeelden. Die vooroordeelen nu, en die denkbeelden, zo moeilyk om 'er zich van te ontdoen, aangezien men verkeert met personen, die daar aan voedzel verschaffen, of behoort tot deeze of geene gemeenschap die zich daar in even als wy vindt ingewikkelt, en niet ophoudt ons dezelve telkens aan te pryzen, zyn de twee klippen die ik zal trachten te myden in de schets welke ik hier van het geloof der Grieksche Kerke voornemens ben te geeven: maar eer ik daar toe kome, moet ik met weinig woorden ophalen den oorsprong van de Scheuringe der Grieken, en hoe dezelveGa naar margenoot+ geduurt heeft en blyft tot deezen tyd toe. Schoon het geschil rakende den uitgang van den H. Geest, 't welk men doorgaans voor de voornaamste oorzaak van de Scheuringe tusschen de Grieken en de Latynen opgeeft, zynen aanvang reets genomen hebbe voor de zesde eeuwe, bleef het echter als besloten binnen de palen der Godgeleertheit van dien tyd, in weerwil der vervloekende uitspraak van eenige Concilien tegen de geenen die niet geloofden dat de H. Geest uitging van den Vader en van den Zoon. In het midden van de negende eeuwe kwam dat geschil weer boven, niet uit meerder ernst, noch om deszelfs gewicht, maar uit hoofde van de yver- en heerschzugt die zich daar onder mengden. Photius, op den Paus gestoort, met wien hy als Patriarch van Constantinopolen meende gelyk te staan, haalde een geschil op, dat hy mogelyk in een anderen | |
[pagina 4]
| |
Ga naar margenoot+ tyd minder zou hebben doen gelden. Photius dan, die in den jareGa naar voetnoot(a) 858. tot Patriarch van Constantinopolen wierd verkoren, moet gehouden worden voor den waaren Auteur der Kerkscheuringe. Men moet hier byvoegen, dat hy leefde in een tyd wanneer 'er eene algemeene onkunde en verdorventheit zo wel onder de GeestelykenGa naar margenoot+ als onder de Leeken heerschte. Photius zelf, anderzins zeer geleerd en verlicht,Ga naar voetnoot(b) was een van die staatkundige en geveinsde Geestelyken, die zich niet ontzien de gebreeken van hunnen Vorst goed te keuren, indien hy slechts hun gewaand recht en authoriteit wil handhaven: zynde zy buiten dat yverige voorstanders van den Godsdienst en der rechtzinnige Leere. By die misdadige toegeventheit voegde hy listige schranderheit, en blinkende schynheiligheit, welke door zyne wetenschap en welbespraakte tong bekwaam wierden om ydereen te blinddoeken. Zulk een was Photius, indien 't geen veelgeachte Historieschryvers van hem zeggen, geloof verdient. Schoon hy een Leek was, wierd hy echter tot den Stoel van Constantinopolen verheeven in de plaats van Ignatius, door de gunst van Bardas, Oom van Michiel den derden, die toen regeerde. In zes dagen tyds wierd hyGa naar voetnoot(c) Monnik, Leermeester, Onderdiaken, Diaken Priester, en Patriarch, in weerwil van Ignatius die weigerde afstand te doen, waar door hy zich de vervolginge van Photius en zyner andereGa naar margenoot+ vyanden op den hals haalde. De nieuwe Patriarch ondertusschen, uit een soort van onderwerpinge, of liever op hoop van zyn gedrag meer klem te geeven, oordeelde het nodig te zyn eenige Gezanten naar Romen te zenden, om den Paus te onderrichten van 't geen tusschen Ignatius en hem was gebeurt. Uit een brief van Photius aan denGa naar voetnoot(d) Paus kan men zien, hoe verre die Patriarch in bedrog en geveinstheit gevordert was. Hy verzogt den Paus hem ook gezanten te willen toezenden, om door de tegenwoordigheit der Romeinen des te meer gezag aan het afzetten van Ignatius te geven: die Gezanten vertrokken met Instructien die het doen van Photius niet geheel en al begunstigden; doch men wist hen door bedreigingen en quade behandeling te dwingen, om zich te onderwerpen aan de begeertens van den Griekschen Keizer. Men deet hen getuigen zyn van de geweldenaryenGa naar margenoot+ en onwaardige behandelingen, die men Ignatius aandeet in een Concilie van driehondert en achtien Bisschoppen, te Constantinopolen door Photius by een geroepen om dien Prelaat af te zetten. De Roomsche Afgezanten deeden even als de andere, zonder op Godsdienst, of gerechtigheit, of hun eigen gewisse acht te geven. Niets konde hen hier in verschonen dan het geweld, 't welk echter nooit moet gelden tegen de rechtmatigheit. Ignatius wierd afgezet tot zyne schande, en door Photius vervolgt met alle mogelyke woede, tot zo verre dat hy hem met geweld een kruis deet maken op een papier, boven 't welk Photius schreef dat Ignatius afstand gedaan hadt. Dit geschrift echter den Gezanten niet voldoende, verzocht hy den Keizer, dat Ignatius mogt bevolen worden zyne afzettinge in 't openbaar voor te lezen, en den vloek over zich zelven uit te spreken, waar na men hem de oogen uitsteeken, en de hand afkappen moest, maar Ignatius had het geluk van de wreedheit zyner vervolgers te ontsnappen. Alhoewel Photius alle de bekwaamheitGa naar margenoot+ zyner Redeneerkunde in 't werk stelde om zyne zaak by den Paus te verweeren, gelyk men zien kan uit zyne brieven, die genoegzaam tonen hoe kunstig hy de raderen der geveinstheit wist te doen beweegen, als het zyn belang medebragt; Paus Nicolaas echter misprees het gedrag zynder Gezanten, en schreef scherpe brieven om dat van Photius en zyn Concilie te wederleggen. In eenen anderen brief, houdende aan de Oostersche Kerken, verklaarde hy het afzetten van Ignatius, en het aanstellen van Photius voor niets en van geener waarde. Daarna beriep hy een Kerkvergadering te Rome, waar in hy de verradery zyner Afgezanten bestrafte, Photius met zynen aanhang afzettede en in den ban deet, en Ignatius in zyne waardigheit van Patriarch van Constantinopolen herstelde. Op dit stout bestaan volgden bedreigingen van de zyde des Griekschen Keizers. Waar op Nicolaas met veel hevigheit antwoordde. Men moet bekennen dat hy de Rechten en het gezag der beide Mogentheeden wysselyk onder- | |
[pagina 5]
| |
scheidt in zekeren BriefGa naar voetnoot(a) die verdient gelezen te worden: maar hy schreef er nog eenGa naar voetnoot(b) aan den zelven Keizer, die op verre na zo verstandig niet is. De gezanten, brengers van deezen brief, als mede van eenige andere, zo aan Photius, als aan de voornaamste mannen van Staat en Kerk, wierden door last des Keizers mishandelt, en dus genoodzaakt naar Rome te keeren. Ga naar margenoot+ Tot hier toe had Photius den uiterlyken schyn van eerbaarheit bewaart. Maar zeker voorval deet hem het momaanzicht geheel en al aflichten. 's Pausen afgezanten aan de nieuwbekeerde Bulgaren, hadden de Zalvinge van Photius verworpen, en eene nieuwe ingevoert, om het Vormzel te geeven aan de Grooten en aan het Volk. De Patriarch van Constantinopolen merkte wel haast wat nadeel de Paus door zulk doen aan zyn Patriarchaal gezag zou toebrengen, en hy hieldt dien toeleg terstond voor een trap tot kettery. Photius, om zich over Nicolaas te wreeken, besloot hem insgelyks af te zetten. Hy beriep ten dien einde een Concilie, dat hy den naam gaf van Algemeene Kerkvergaderinge, waar in men zyne vermomminge heel klaar ontdekte. Nicolaas wierd daar plechtiglyk beschuldigt door luiden die erbarmelyk klaagden over de misdaden van dien Paus, en deswegen aan de Vergaderinge om recht smeekten. Photius hield zich, of hy den Paus wilde verdedigen. Men sprak hem tegen. Eindelyk gaf hy het op, nam de beschuldigingen tegen Nicolaas aan, en deet onderzoek der zake.Ga naar margenoot+ Hy veroordeelde hem eindelyk, sprak het vonnis uit waarby hy wierd afgezet, en deet dus den Paus in den ban nevens alle de geenen die het met hem hielden. De Besluiten der Vergaderinge waren onderschreven door een en twintig Bisschoppen, maar men verzekert dat Photius daar zo veele valsche ondertekeningen liet onderlopen, dat het getal der tekenaren wel op duizent uitkwam. Photius nu, Nicolaas niet langer ontziende, wendde zich ten Oosten, en stelde eenen brief van uitschryvinge op, houdende aan den Patriarch van Alexandrien en aan anderen. Hy schreef hen,Ga naar voetnoot(c) dat, na de Ketteryen scheenen uitgeroeit te zyn, en het geloof zich uitgebreid hadt van de Keizerlyke Hooftstad tot by de ongelovige Natien, hebbende de Armeniers de kettery der Jacobiten, en de Bulgaren de Heidensche bygelovigheden verlaten, om zich te vereenigen tot het geloof van J.C., er uit de duisternissenGa naar margenoot+ van het Westen eenige menschen waren opgekomen om die nieuwe planten te vernielen, en om de zuiverheit des geloofs door hunne dwalingen te besmetten, beveelende te vasten op de Saturdagen ..... snydende de eerste week van de Vasten af, met toelatinge van daar in melk en kaas te mogen nuttigen, volgens de dwalinge van Manes, en versoejende de Priesters die een wettig huwelyk hadden aangegaan, Zy onder wie men veele dochters zag die vrouwen waren geworden zonder mannen te hebben, en ook veele kinderen waar van men de vaders niet kende. Hy voegt 'er by ‘zy ontzien zich niet de zalvinge van het H. Vormzel te vernieuwen aan de geenen die ze reets van de Priesters ontfangen hebben, zeggende dat zy Bisschoppen zyn, en dat de zalvinge der Priesters onnut is..... Tot een overmaat van Godloosheit durven zy by de Heilige Geloofsbelydenis, door alle de Concilien gestaaft en vastgestelt, nieuwe woorden toevoegen, met te zeggen dat de H. Geest niet alleen uitgaat van den Vader, maar ook van den Zoon’: eene leere, die zyns oordeels twee beginzelen in de Drie-eenheit stelt, de eigenschappen der Goddelyke Personen vermengt, en met één woord vlak strydig is tegen het Evangelie en het gevoelen van de Oudvaders. Dat verslag van dwalingen is verzelt van ydele uitroepingen, en averechtsche verklaringen, die zo gemeen zyn in den mond van driftige Godgeleerden. Zulke vreemde ketteryen evenwel zouden voor onverschillig zyn gehouden geweest, indien de Paus iet aan de belangen van Photius had willen toegeven. 't Verhaal van het gedrag van den Griek en van zyn party bewyst deeze waarheit. De doot van den Keizer Michiel, dieGa naar margenoot+ door last van Basilius, zynen metgezel in het Ryk, wierd omgebragt, en het afzet- | |
[pagina 6]
| |
ten van Photius dat op die doot volgde, scheenen den vrede der Kerke te moeten herstellen. Keizer Basilius was tot eenigheit genegen:Ga naar voetnoot(a) Hy gedroeg zich terstond als een getrouw Zoon der Kerke ten opzichte van Paus Adriaan den opvolger van Nicolaas. De Paus beriep een Kerkvergadering, waar in de Besluiten van het zogenaamt Concilie van Constantinopolen, door Photius tegen Nicolaas beroepen,Ga naar voetnoot(b) verbrand wierden. In het Concilie vanGa naar margenoot+ den jare 869. ook te Constantinopolen gehouden, en 't welk men de achtste Algemeene Kerkvergadering noemt, ging het Adriaan byna in alles naar wensch: het schynt dat 'er niets aan de vereeniginge zou hebben ontbroken, indien men zich van Photius, en van de Bisschoppen die hem aanhingen, hadt kunnen verzekeren. Maar dit gelukte niet. De eisschen aan den anderen kant, die de Paus deet op Bulgarien tenGa naar margenoot+ nadeele der Grieken, houdende door zyne Gezanten hooglyk staande, en wel met den zelven yver als of men over een grond-artykel des Geloofs handelde, dat dat land van de Roomsche Kerke afhangelyk was, deeden het gemoed des Griekschen Keizers van hem vervreemden. Dus werd de scheure wat bedekt, maar niet geheelt. By dit alles kan men nog voegen,Ga naar voetnoot(c) dat het hard was voor de Grieken het besluit van het Concilie te hebben moeten ondertekenen volgens een Roomsch voorschrift van den Paus, 't geen de Kerk van Constantinopolen van hem afhangelyk maakte, en den Paus zelf boven het algemeen Concilie verhief. Ga naar margenoot+ De aanhang van Photius en alle de vyanden der Latynen wisten hun voordeel te doen met het misnoegen der Grieken. Vooral was men verbittert tegen den hoogmoed van het Roomsche Hof: en dewyl die hoogmoed de Keizerlyke Majesteit scheen te beledigen, trok de Keizer Basilius zich de zaak geheel aan. 'T was in 't jaar 878. dat de Paus (Johannes de VIII.) niets ontziende, den Patriarch Ignatius met den ban en het afzetten van zyn ampt dreigde, indien hy niet binnen een maand tyds alle de geenen, die hy tot Bisschoppen, Klerken, enz. had verordent, uit Bulgarien deet vertrekken. In 't zelve jaar vondt Photius middel om wederom te geraken in de gunst des Keizers Basilius, hem vleyende door eeneGa naar voetnoot(d) valsche Geslachtrekeninge, die bottelyk genoeg verzonnen was: maar 's Vorsten verwaantheit die zich gestreelt voelde, en de onweetenheit der eeuwe beletteden lichtelyk door het bedrog heen te zien. Ignatius stierf onderwyl, enGa naar voetnoot(e)Ga naar margenoot+ Photius die verdagt word hem met vergif te hebben van kant gemaakt, beklom wederom den Patriarchalen Stoel. Volgens veele Historieschryvers, voornamelyk Latynsche, ging hy voort met den aanhang van Ignatius te vervolgen, als mede alle de geenen die zich aan het laatst algemeen Concilie wilden houden. De gelegenheit des tyds of andere redenen bewogen denGa naar margenoot+ Paus eindelyk Photius voor den wettigen Patriarch te erkennen, doch op zekere voorwaarden, waar van de voornaamste was, dat hy in eene volle Kerkvergaderinge om vergiffenisse zou verzoeken; op deeze schuldbekentenisse nu, deet de Paus het Concilie, waar in Photius veroordeelt was, geheel en al te niet: In een ander Concilie, in den jare 879. te Constantinopolen gehouden, en gemeenlyk het zogenaamde achtste geheeten, wierd dat van 808. op eene plechtige wyze afgeschaft met al 't geen tegen Photius gedaan was. Men geeft voor, dat die Patriarch 's Pauzen brieven verandert en vervalscht heeft, gelyk mede de Instructie zyner Afgezanten, en zelfs de Acten en Besluiten der Kerkvergaderinge: maar dit is zeker, dat zich in het gedrag van een gedeelte dier Apostolische mannen, tot vrede en vereeniginge vergadert, de bedriegeryen, dubbelzinnigheden, uitzonderingen, en achterhoudingen zo menigvuldig opdoen, dat daar door meer dan eens die soorten van vergaderingen, zo wel voor als na de scheuringe, vruchteloos zyn afgelopen. Ik moest niet vergeten, dat de Grieken in het zelve Concilie eene Geloofsbelydenisse, | |
[pagina 7]
| |
overeenkomstig met het gevoelen van hunne Kerk wegens den uitgang van den H. Geest, deeden goedkeuren en ondertekenen. Men heeft zelf een brief van Paus Johannes VIII. aan Photius, waar in hy hevig uitvaart tegen die aannamen het byvoegzel by de Geloofsartikelen van Nicea, medebrengende dat de H. Geest van den Zone uitgaat even als van den Vader: en men moet ook bekennen, dat die brief den Grieken gelegenheit gaf om voordeel op de Latynen te behalen. Maar die den Paus willen vryspreken, schryven ook deezen brief toe aan de noodwendigheit des tyds, waar door hy verplicht was den Griekschen Keizer en zynen Patriarch beleeftheit te bewyzen. De brieven welke hy in 't jaar 880. aan den zelven Keizer, als mede aan Photius schreef, konnenGa naar voetnoot(a) aangemerkt worden als een pleister op 't geen ten nadeele der Latynen geschied was. Ga naar margenoot+ Paus Marinus opvolger van Johannes den VIII., meende niet verplicht te zyn te staven 't geen zyn voorzaat tegen de regelen der Kerke gedaan hadt. Hy veroordeelde Photius, en na hem deet Adrianus de III. van gelyken. De Patriarch van Constantinopolen schreef toen een brief tegen de Latynen wegens den uitgang van den H. Geest. Leo de Filosoof,Ga naar margenoot+ zoon van Basilius, en zyn Opvolger, dreef Photius van den Stoel; echter kon dit deGa naar margenoot+ Grieken met de Latynen niet vereenigen. In tegendeelGa naar voetnoot(b) de uitspraak der Roomsche Afgezanten over het vierde huwelyk van Leo vervreemde het gemoed der Grieken nog meer: de onweetenheit die van beide de kanten aangroeide door den omgang met wilde woeste menschen, en door 't verval van studie en geleerdheit, deet de afkeerigheit van gelyken aangroejen. Dus onstonden er nieuwe beweegredenen tot verwyderinge; waar by kwam, dat de Schryvers van dien tyd die beweegredenen zeer breed uitmeteden; gedreeven of door eenen yver die geene gematigtheit kent, of door eene met hoogmoed vermengde halstarrigheit, welke het gemeen dikwyls houdt voor een uitwerkzel van waren Godsdienst. De naaryver speelde zyne rolle hier ook onder. De twee Keizers betwistten elkander de tytels en de oppermagt: hoe nader het Grieksche Ryk aan zynen ondergang was, hoe jaloerscher het scheen te weezen over zyne nog overgeblevene schaduwe van grootheit. Dit bleek in den jare 968. toen de Paus aan Otto den tytel van Keizer der Romeinen gaf in de brieven welke hy door zyne Legaten aan den Keizer Nicephorus zondt. De Afgezanten wierden door de Grieken zeer qualyk gehandelt. Omtrent den zelven tyd geboodt die Vorst, dat men in Apuliën en Calabriën, daar de Grieken nog eenige eigendommen hadden behouden, de Kerkgeheimenissen en plechtighedenGa naar margenoot+ niet in 't Latyn zou verrichten. Omtrent het midden der elfde eeuwe deet Michiel Cerularius, Patriarch van Constantitinopolen, den Latynen aan wegens de ongezuurde broden en den Sabbath, hun verwytende dat zy het H. Avondmaal vierden met ongezuurde broden, en vasteden op den Saturdag, en dat zy dus met de Joden overeenkwamen. De Paus (Leo de IX.) antwoordde hem, maar terwyl hy de Latynen verdedigde, maakte hy te gelyk een groten ophef van de dwalingen der Grieken, doende daar tusschenkomen het hoog gezag van zynen Pausselyken Stoel. De Kardinaal Humbert gaf ook een antwoord uit, 't welk zeer nauwkeurig was opgestelt. Ik moet hier aanmerken de misbruiken, welke die Autheur den Grieken zyner eeuwe verwyt, namelyk het herdopen der Latynen, het begraven der overblyfzelen van het Avondmaal, het toelaten van 't Huwelyk aan de Priesters, het weigeren des Doops of der Communie aan op sterven leggende kraamvrouwen, het niet dopen der kinderen | |
[pagina 8]
| |
voor den achtsten dag, en het veroordeelen der Monnikken die onderbroeken dragen, of die ziek zynde vleesch eeten. De zelve Humbert beantwoordde mede zekeren Nicetas Pectoratus, die dezelve beschuldigingen tegen de Latynen inbragt als Cerularius gedaan hadt, en eindigde zyn antwoord met een Vloekbesluit, tegen Nicetas uitgesprooken, die vervolgens zyn woord in zyn hals haalde in de tegenwoordigheit van drie Pauselyke LegatenGa naar margenoot+ in den jare 1054. Deze Afgezanten of Legaten, onder welke Humbert de eerste was, bestonden den Patriarch Cerularius in den ban te doen binnen St. Sophia, en het besluit van Excommunicatie op het hoog Autaar te plaatzen in de tegenwoordigheit der Geestelyken en des volks: waar na zy het stof van hunne voeten afschuddeden, roepende luidkeels dat God het zie en oordeele. Die ban wierd gevolgt van een vloekspraak tegen alle de geenen die uit de hand van een Griek, niet met de Latynen vereenigt, de Communie zoude ontfangen. De Patriarch van zyn kant trachtte de Grieken te doen opstaan tegen de Roomsche Afgezanten, 't welk verre genoeg ging om den Keizer te doen vreezen voor de opschuddinge des volks, dat ter zelver tyd door den Patriarch tegen hem was opgehitst. Het past my niet hier die beruchte Excommunicatie, welke den laatsten dootsteek gaf aan de vereeniginge der beide Kerken, lang daar na vruchteloos ondernomen, voor- of tegen te spreeken. Ik zal alleen zeggen, dat Michiel daar inGa naar margenoot+ beschuldigt wierd van Simonie, van Gesnedenen te hebben geordent, ja zelf tot Bisschoppen verheven; van gedoopten te herdopen, van staande te houden dat er buiten de Grieksche Kerke, noch Kerk, noch Offerhande, noch Doop was; van het trouwen der Altaarbedienden te hebben toegestaan, van qualyk te hebben gesproken van Mozes Wet, van te hebben gelochent dat de H. Geest van den Zone uitgaat, van te geloven dat al 't geen gerezen is of gist inheeft, bezielt is; van na te volgen de Joodsche reinigingen, van den Doop te weigeren aan kinderen die voor den achtsten dag sterven, en aan kraamvrouwen het H. Nachtmaal; en van niet te willen ontfangen in de Gemeenschap de geenen die zich het hair en den baard laten scheeren volgens het gebruik der Romeinen. Door alle die aangehaalde dwalingen stelde de Excommunicatie de Grieken gelyk met de Simoniten, Valesianen, Arrianen, Donatisten, Nicolaiten Severianen, Macedoniërs, Manicheen, en Nazareners, en verklaarde hen zo wel vervloekt te zyn als alle die ketters. De Abt Fleury heeft verstandiglyk opgemerktGa naar voetnoot(a)Ga naar margenoot+ dat die Ketteryen, den Grieken aangewreven, voor 't grootste gedeelte bestonden in gevolgen uit hunne leere en gedrag getrokken, maar dat zy zelve die niet toestemden. Die aanmerkinge kan men toepassen op de meeste Leerstukken, waar over de Christenen hedendaagsch met elkander in verschil zyn. Indien de geest van vreede en van liefde zich voegde by het onderzoek der Leerstukken, en de begeerte om de Christenen op te wekken te leven volgens de gronden van Jesus Christus, by den yver dien zich elk toeschryft voor het welzyn der Gelovigen van zyne Gemeenschap, zou 'er tot de vereeniginge van het Christendom, en de verzoeninge der Secten, mogelykheit gevonden worden. Michiel Cerularius beantwoordde dieGa naar margenoot+ Excommunicatie met een Decreet, waar in de Latynen ook geenzins gespaart wierden. Hy vervolgde zyne klachten tegen de Latynen, en stelde een lyst op van hunne dwalingen in een brief aan den Patriarch van Antiochien. Men bespeurt in die lystGa naar voetnoot(b) groote blyken van onwetenheit. In navolginge van het gedrag der Latynen, ziet hy kleinigheden voor hooftdwalingen aan. By voorbeeld hy berispt hen, dat in de Misse de een Bediende den anderen omhelst, dat de Bisschoppen ringen dragen, om te betekenen dat zy aan hunne Kerken getrouwt zyn; dat hun Doop geschiedt door eene enkele indompeling, dat zy de dopelingen zout in den mond geven, dat 'er Latynsche Bisschoppen ten oorlog gaan, en gedoot worden, na dat zy hunne eigene zielen gedoot hebben. Op dit laatste verwyt merkt de verstandige FleuryGa naar voetnoot(c) zeer wel aan den oorsprong van een misbruik, dat met de Apostolische zagtzinnigheit zo strydig is. De PatriarchGa naar margenoot+ van Antiochien beantwoordde dien | |
[pagina 9]
| |
van Constantinopolen, met te schryven, dat men zekere zo genaamde misbruiken der Latynen moest door de vingeren zien, en maar myden de weezentlyke dwalingen, lettende op het goede oogmerk, vooral wanneer het geloof geen gevaar loopt, in welk geval men genegen moet zyn tot vrede en broederlyke liefde. Hy drukt zich wegens de andere beweegredenen van verwyderinge, door Cerularius aangehaalt, met de zelfde gematigtheit uit. Ik zal my niet ophouden met den tweeden brief van dezen Patriarch aan dien van Antiochien. Ga naar margenoot+ Na de doot van Michiel Cerularius in 't jaar 1058. voorgevallen, is er niets merkwaardigs, in opzicht der Scheuringe van beide de Kerken, gebeurt tot den jare 1078. toe. In dit zelve jaar hieldt Gregorius VII. een Concilie te Rome, waar in Nicephorus Botaniatus als een onrechtmatig bezitter des Ryks werdt veroordeelt. Hy had Michiel Parapinax van den troon gestoten. Een zo genaamde Michiel, om hulpe in Italien gekomen, diende ten voorwendzel om krygsbenden te doen overgaan naar Griekenland, ten einde die gewaande Vorst den Troon wederom beklimmen mogte, waar toe ook de Paus aan die benden volkomene vergevinge der zonden verleende. Dit geschiedde in 't jaar 1080.Ga naar margenoot+ De rampen die het Grieksche Ryk leedt door den voortgang der Mahometaansche Religie en wapenen, waar by kwam het geduurig afzetten der Keizeren en Patriarchen van Constantinopolen aan de eene zyde; aan de andere de ongeregeltheden in Italien, en het overhoopleggen van de Pauzen met de Duitsche Keizers, waren de beletzelen van met ernst middelen voor of tegen de Vereeniginge van beide de Kerken in 't werk te stellen. Nog eene andere verhindering, ter onderhoudinge dier groote Scheuring, was de bygelovigheit der eeuwe, en de onbeschaaftheit der wetenschappen, vermengt met ydele hairkloveryen en een zekere gewaande fynheit van Godsvrucht, waar door de vreeze voor ban en vloek als mede eene slaafachtige gehoorzaamheit in de plaatze van waren Godsdienst gestelt wierd. 'T was onmogelyk dat de smaak van dien tyd, immers zo bekwaam om alle vreede en liefde te verdryven, iet het geringste kon toebrengen tot het vereenigen der partyen. In den jare 1094. verzogt Keizer Alexis Comnenus den Paus en de Latynsche Kristenen om hulp tegen de Ongelovigen: maar men leest niet dat 'er de minste stap tot den vrede der Kerken gedaan is. In 't jaar 1097. hielden de Krygsbenden van den Kruisvaart tegen de Mahometanen zeer slecht huis rondom Constantinopolen, zo dat de Latynen daar door op nieuw den haat der Grieken op hunnen hals haalden. Van het Tractaat van St. Anselmus, Aartsbisschop van Cantelberg, over den uitgang des H. Geest geschreven, melde ik niets. Mogelyk is die Verhandelinge, in den aanvang der twaalfde eeuwe opgestelt, toen niet in handen der Grieken geraakt. Misschien is 'er eenige hoop van verzoeningeGa naar margenoot+ geweest, toen Alexis in den jare 1112. den Paus (Pascalius den tweden) aanboodt te Rome te komen, of zynen zoone te zenden, om de Kroon te ontfangen uit handen van zyn H. Maar men weet niet, zegt de Abt Fleury, tot wat einde Alexis dien stap deet, en men ziet 'er geen gevolg van. Hoe het zy, men wendt voor dat Alexis altoos in gemeenschap met de Roomsche Kerke geleeft heeft: waar op men kan antwoorden, dat, schoon zulks waar was, het alleen plaats hadt in een byzonder persoon, wiens voorbeeld juist geen voet geeft tot de algemeene vereeniginge. Men zal buiten twyffel voor een gevolg van de elende en onkunde dier tyden, of voor een uitwerkzel van de veinzerye der Grieken, houden 't geenGa naar voetnoot(a) Basilius Aartsbisschop van Thessalonica den Paus Adriaan, die hem tot die vereeniging vermaande, antwoordde, zeggende. ‘Daar is geen verschil tusschen ons en de Latynen. Wy houden ons aan het zelve geloof van St. Petrus, wy offeren dezelve offerhande; hoewel 'er eenige kleine aanstotelykheden zyn, enz.’ Maar zou men ook niet mogen geloven dat de Aartsbisschop volgens zyn geweten sprak, en dat hy verstandig oordeelde van de beweegredenen die men gebruikt om aan de scheuringen een glimp te geven? Wat aangaat de verzekeringe, door eenen AfgezantGa naar voetnoot(b) van Manuel Comnenus aan het Roomsche Hof gedaan, van oprechtelyk te willen arbeiden om de beide Kerken te vereenigen gelyk zy van ouds geweestGa naar margenoot+ waren, daar is niets opgevolgt. Onder | |
[pagina 10]
| |
het doen van die aanbiedinge trachtte de Grieksche Keizer de Keizerlyke Kroon te bekomen ten nadeele der Duitsche Keizeren. Die voorwaarde maakte de verzoeninge onmogelyk. In 't jaar 1177. boodt zekere Hugo van Eterien den Paus Alexander III. een Boek aan tegen de dwalingen der Grieken wegens den uitgang van den H. Geest. Eenige vragen, hem door Manuel Comnenus over die stoffe gedaan, gaven hem aanleidinge tot dat werk. Ga naar margenoot+ De moord aan de Latynen, in den jare 1182. te Constantinopolen onder Alexis Comnenus den jongen gepleegt, was niet minder een uitwerkzel van den haat uit verschil van Godsdienst ontstaan, als van den naaryver der Grieken tegen de Latynen. Het voorwendzel van dien moord was het groot gezag dat de Latynen onder de Regeeringe van Manuel Comnenus, die de Roomsche Kerke zeer toegedaan was, hadden bekomen. Op die gunst doorgaande, ontzagen zy de Grieken geenzins, en verzuimden vooral niets van 't geen hunne Kerke, ten koste van die der Grieken, kon opbeuren en in top verheffen. Ga naar margenoot+ Die onderlinge haat van beide de Kerken groeide merkelyk aan door de wreeden schandelykheden die de Latynen te Thessalonica begingen, toen zy die stad op de Grieken verovert hadden in 't jaar 1185. Uit schriften van dien tyd blykt het, dat de Latynen zedert die schenddaat den Grieken veel hatelyker waren dan Arabieren en Turken. Ik moet hier in 't voorbygaan aanmerken, dat men het eerste blykGa naar voetnoot(a) van een wezentlyke Scheuringe tusschen de Grieken en Latynen meent te vinden in zekere plaats van Theodorus Balsamon, die toen ter tyd leefde; en zelf is Fleury van gedachten, dat de Scheure niet ouder is dan het inneemen van Constantinopolen door de Latynen: maar, zonder my in te wikkelen in de redenen voor en tegen, of het ware tydmerk der Scheuringe te bepalen, wil ik den Lezer maar voorgehouden hebben, hoe dezelve niet anders dan door menschelyke driften en oogmerken is aangegroeit en onderhouden; invoegen dat heel onverschillige vraagpunten, die men nevens veele andere beuzelingen onder het stof der schoolen had konnen begraven, gedient hebben tot voorwendzelen van die groote oneenigheit. Indien de Scheure al niet openbaar was voor de veroveringe van Constantinopolen, ten minsten is het waar dat de Grieken en de Latynen reets lang te voren een groten afkeer van elkander hadden. Van Photius tyd af erkenden de Grieken den Paus niet meer voor het Hooft der Kerke; dit nu alleen, gebeurende in een eeuwe waar in men door middel der algemeene onkunde by de Apostolische Magt van het Hooft der Kerke een tydelyk gezag, 't welk dat der Koningen te boven ging, had weten te voegen, moest noodwendig met den tyd een wettige reden tot scheidinge worden. My dunkt ook dat het verval der Grieken hun het verstand zo niet zal benomen hebben, dat zy de gevaarlyke gevolgen eener gemengde Oppermagt, zo strydig met de leerstukken van Jesus Christus, niet zouden hebben konnen zien. Die gemengelde Geestelyke en waereltlyke Regeering had hen te zeer verschrikt, om zich niet af te zonderen van een Oppergezag zo nadeelig aan dat der Vorsten, welke van die Grieksche Patriarchen nimmer straffeloos aangetast wierden. Nu keere ik weder tot myn verhaal.Ga naar margenoot+ In 't jaar 1199. schreef Paus Innocentius III., belang neemende in 't geen zyne Voorzaten gedaan hadden,Ga naar voetnoot(b) aan den Griekschen Keizer en aan den Patriarch van Constantinopolen, dat zy zich mogten voegen by de Kruisvaarten der Latynen, die strekken zouden om den Mahometanen het Heilige Land te ontnemen. Ter zelver tyd maakte hy gewag van de vereeniginge, hun voorhoudende, dat de Grieken, met af te wyken van de eenigheit des H. Stoels, zich veinsden van eene andere Kerk te zyn, en dus het Christendom scheurden. By den Patriarch drong hy niet alleen aan op de eenheit der Kerke, maar wilde hem den voorrang van St. Pieter ook kragtiglyk inboezemen. De Keizer antwoordde,Ga naar margenoot+ dat, om de Kerken wederom te vereenigen, men de vereeniginge der gemoederen betrachten moest, maar dat zulks moeilyk zou weezen zo lang de Kerkvoogden niet afstonden van de vleeschelyke wysheit. Het antwoord van den Patriarch kwam voornamelyk uit op een soort van wederbetigting tegen de Latynen. De Paus schreef wederom, en ging voort met zyn algemeen gebied staande te houden. Hy gebruikte daar toe de onderscheidingen | |
[pagina 11]
| |
en de hairkloveryen van dien tyd: Om zyne opperhoofdigheit te staven, vergeleek hy de Geestelyke magt by de ziel des menschen, en de tydelyke by deszelfs lichaam. Eindelyk maakte hy een overeenkomst van die twee Mogentheden met de twee groote Lichten des Hemels; de Pausselyke met de Zonne, en de Koninglyke met de Mane gelyk stellende. Dewyl Innocentius III. het gezag van zynen Stoel grondde op deGa naar voetnoot(a) magt die de Pauzen zyne voorzaten hadden weten te bekomen, volgde hy ook het zelve stelzel van Staatkunde op, medebrengende dat men de tydelyke belangen met de geestelyke vermengen, en de Roomsche Pauzen tot Opperrechters in die belangen aanstellen moet, als zynde de eenige Stedehouders van Jezus Christus wien de gantsche aarde toebehoort; gelyk ook, dat de Geestelyke voorrechten en vrydommen zonder eenige bepalinge uitgebreid, de beroepingen op het Roomsche Gerechtshof gestadig vermenigvuldigt, en de Geestelyken aan de Waereltlyke Magt geheel en al onttrokken moeten worden. Alle die grondregelen brachten veel toe tot die instellinge van nieuwe Geestelyke Ordens, en het invoeren van een groot getal Godsdienstige uitvindingen, gelyk zyn het Kloosterleven en andere buitengewoone gestrengheden. De Paus genoot de meeste vrucht dier uitgevondene oefeningen: daar door wierden den Princen veele onderdanen onttrokken, en kreeg de Paus zulk een volstrekte magt over de Conscientien, dat toen ter tyd de Ban voor de verschrikkelykste zaak der waerelt gehouden wierdt. Maar dewyl het grootste gedeelte van die maximen aan de Oostersche Kerke onbekent was, deet zulks, in plaats van tot de vereeniginge der Grieken met de Romeinen iets toe te brengen, de verwyderinge nog groter worden. Dus zoude ook de gewaande vereeniging door den jongen AlexisGa naar voetnoot(b) aan de Latynsche Kruisvaarders belooft, mids zyne herstellinge op den Troon van Constantinopolen, even dezelve zwarigheden gelyk te voren ontmoet hebben, zo het al volkomen ernst geweest ware. Uit de nog overige Berichten wegensGa naar margenoot+ de tweede inneeming en plondering van Constantinopolen door de Latynen, twee maanden na de doot van Alexis den jongen, blykt dat de Grieken nergens minder dan tot verzoeninge genegen waren, ziende den Latynen allerlei wanbedryven in hunne Stad plegen. Hoe konden de Grieken de vroom- en Godsdienstigheit, welke het voorwerp der Kruisvaarten scheen te moeten zyn, overeenbrengen met de buitensporigheden der Kruisvaarders in het Oosten? De plondering van Constantinopolen voorzag de Westersche Kerken met een merkelyk getal Overblyfzelen van alle soorten van Heiligen, waar onder veele doorslopen die aangenomen wierden op het goed geloof der Grieken dieze overgaven, der Latynen die ze ontfingen, en der Monnikken die zich daar van nuttelyk konden bedienen om de Godsvrucht der Gelovigen tot zich te trekken. Onder de regeering der Latynsche Keizeren,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot(c) was 'er een soort van een halve vereeniging: en echter was deeze maar uiterlyk. Nauwlyks strekte zy zich, buiten de Latynsche Geestelykheit, uit tot eenige weinige Grieken die uit byzondere inzichten, of door de elende van hunnen staat gedrukt, de Scheuringe verlieten. Want de yverigste hadden zulken afschrik van de Latynen,Ga naar voetnoot(d) dat zy herdoopten de geenen die by hen gedoopt waren, en den Altaar, waar op een Latyn de Misse gelezen hadt, voor onheilig hielden. Hoe het ook zy, de ware Grieken stelden een Patriarch aan te Nicea van Natolie, daar Theodorus Lascaris zich ook tot Keizer opwierp. Het is wel waar, dat die Grieken eenige genegenheit tot verzoeninge lieten blyken, en dat zelf hun Patriarch Germanus daar over aan den Paus en de Kardinalen, een brief schreef in den jare 1232. maar 't is zeer waarschynelyk dat | |
[pagina 12]
| |
zulks ontstondt uit vreeze voor de Latynen, die Constantinopolen nog inhielden, en den Grieken van Nicea begonden te dreigen. Echter was de Latynsche Keizer Jan van Brienne, die te Constantinopolen regeerde terwyl Vatacus te Nicea op den Troon zat, zeer weinig in staat om den Grieken afbreuk te doen, die van hunnen kant maar tyd zogten te winnen, en door omweegen en geduurig uitstel den Latynen het overige van hunne krachtenGa naar margenoot+ te beneemen. De onderhandelingen der Geestelyken waren van geen vrucht, om dat de Afgezondene van den Paus hunne streng vasthielden, en de Grieken niets van hunne gevoelens wilden afstaan; en de uitkomste eener Kerkvergadering, te Nymphea gehouden om over de Vereeniging te handelen, was dat zy in het scheiden grooter vyanden waren dan oit te voren, en elkander voor verdoemde Ketters aanzagen. Vatacus hieldt zich als of hy bedroeft was over het aanhouden der Scheuringe, maar de Leeken waren inderdaat verheugt over het afbreeken eener Onderhandelinge, waar van het gevolg hen tot slaven der Roomsche Kerke zou gemaakt hebben. Zulke goede gedachten hadden zy van alle de Westersche Christenen. Ga naar margenoot+ In den jare 1249. wierdt de Vereeniginge nog eens bezogt door Jan van ParmaGa naar voetnoot(a) Generaal van de Ordre der Minderbroeders, die van Paus Innocentius IV. als zynen Legaat naar Griekenland gezonden wierdt, op eenige hoop daar toe gegeeven door een ander Minderbroeder Laurens genaamt; dit nu scheen van gelukkig gevolg te zullen zyn, omdat Keizer Vatacus en de Patriarch Caritopulus Gezanten aan den Paus hadden afgevaardigt: maar de Afgezondene konden Innocentius niet naderen. De doot van dezen Paus, en die van Keizer Vatacus, eenige maanden daar na voorgevallen, wierp alle de maatregelen, tot de vereeniging genomen, overhoop. Te vergeefs poogde Paus Alexander IV. de begonne onderhandelinge met Vatacus, voort te zetten onder Theodorus Lascaris: zy viel niet beter uit dan alle de voorgaande. Uit de eisschen der Grieken blykt, dat die Onderhandeling mede een uitwerkzel der Staatkunde was. Die eisschen strekten alleenlyk om Constantinopolen wederom in bezit te krygen. Eene Vereeniging, op zulke beweegredenen gegrond, zou ongetwyfelt een zelve lot ondergaan hebben met bekeeringen die uit belang geschieden, daar de Godsdienst altoos het speeltuig van de gierigheit of van de staatzugt is. De laatste Latynsche Keizer van ConstantinopolenGa naar margenoot+ was Boudewyn de Tweede. De Latynen verloren die stad, na eene bezittinge van zeven en vyftig jaaren. 'T was in 't jaar 1261. datGa naar voetnoot(b) Michiel Paleologus dezelve by verrasschinge innam, ontbloot van weerbare Mannen, van gelt, en levensmiddelen. Men kan wel denken, dat de Paus zyn best deet om dat Ryk wederom magtig te worden, en 't was zyn schuld niet dat de Latynen niet ter Kruisvaart gingen tegen de Grieken: want dat optrekken wierd in Vrankryk genoeg voorgepredikt door de Minderbroeders getrouwe vrienden des Konings St. Louis. Michiel Paleologus ondertusschen, voorziendeGa naar margenoot+ dat hy zich den oorlog der Latynen op den hals zou halen, en vrezende aan den anderen kant de gevolgen van den Ban, dien Arsenus tegen hem had uitgeblixemt, nam het besluit van aan denGa naar voetnoot(c) Paus te schryven, en hem om vrede en vriendschap te verzoeken, zynde dit een middel, zo hy voorgaf, om des te spoediger tot eene zo gewenschte vereeniging te geraken. De Paus zondt hem Nuntiussen toe, met eenen brief waar in de magt van den H. Stoel zeer hoog wierdt opgevyzelt, gelyk ook de nuttigheit van zyne bemiddeling in de verschillen der Princen, als mede hoe hy den zwakken en onderdrukten steets beschermde, en voor al wierdt niet vergeten dat geduchte Oppergezag waar door de Paus toen ter tyd den Vorsten, die hunne rechten met gewelt meenden te moeten staande houden, de wapenen deet uit de handen vallen: want hier toe strekte de kennisse die het Hof van Rome in dien tyd nam van de tydelyke verrichtingen der Potentaten; eene kennisse die niet missen konde gevolgt te worden van vloekspraken en excommunicatien tegen de geenen die zich zyne beslissingen weigerden te onderwerpen. Ik weet niet of de onverzet- | |
[pagina 13]
| |
telykheit, waar mede Arsenus weigerde Michiel van den Ban te ontheffen, oorzaak was dat die Vorst den Paus toeviel; dan of dit voortkwam uit vreeze, hem aangejaagt door de toebereidzelen die de Latynen maakten om Constantinopolen wederom magtig te worden. Hoe het zy, de onderhandeling tot vereeniging van beide de Kerken scheen ernst te weezen tusschen den Keizer en den PausGa naar voetnoot(a) die hem dezelve voorstelde als een gemakkelyk middel om zich van alle vreeze te ontdoen. De Paus deet hem ter zelver tyd verstaan, dat hy het weigeren zyner schuldige gehoorzaamheit niet moest leggen op zyne Geestelyken, want, zegt hy, gy hebt op hen meer vermogen, dan behooorlyk is. MichielGa naar voetnoot(b) ging voort met den Paus te vleyen, belovendeGa naar voetnoot(c) zyne pogingen te verdubbelen om de Scheuringe te doen staken, terwyl hy ondertusschen door kragt van gelt bezig was de KardinalenGa naar voetnoot(d) om te kopen: doch de Grieksche Geestelykheit beantwoordde de oogmerkenGa naar voetnoot(e) van Michiel zeer qualyk, zich vleyende dat het voornemen des Kerzers van den zelven uitslag zou wezen als de voorgaande ontwerpen; en dat dus hunne Kerk van de Latynsche niet zou afhangelyk worden. Dit niet tegenstaande wierdt het ontwerp zeer yverig voortgezet: maar de Patriarch JosephGa naar voetnoot(f) een goed eenvoudig man, zonder geleertheit, volgens Mainburg, dwarsboomde het zelve opentlyk.Ga naar margenoot+ Gelyk de Keizer met ernst de vereeniginge scheen te betrachten, deet hy ook al wat mogelyk was om de toestemminge der Geestelykheit te verkrygen. Geenerlei list liet hy onverzogt. Eerst maakte hy een verdrag met den Patriare', volgens 't welk deeze zynen Stoel volstrekt afstondt in geval de onderhandeling gelukte, maar dien men hem wederom moest inruimen, zo dezelve vruchteloos afliep. Terwyl men den uitslag van die groote zaak, welke gebragt wierd voor het Concilie van Lions, in de maand Mei van den jare 1274. beroepen, verwachtte, moest de Patriarch zyn paleis verlaten, en zich in een Klooster begeven. Daar na poogde Michiel de overige Geestelyken door vriendelyke en schoonschynende redenen op zyn zyde te krygen. Vervolgens gebruikte hy bedreigingen, en zelf geweld tegen de geenenGa naar voetnoot(g) die hem tegenstonden. De Scheuringe werdt afgesworen in den name des Keizers Michiel, en de Vereeniginge gesloten in de volle Kerkvergaderinge, op zulk eene plechtige en krachtige wyze, en zo overeenkomstig met de denkbeelden van het Roomsche Hof, dat 'er niets scheen aan te ontbreeken. Maar men zal zien dat de oude zuurdeessem nog overgebleven was. Michiel, zich zo volstrekt met de Latynen vereenigt hebbende, begeerde dat het formulier des Geloofs zou opgezegt worden even als voor de Scheuringe: ook verzogt hy dat de gebruikelykheden, te voren ingevoert, mogten blyven standgrypen. Daar en boven ontstonden 'erGa naar margenoot+ nieuwe scheuringen en verdeeltheden onder de Geestelykheit, waar door wel haast al 't geen de Keizer overeenkomstig met het oogmerk en den wille van den H. Stoel gedaan hadt, onnut en vruchteloos wierdt. Ook moest ik niet vergeeten, dat 'er onder het gedrag van Michiel en van zynen Patriarch Jan Veccus vry wat kunstenary schuilde. Deeze Jan bezwachtelde het groote Verschilstuk wegens den uitgang van den H. Geest met veele duistere en nutteloze bewoordingen, in de Geloofs-belydenisse welke hy aan Paus Johannes XXI. overzondt. Echter deet hy in den ban alle de geenen die weigerden de H. Roomsche Kerke te erkennen voor de Moeder en opperste van alle de andere Kerken. Nicolaas III. die na Johannes XXI. de Pausselyke waardigheit verkreeg, begeerde dat de Patriarch en de andere Prelaten, gelyk ook de Geestelyken van yder Stad, Dorp, of Gehucht, elk in 't byzonder hunne Belydenisse zouden doen volgens het Formulier der Roomsche Kerke; dat de Grieken en de Latynen eenstemmiglyk het Symbolum met de byvoeginge zouden opzeggen; dat de Geestelykheit zich moest verbinden niets te leeren noch te dulden 't geen met de artykelen des Geloofs streedt; dat men van de gebruiken, Geduurende de Scheu- | |
[pagina 14]
| |
ringe ingevoert, geene andere zou waarnemen dan die de Roomsche Kerke zou goedvinden toe te laten, als niet strydende tegen het geloof, noch tegen de regelen. Nicolaas deet ook verstaan, dat de Grieken zich moesten doen ontheffen van den vloek die wegens de Scheuringe op hen lag; dat de Patriarch en de andere vereenigde Prelaten aan de Roomsche Kerk moesten verzoeken bevestigt te worden in hunne Waardigheeden: eindelyk dat de tegenwoordigheit van een Kardinaal-Legaat, met eene volle magt bekleed, te Constantinopolen van een volstrekte nuttigheit zou wezen. De Keizer vocht al wykende, en, 't zy hy waarlyk eenen opstand zyner bloedvrinden en onderdanen vreesde, of dat hy blyde was een voorwendzel te vinden om zich niet te verre in te laten, hy verklaarde aan de Geestelykheit, dat hy geenerlei verandering in de gebruikelykheden, noch de minste byvoeginge by het Symbolum of de Artykelen des geloofs zou dulden. By zulk een glimpig bedryf, 't welk, gelyk men zien kan, uit eene welgegronde vreeze voor de onverzettelykheit der scheurzieke Grieken sproot, voegde de Keizer zeer kunstiglyk eene uiterlyke toegeventheit voor den Paus, waar door hy het opperste gezag van den Roomschen Stoel ten hoogsten scheen te doen gelden. Doe hier nog by 's Vorsten quade behandelingen en wreetheit tegen die hem met omkeeringe van Godsdienst beschuldigden, of die hun misnoegen over de vereenigingeGa naar margenoot+ betoonden. Paus Martinus IV. begreep wel haast hoe weinig voordeel de Apostolische Stoel zou trekken uit eene gedwongene verzoeninge, die zich niet verder dan tot Michiel, zynen Patriarch Veccus, en eenige andere Geestelyken uitstrekte:Ga naar voetnoot(a) oordeelende derhalven dat die vereeniginge bedriegelyk was, weigerde hy gehoor te verleenen aan de Afgezanten van dien Vorst, dien hy vervolgens in den ban deet in den jare 1281. Ga naar margenoot+ Michiel Paleologus in 't jaar 1282. RoomsgezintGa naar voetnoot(b) overleden zynde, volgens Mainburg, schoon door den Paus in den ban gedaan, begon Andronicus zyn Zoon de Regeering te aanvaarden met het te niet doen van de Vereeniginge met de Latynen aangegaan: vervolgens deet men eene plechtelyke uitzuiveringe, even of men door de vereeniginge ontheiligt ware geweest: verscheide Geestelyken wierden in hunnen dienst voor eenigen tyd opgeschort, andere geheel afgezet, en den Leeken wierden boeten opgelegt. Veccus werdt veroordeelt en afgezet in een Kerkvergadering te Constantinopolen gehouden. Hier op volgde het afzetten van nog verscheidene Bisschoppen, gelyk ook veele ongeregeltheden in de Grieksche Kerke, welke alle op te noemen hier te veel plaats zou beslaan. De geduurige verdeeltheeden in die Kerk, en de slechte gesteltenisse van den Staat, door ontzaggelyke vyanden van alle kanten aangetast, hielden de gemoederen gestadig in eene gevaarlyke onzekerheit en bekommering. Het ontwerp van vereeniginge wierdtGa naar margenoot+ hervat door zekeren Sanuto in den jare 1326. maar zonder eenig gevolg. Eenige jaren daar na toonde de jonge Keizer AndronicusGa naar voetnoot(c) wat begeerte tot vereeniging. Paus Johannes XXII. zondt Nuntiussen naar Constantinopolen om daar over te handelen: maar op den raad van Nicephorus Gregoras liet men zich niet in: en dus was de reis der twee Nuntii vruchteloos. De poginge in 't jaarGa naar voetnoot(d) 1337. aangewend, hadt geen gelukkiger gevolg. Twee jaren daarna wierdt Barlaam ookGa naar margenoot+ gezonden aan Benedictus XII. wegens den Keizer Andronicus. Hy deet nieuwe voorslagen van verzoeninge, die even als te voren by den Paus ingang hadden, zynde zeer voordeelig aan het gezag van den H. Stoel: Doch uit het gedrag van de Afgezanten des Keizers, ziet men wel dat hy niet gezint was die voorslagen gestand te doen, dan voor zo verre hy daar door middel kon vinden om het tegen de Turken en zyne andere vyanden uit te houden. Die gesteltenisse zeker moest maar een verzoeninge voor een tyd te weeg brengen, en groote hinderpalen tot eene bestendige vrede veroorzaken. Gelyk ook gebeurde. Volgens Maimburg begeerde het volk, onder de elenden als verdrukt, die vereeniginge zeer vuuriglyk; niet door overtuiging, want dit moet men van 't volk niet verwachten, maar om dat het zich vleide door die vereeniginge met be- | |
[pagina 15]
| |
hulp der Latynen zyne rampen te boven te komen. Barlaam begon voor te stellen een algemeen vry Concilie, eenstemmiglyk beroepen met goedvinding des volks en der vier Oostersche Patriarchen; 't geen men niet konde zeggen van de vereeniginge te Lions gemaakt, dewyl dat het werk des KeizersGa naar voetnoot(a) alleen geweest was: maar ter zelver tyd verzogt hy om hulpe tot het herneemen van Natolien op de Turken, zynde dit een middel, zeide hy, om den weg naar het Heilige Land te openen, en om de Grieken te doen luisteren naar de voorstellingen van 's Paussen Legaten. Dus, vervolgde hy, zal de Keizer den Grieken konnen overtuigen van de goede trouw en de oprechte vriendschap der Latynen. De elende van het Keizerryk dan, en de ondergang waar mede het gedreigt wierd, waren de redenen van het omhelzen der Religie. Barlaam gaf het genoeg te kennen toen hy tegen den Paus zeide, dat hy niet was de Afgezant van het Grieksche Volk, maar van den Keizer Andronicus alleen, die zich niet konde noch durfde verklaren voor de Vereeniginge, indien hem de Latynen niet vooraf hulpe toezonden. De Paus bestemde noch den voorslag van een algemeen Concilie, noch het onderzoek der geloofsgeschillen tusschen de Grieken en Latynen, noch de verdraagzaamheit die Barlaam voorsloeg; onder 't voorwendzel van de dwalinge niet te wederstaan, is dezelve eenigermate toestemmen. Hy boodt Commissarissen aan om met die der Grieken te zamen te komen, niet om met hen te twisten, maar om de scheurzieken te onderrechten. Al 't geen Barlaam vervolgens antwoordde, bewyst klaar dat het ontwerp geen ander doel hadt dan om onderstand van den Paus te bekomen. Ga naar margenoot+ Midden in de ongeregeltheden die Constantinopolen beroerden na de doot van Andronicus den jongen; ongeregeltheden ten deele geweeten aan de gewaande geestverrukkingen van zekereGa naar voetnoot(b) Quietisten, die onder de Monniken van den Berg Athos het hooft opstaken, vernieuwde Johannes Cantacuzenus, die zich tot de heerschappy had weten in te dringen, het ontwerp van Vereeniging, met oogmerk om daar door de gunst van Clemens VI. te winnen. Men zondt Ambassadeurs en Nuntiussen over en weer. Een Kerkvergadering naar den zin zo wel van den Paus als van den Griekschen Keizer wordt 'er voorgeslagen en aangenomen, maar door 's Pauzen doot bleef zy achter. De slechte toestand van dien Keizer, van alle kanten door zyne vyanden benauwt, was oorzaak dat hy over het zelve werk schreef aan denGa naar voetnoot(c) Opvolger van Clemens. Uit eene diergelyke noodwendigheit boodt Paleologus, Opvolger van Cantacuzenus, ook eene Vereeniging aan, welke verzelt was van zulk eene plechtelyke en nederige gehoorzaamheit als men aan een Souverein bewyzen kan. Hy zondt een zyner Zonen in gyzeling en tot onderpand zyner trouwe aan den Paus. 's Pauzen Legaat te Constantinopolen gaf hy een byna volstrekt oppergezag in het Geestelyke: hy verbondt zich te maken dat de Grieken geheel en al aan de Roomsche Kerke zouden onderworpen worden, en verklaarde eindelyk, dat, indien hy zyne beloften niet nakwam, het Keizerryk zou overgaan op zynen Zoon Andronicus, over wien hy de Vaderlyke magt in dat geval ook aan den Paus opdroeg; indiervoegen dat zelf de Paus het Ryk zou konnen magtig worden in zyns Zoons naam enz. Zulk eene verbintenisse was het die door 's Pauzen Internuntius aangeraden werdtGa naar margenoot+ aan eenen Vorst omringt van vyanden, zynde van binnen gedrukt door de Grieksche Factien die elkander vernielden, terwyl de Turken onder die verdeeltheden hunne overwinningen tot aan de poorten van Constantinopolen voortzetteden. Hoe het ook zy, 't is aanmerkelyk dat die onderwerping niets te weeg bragt: de hulp of bystand bleef achter, en de onderhandeling was zonder uitwerking. Al het geen Paleologus verder van tyd tot tyd in opzicht zyner verbintenisse met den Paus deet, strekte alleen tot het bekomen van hulpe, die echter nooit kwam. In den jare 1369. begaf zich die zelveGa naar margenoot+ Johannes Paleologus naar Romen, om de Latynsche Vorsten hunnen bystand te verzoeken tegen de Turken die hem van alle kanten benauwden. De Grieksche Keizer deet eene Geloofsbelydenisse, geheel en al Catholyk en overeenkomstig met de belangen van den Paus. Ik voeg 'er by dat Paleologus zyn belang daar ook in hadt, | |
[pagina 16]
| |
en dat het verval zyner zaken zulks medebragt. Paleologus keerde te rug met brieven van recommandatie van wegen den H. Vader, als mede begunstigt met eenige van deszelfs Geestelyke gaven. Misschien liet de Staatkunde van dien tyd niet toe hem tydelyke gunsten, die hy echter niet ontbeeren kon, toe te staan. Zelf is 'er veel schyn dat de Paus geen gezag genoeg hadt om anders te handelen in 't midden der verdeeltheden die toen het Westen beroerden. Hoe het zy, die ongelukkige Vorst kwamGa naar voetnoot(a) armer en zwakker 't huis, dan hy uitgegaan was. Ik ga voorby het Gezantschap van Johannes Paleologus aan Paus Urbanus V. als mede eenige brieven, tusschen Johannes Cantacuzenus, toen ter tyd Monnik zynde, en den Paus Gregorius XI. wegens de Vereeniginge der Grieken en Latynen gewisselt. Ook melde ik niets van de brieven, die Manuel Paleologus, opvolger van Johannes, aanGa naar voetnoot(b) Bonifacius IX. schreef; noch van de reize welke die Keizer genoodzaakt was te doen om van de Westersche Vorsten hulpe te erlangen,Ga naar margenoot+ toen de Stad van Constantinopolen, het eenigst overschot van zyn Ryk, door BajazethGa naar voetnoot(c) ingesloten was. Alle die pogingen waren zonder vrucht, zo wel in 't tydelyke als in 't Geestelyke. De Scheuringen der Westersche Kerk, en de vlam des oorlogs, die Vrankryk, Engeland, en Duitsland hadt aangesteken, benamen hem alle hoop van ontzet, en al wat hy verkrygen kon, was dat Vrankryk hem een Pensioen toeleide. 't Was in dien tyd dat verscheide geleerde mannen begonden te vluchten naar Italien, tot verder verval der Grieken, eertyds door konsten en wetenschappen zo vermaart. Ga naar margenoot+ Met den aanvang van het jaar 1418. zondt Manuel Paleologus Ambassadeurs aan het Concilie van Constans, met voorslagen van vereeniging die zonder eenig gevolg waren, schoon eenige Schryvers verhalen dat aan die Ambassade gunstig gehoor verleent wierd. Manuel bleef echter altoos van voornemen om zich te vereenigen, en zelf zyne onderdanen door eene plechtelyke Kerkvergadering daar toe te verplichten. Mogelyk handelde hy toen ter goeder trouwe, mogelyk ook dat het belang alleen zyne beweegreden was. Wat 'er van zy, hy deet alles met overleg en raad van den Patriarch Joseph. Martinus V. zondt eenenGa naar voetnoot(d) Legaat naar Constantinopolen. Men stelde wegens de Keizers Michiel en Johannes Paleologus eene vrye en algemeene Kerkvergadering in die Stad voor: maar de Paus wilde daar by bedingen, dat de Vorsten dan zyne Latynsche Prelaten kost-en schadeloos moesten houden, 't geen ondoenlyk was. De Grieken aan den anderen kant bleven by hun stuk om het Concilie te Constantinopolen te houden, verklarende hunne meeninge te zyn zich te onderwerpen aan 't geen men aldaar op eene vrye wyze bepalen en vaststellen zoude, maar niet blindeling van Rome en van de Leere der Latynen te willen afhangen. Daar uit ziet men dat het zelve wantrouwen wederzyds bleef duuren; dat Staatkunde en gebrek de eene, en de begeerte tot volstrekte heerschappy, zelf over geweten en gevoelens, de andere party bestierde. Op de aanrading der Vaderen van hetGa naar margenoot+ Concilie van BazelGa naar voetnoot(e) zondt Johannes Paleologus hun zyne Gezanten tot eene onderhandelinge over de Vereeniginge der Kerken. Zy kwamen wegens eenige préliminaire artykelen overeen, waar van de voornaamste inhielden dat men om eene Vergaderinge te beleggen de eene of de andere Stad van Italien zou uitkiezen, zo na by de Zee als mogelyk was, of anders Buda in Hongaryen, of Weenen in Oostenryk; dat de Grieksche Keizer zich daar heen zou begeven met de Patriarchen, de Aartsbisschoppen, enz. ten getale van zeven hondert personen, die op kosten van het Concilie zouden leven tot hunne wederkeeringe naar Griekenland; dat men ook de onkosten zou dragen van de vergaderinge der Grieksche Geestelykheit, die te Constantinopolen zou byeenkomen ter verkiezinge van de Gedeputeerden naar het Concilie; dat men manschap en galeyen zou leveren tot verdediging van Constantinopolen geduurende het afwezen des Keizers, mede op kosten van het zelve Concilie. De Kerkvergadering van Bazel ratificeerde die Artykelen, gelyk Paus Eugenius vervolgens ook deet. Onderwyl | |
[pagina 17]
| |
deeden zich misgrepen in de bewoordingen en omschryvingen op, als mede vitteryen en begeerde veranderingen van de zyde der Grieken; gelyk ook oneenigheden tusschen het Concilie en den Paus Eugenius, waar door de onderhandeling van Bazel wederom gedwarsboomt wierd: eindelyk kwam men overeen tot het houden van een ander ConcilieGa naar voetnoot(a) te Ferrare, van waar het te Florence wierdt overgebragt. Ga naar margenoot+ De Grieken kwamen te Ferrare in de maand Maart des jaars 1438. aan. Na het regelen van 't Ceremonieel tusschen den Paus en den Keizer Johannes Paleologus, die zich in persoon by de Kerkvergadering bevondt, opende men dezelve in de maand van April, en tot aan de eersteGa naar voetnoot(b) Zittinge toe, in October gehouden, deden de Grieken en Latynen niet anders dan twisten over hunne wederzydsche verschilpuncten. De zestien Zittingen van die Kerkvergadering brachten niet anders te weeg dan lange redenvoeringen, verwarde tegenspraken, en ydele krakkeelen, waar door niets beslist en niemant bekeert wordt. Het Concilie werdt wederom geopent te Florence, en men hieldt daar de eerste Zittinge op het einde van de maand February des jaars 1439. Tien Zittingen hadt men 'er met de Grieken. Daar werdt hevig getwist, maar met twisten niets konnende verwinnen op het grootste gedeelte der verhitte en weerbarstige Grieksche gemoederen, zogt men andere middelen om tot eene vereeniginge, welke de Grieksche Keizer het koste wat het wilde trachtte door te zetten, te geraken. Verscheidene wegen werden 'er ingeslagen, doch vruchteloos. Men kan zich niet genoeg verwonderen over de doorslepenheit en de fyne uitvindingen, waar van men zich wederzyds bediende om vast te stellen of om te verklaren de verscheidene wyzen waar op de uitgang van den H. Geest te begrypen is. Doch het is maar al te zichtbaar dat de H. Geest aan die beuzelachtige hairkloveryen weinig deel hadt. Ga naar margenoot+ 'T zy hoe 't zy, men sloot eindelyk een vereeniging in schyn. Zo noem ik ze, om dat zy niet meer algemeen was dan de voorgaande, en omdat door haar de verdeeltheden onder de Grieken nog meer aangroeiden. Men stelde in de tegenwoordigheit des Griekschen Keizers eene Geloofsbelydenisse op, welke wegens den uitgang van den H. Geest den Grieken en den Latynen gemeen zyn moest. Dat schrift wierdt gelezen, getekent, en goedgekeurt van beide de kanten in de maand Juny. In dezelve maand stierf Josephus de Patriarch van Constantinopolen te Florence, geheel vereenigt met de Latynen, ten minsten volgens de laatste verklaringe die van hem overig is. De andere verschilpuncten wierden veelGa naar margenoot+ minder betwist, uitgenomen dat van de Opperhoofdigheit des Paus, waar toe de Grieken niet konden verstaan. 't Ging echter door onder zekere bepalingen, die dat Opperhoofdig gezag geenzins benadeelden. Het Decreet van vereeniging wierd getekent den zestienden July des zelven jaars, terwyl men op den zelven tyd te Bazel den Paus Eugenius, die om zo te spreeken de Ziel dier Vereeniginge was, afzettede. Het Decreet, waar by de Armeniers zich met de Roomsche Kerke vereenigden, wierd gemaakt in November van het zelve jaar. De Jacobiten voegden 'er zich ookGa naar margenoot+ by met den aanvang van het jaar 1441. De meeste Grieken in tegendeel, die in het Concilie van Florence de Vereeniging onderteekent hadden, aarselden te Constantinopolen. Het verwyt des Volks, het onweer dat hun boven 't hooft hing van den kant der Monniken en andere Scheurzieke Geestelyken, hun eigene ligtvaerdigheidGa naar voetnoot(c) eindelyk, deeden hen 't gedane herroepen, zo dat zelf verscheidene onder hen de penne tegen de Vereeniginge opvatteden. Deeze hunne schriften wierden gevolgt van een oneindig getal verwytingen en verdachthoudingen tegen de Latynen, dat zy namelyk den GriekenGa naar voetnoot(d) omgekogt, en de stemmen betaalt, als mede de Acten en ondertekeningen vervalscht, nagemaakt, of verandert hadden. Alle die klachten, verzelt van den ouden haat der Grieken tegen de Latynen, maakte de Scheure zo wyd als voorheen, en de Keizer zelf, wiens oogmerk was den Latynen door de Vereeniginge in zyne belangen te wikkelen, om zich met kracht tegen de | |
[pagina 18]
| |
Turken te doen ondersteunen, verflauwde zeer in zynen yver, toen hy zyne hoop zo zag te leur gestelt. 't Gemor des Volks, door de Geestelykheit aangezet, bracht hem ook van zyn stuk: maar 't geen hem meest beangst maakte, was de Excommunicatie waar mede drie Oostersche Patriarchen hem durfden bedreigen. Die stoute daat was oorzaak dat het Oosten by de Scheuringe bleef, gelyk ook Rusland en het grootste gedeelte van Constantinopolen. Die Prelaten spraken ter zelver tyd een vonnis van Afzettinge uit tegen den Patriarch deezer Stad, als mede tegen alle de Geestelyken die door hem verordent waren. Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot(a) Het verlies van den Veldslag te Varne by den Pontus Euxinus of de zwarte Zee, tusschen Ladislaus Koning van Hongaryen en den Turkschen Keizer Amurat, benam Johannes Paleologus eensklaps alle hoop, hebbende zich tot daar toe nog konnen vleyen den Latynen aan zyne belangen te verbinden, verbindende de Grieken aan hun Geloof en aan hunne Kerk. Ik zal hier niet herhalen, dat de valsche oogmerken in het omhelzen van de Religie, die valsche oogmerken die maar al te dikwyls de belangen van het Christendom hebben overhoop geworpen, reets overlang vereischt hadden dat men den Grieken niet te hulp kwam, dan op voorwaarde dat zy zich in hunne gebruikelykheden en Geloof zouden schikken naar den wille van het Hooft der Latynsche Kerke. 't Scheen of men niet wilde voorzien, dat door de verwoestinge van het Oostersche Ryk, en den voortgang der Mahometanen het Westersche Christendom moest verzwaktGa naar margenoot+ en onteert worden. Men gaf zich over aan een dollen drift onder den naam van yver voor Godsdienst verborgen, niet lettende op het noodwendige van den Staat, noch op de belangen der volkeren, maar alleen uitzynde op de vermenigvuldiging der Gelovigen, en om de Zielen gevangen te leiden onder den wille van enige heethoofden. Het verlies van den slag te Varne ontstondt uit dien yver, waar door men den stilstand van wapenen, met de Turken gemaakt, en op hetGa naar voetnoot(b) Evangelie bezworen, verbroken hadt. De Kardinaal Julianus bestondt die trouwloosheit, zo strydig met de gronden van het ware Christendom, eenen glimp te geven, en alle de zwarigheden, door de Christen-Vorsten daar tegen gemaakt, uit den weg te ruimen door eenen Aflaatbrief, verleent in den name van den Opvolger des geenen die ons bevolen heeft onze beloften getrouwelyk en heiliglyk gestand te doen, al ware het tot onze schade, en tegen onze grootste vyanden. Johannes Paleologus, geen hoop van onderstand door de Latynen meer hebbende, wilde, of durfde niet meer van vereeniginge reppen. Men meent, dat in 't jaar 1444. de vereenigingGa naar margenoot+ der Syriërs, der Chaldeen, der Maroniten, en hunne Patriarchen, met de Latynen geschied is. Doch deze vereeniging was niet bestendiger, noch algemeener dan die der Grieken. Al het geen verder onder de Regeering van Constantinus Paleologus, den laatsten Keizer der Grieken, gedaan wierd om de Vereeniging in de Kerkvergadering van Florence getekent te handhaven, was niet anders danGa naar voetnoot(c) veinzery en staatkunde. 't Is waar, die Vorst nam het decreet vanGa naar margenoot+ vereeniging aan, ook verplichtte hy daar toe eenige Geestelyken en zommige Hovelingen. Maar, behalven dat de noodzakelykheit zulks medebragt, was de halstarrigheit des Volks dezelve als te voren, en de slechte staat van zaken liet nu minder dan ooit toe eenig gezag te gebruiken om de gemoederen te doen bedaren, en te brengen onder de gehoorzaamheit van den Roomschen Stoel. Zo ras de Monnik Gennadius, 't Hooft van die zich tegen de Roomsche Kerke aankanteden, de geenen die de unie te Florence gemaakt, zouden aannemen, met de allerzwaarste rampen gedreigt hadt, wierdt de Latynsche party als een verzameling van Kerkballingen aangezien: zelf hadden de Godvruchtige daar ook deel aan, en namen de vryheit van den vloek | |
[pagina 19]
| |
uit te spreken tegen die het decreet van vereeniging goedkeurden. Ga naar margenoot+ Wat afkeer de Grieken van de Roomsche Kerk hadden, kan men onder anderen oordeelen uit deze woorden van den Admiraal der Grieksche Vloot. Toen die Griek het Turksche heir zag, 't welk Constantinopolen belegerde, zeide hy, 't is beter den Tulband te zien heerschen te Constantinopolen, dan den hoed van een LatynschGa naar margenoot+ Kardinaal. Die afkeer verminderde niet nadat de Turken die Hooftstad hadden ingenomen. Hier zou men deze verkorte Historie der Scheuringe mogen afbreken. 'T is byna genoeg van eeuw tot eeuw gevolgt te hebben de onderhandelingen, die men zedert het begin der Scheure gehouden heeft om de Grieken met de Latynen te vereenigen, en aangetoont de middelen die de Grieksche Keizer aan de eene, en de Pauzen aan de andere zyde in 't werk stelden om tot eene verzoeninge te geraken, waar toe echter gemeenlyk geene andere beweegreden dan tydelyk belang of staatkunde was. De onkunde der Grieken, nu onder het juk der Turken gebragt, belette hen zich te redden uit de beuzelachtige Geloofsgeschillen die zedert langen tyd beide de Kerken verwydert hielden, en door het verkopen van het Patriarchaat, 't welk omtrent acht jaren na het veroveren van Constantinopolen aanvang nam, zo dat men zedert dien tyd den meestbiedenden daar mede vereert zag, scheen alle hoop van verzoeninge voor altoos verdwenen. Men heeft echter nog eenige Patriarchen gezien die de gevoelens der Latynen omhelsden, in weerwil van den onverzettelyken haat des Volks tegen den Paus en zyne Gemeenschap. Maar alle ontwerpen van vereeniginge wierden achter de bank geworpen of opgeschort in de beroertens die door de menigvuldigheid van Secten en Ketteryen onder de Westersche Christenen, geduurende de zestiende eeuw, ontstonden. Zie hier eenige voorname stukken der Historie over 't geen nog aan deze stoffe van de Scheuringe der Grieken ontbreekt. Men zegt dat Jeremias, Patriarch vanGa naar margenoot+ Constantinopolen geworden in den jare 1572., door de Lutheranen aangezogt wierd om zich met de Augsburgsche Belydenis te vereenigen, en dat zy hem niet konnende winnen, middel vonden om hem te doen afzetten. Jeremias was in tegendeel genegen om zich by de Latynen te voegen: ten minsten uit het antwoord, 't welk hy op de Geloofsbelydenis van Augsburg deet, blykt dat hunne leere over het H. Avondmaal hem duister voorkwam; als mede uit een nader antwoord, dat hy ten opzichte van verscheidene andere Artykelen geen Luthersgezinde was. Veele hairklovende geschillen zyn 'er gerezen over het Geloof van dien Griek. Cyrillus Lucaris, die, zo men meent,Ga naar margenoot+ met behulp van Hollandsch gelt, en door de konstenaryen van de Calvinische party, Patriarch van Constantinopolen wierdt, wilde eene vereeniginge met die Secte aangaan. De Geloofsbelydenisse welke hy overgaf, was in alles overeenkomstig met het gevoelen van Calvinus; 't geen de Westersche Kerk in een groote verslagenheit bragt.Ga naar voetnoot(a) Dus luid het verhaal, hier onder aangetekent. Om dit wel te verstaan, moet men weten datGa naar voetnoot(b) Cyrillus Lucaris Holland en Engeland doorreist hadt. Daar was het dat hy de leere der Protestanten inzoog, door met hen om te gaan en hunne boeken te lezen. Uit dit lezen en dien ommegang kon hyGa naar voetnoot(c) een ontwerp van Reforme smeeden, en hy bragt ook eene Geloofsbelynisse in 't licht, byna geheel op den Calvynschen leest geschoeit, en naderhand te Geneve gedrukt,Ga naar margenoot+ als een geloofwaardig bewysstuk van deGa naar voetnoot(d) Overeenkomst in geloof tusschen de Grieken en de Protestanten wegens het | |
[pagina 20]
| |
Hooftzakelyke des Christendoms. Elke party heeft Cyrillus afgemaalt volgens haare denkbeelden of vooroordeelen. Indien men de RoomsgezindenGa naar voetnoot(a) geloven zal, was hy een volslage Calvinist, een vyand van den Paus, een loontrekkend huichelaar der Protestanten, wier leere hy omhelsde uit belang, en niet uit overtuiginge, en door wier gelt en kuiperyen hy den Patriarchalen Stoel hadt weten te beklimmen. Volgens de Protestanten,Ga naar voetnoot(b) moet men toestemmen dat hy een vyand der Latynen geweest is; maar voor al der valsche Grieken (dat is der Latynsgezinde Grieken). Hy haalde zich de vyandschap der Latynen op den hals, om dat hy kloekmoediglyk de beloften en de bedreigingen, die zy deeden om hem op hunne zyde te krygen, wederstondt. Zyne oogmerken waren die van een waar Christen, en zyn gantsch gedrag heeft doen zien, dat hy meende te moeten arbeiden om eene volkomene Godsvrucht in zyne Kerke op te rechten, door zich met al zyn magt te verzetten tegen den voortgang van dwaalingen en bygelovigheden, enz. dat hy de waarheit niet in ongerechtigheit heeft onderhouden, noch de bewegingen zyn's gemoeds verraden enz. Eindelyk, dat de vriendschap tusschen hem en de Ambassadeurs van Engeland en Holland alleen sproot uit onderlinge goede kennis, welke vervolgens eenige gemeenzaamheit baarde, toen zy naar Constantinopolen gezonden wierden, en hem aldaar vonden, enz. Buiten ander verhaal blykt het uit verscheideneGa naar margenoot+ brieven van Cyrillus, dat die Griek in 't hooft kreegGa naar voetnoot(c) naar zyn eigen zinlykheitGa naar voetnoot(d) eene vereeniginge met de Protestanten, of liever met de Calvinisten, aan te gaan; dat hy zyn byzonder geloof vermengde met dat van zyne KerkeGa naar voetnoot(e); dat desniettegenstaande zyne gevoelens nog op verre na niet overeenkwamen met het zuivere Calvyndom, ten minste toen hy met eenen vermaardenGa naar voetnoot(f) Arminiaan briefwisseling hieldt; dat hy leugens verhaalt, zeggendeGa naar voetnoot(g) dat de Georgianen, de Chaldeen, en andere volkeren die hy noemt, standvastig volharden in het geloof van Christus, en dat men by hen geenerlei nieuwigheit bespeurt in 't geen het Geloof raakt; dat hy ook zeer onkundig is, by voorbeeld, daar hy zegt dat de Copten zo geheeten wierden, om dat zy de Besnydenisse in gebruik hadden; in plaatze dat hy had moeten weten, dat | |
[pagina 21]
| |
Copte of Cufte door taalverderf zo veel zegt als AEgyptus. Ik voeg 'er by dat die Griek driftig en oplopend van aart was, 't welk blykt uit zyn onophoudelyk schelden tegen de Roomsche Kerke, de Jesuiten, de Monnikken, enz. Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot(a) Uit de Instructie, door het Hof van Romen aan Canacchio Rossi gegeeven, blykt dat Cyrillus alleen Calvinist was. Hy afzonderlyk wordt beschuldigt een dwaal-geloof te omhelzen, jonge Grieken naar Engeland ter studie te zenden, en door hun middel de Calvinische Leere in den Levant te verspreiden; Kettersche Catechismen onder de Bisschoppen uit te delen, wier inhoud bestaat in dwalingen die veroordeelt zyn, niet alleen door den Apostolischen Stoel en het Concilie van Trenten, maar ook door zyne Voorzaten.Ga naar voetnoot(b)Ga naar margenoot+ 't Blykt ook dat het waar staatkundig oogmerk was om altaar tegen altaar op te rechten. Het belang der Protestantsche Machten vereischte dat hunne Reforme gebouwt wierdt onder de Grieken op de puinhopen der Zendingen en Queekschoolen van de Catholyken. Zy gebruikten Cyrillus die een vyand van den Paus was, en bedienden zich van dien haat, gevoegt by zyne neiginge tot de Calvinische Leere, om hun ontwerp te doen gelukken. Laat ons eindigen in de Vereeniginge, welke de Grieken voorhadden met de Protestansche Gemeentens aan te gaan doorGa naar margenoot+ middel van Cyrillus Lucaris. Wy zullen dezelve nog eens ontmoeten, wanneer wy komen tot het kort begrip van 't geloof der Christen-Secten in den Levant. Onderstelt zynde dat het waar was, dat de Grieken meer genegenheit voor de Protestanten, dan voor Roomsche Kerk doen blyken, echter zou men hen mooglyk eerderGa naar voetnoot(c) Anglicaansch, dan Calvyns maken: maar ondertusschen zou men ondervinden, dat de verzoeninge haperde aan twee oorzaken, welke dezelve zo min bestendig zouden maken, als zo veele andere ontwerpen die tot vereeniginge der Grieksche met de Roomsche Kerk zyn voorgestelt. De eene oorzaak is deuiterste onkunde van dat volk, waar door zy aan hunne bygelovigheden dommelyk gehecht blyven: 't geen zelf Cyrillus moestGa naar voetnoot(d) erkennen. Nu die neiginge tot bygeloof zou hen altoos afkerig maken van eene Religie welke onder voorwendsel van bygeloof te verbannen, den dienst ontbloot van alle uiterlykheit, makende den zelven alleen geestelyk, en nauwlyks bekwaam den aandacht te vestigen der geenen die boven het gemeen uitsteken. De andere oorzaak isGa naar voetnoot(e) de onweetenheit der Priesters en voorgangeren. By die twee oorzaken moet men nog een derde voegen, namelyk de jalousy der Turken, die argwaan zouden opvatten uit de verbintenisse van de Grieken met de Protestanten. Aan den anderen kant is de afkeer, dien zy van den Roomschen Stoel in 't byzonder hebben, zo groot, dat zy in hunne domheit geloven zullen al wat men wil,Ga naar voetnoot(f) zegt zeker Reiziger, zo men hun maar geene onderwerping aan den H. Stoel afvergt; doch dewyl zulks alleen bejaarde personen of die in de vooroordeelen veroudert zyn, betreft, moet men de kinderen aanzoeken. Immers moet men toestemmen,Ga naar margenoot+ dat, zoo het ooit mogelyk zy de Grieken met de Roomsche Kerke te vereenigen, het zou moeten geschieden door middel van de Queekscholen, waar in de Catholyke Zendelingen zich verledigen tot het onderwyzen van de jeugt. Onder het leeren der menschelyke wetenschappen, onderrechten zy de kinderen in hun eigen Godsdienst, deelen hun mede hunne gevoelens, en neemen hen in ten voordeele van den Roomschen Stoel, die, gelyk wy gezegt hebben, den Grieken de waare steen des aanstoots is. Diergelyke Queekscholen voor de opvoedinge van Grieksche Kinderen heeft men te Romen opgerecht. Gregorius XIII. Sticht- | |
[pagina 22]
| |
te voor hen eeneGa naar voetnoot(a) Kerk, en een schoon Collegie, dat nog in wezen is. Die begeeren te weten door welke middelen het mogelyk zou zyn den weg te banen tot eene algemeene vereeniginge der beide Kerken, zonder andere moeite dan die van in dat Queekschool en in de scholen van Constantinopolen, enz. jonge Grieken zorgvuldig te onderwyzen, hebben maar te lezen zekereGa naar voetnoot(b) plaats, welke meer dan in een opzicht aanmerkelyk, en hier onder aangetekent is. |
|