| |
| |
| |
Bladwyzer
Der voornaamste zaaken in 't derde en vierde Deel vervat.
De Letteren I. wyzen het derde Deel aan, (a) de Pagina van 't eerste Stuk des derden Deels, en (b) die van 't tweede Stuk; II. wyzen het vierde Deel aan; en A. de Aanmerkingen beneden den Text.
A. |
|
AAnmerking over de Amerikaansche Taalen en waar toe die betrekkelyk zyn. I. (a) 24. Hoe weinig de Vrouwen onder de Amerikanen zyn geacht. 43, 44. Over der Canadeezen onbeschaafdheit en onkunde. 74. Over 't onderwerp der Mexikaansche Krygstucht. |
145 |
Aanroeping der Heiligen, zesde plechtelyke waarneeming der Braminen. |
I. (a) 93 |
Aap-God Hannuvan, zyne zeldzaame geboorte, en hoe. |
I. (a) 198 |
Aardbeving, waar uit de Indianen die meenen t'ontstaan. |
I. (a) 173 |
Aart der vier Zoonen van den eersten Mensch, volgens der Benjanen meening, en met welk een bestier zy werden belast. I. (a) 80. Vier Vrouwen in vier byzondere waerelds Gewesten tot voortteeling van 't menschelyk Geslacht geschapen, en hun toegeweezen. 80. Hoe oneenig vervolgens deeze vier Zoonen onderling wierden, en wat daar uit ontsproot. 87. 't Welk op hunne Nakomelingen overging. 88. En hoe hier door de ondergang der eerste waereldt ontstond. |
88 |
Achni-Locon, de tweede waereldt by de Benjanen genoemt. |
I. (a) 129 |
Addaravana-Vedam, vierde Afdeeling der Braminen Wetboek, waar van handelt. |
I. (b) 111 |
Aderlaten en Purgeeren, hoedanig by de Siammers in gebruik. |
II. 64 |
Adita-Varam, der Braminen Zondag. |
I. (b) 117 |
Afbeeldzel van een gemeene Chineesche Pagode beschreeven. |
II. 193 |
Afgod der Mexikanen van een vreemden en wreeden aart. |
I. (a) 129 |
Afgoden der Japaneezen, hunne gestalte en hoedanig. |
II. 247 |
Afgodery, hoe die uit de verduisterde waarheit by de Afgodische Volkeren onsprooten zy. II. 18. Hoe de zichtbaare voorwerpen aanleiding tot de zelve gegeeven hebben. 18. Van Menschen en Beesten, en hoedanig. 19. Die van Fo in China ingevoert. 166. Wanneer ingevoert, 't welk door eenige Schryvers wedersproken word. |
173 |
Afgodshuizen der Virginianen beschreeven. I. (a) 99. Waar in een Altaar van Kristal gevonden, en welk een verborgentheit in 't zelve wierd gestelt. |
99 |
Afgods-Tempel de Zon toegewyt, beschreeven. |
I. (a) 71 |
Afkeer der Indianen voor 't Wyn drinken en waarom. |
I. (b) 55 |
Afrikaansche Volkeren, hoe onzeker de oorsprong hunner Afgodery t'ontdekken zy. |
II. 358 |
Afrikaansche Negers, hoe die de Besnydenis van Mahomet of ook van de Ethiopers konnen ontleent en overgenomen hebben. |
II. 15 |
Agastea, welk een zeldzaam verhaal de Braminen van dit Dwergmannetje doen. |
I. (b) 148 |
Agnian een Brasiliaansche Afgod, hoe raad gevraagt word. |
I. (a) 161 |
Aguas, hoe zy hunne gevangen handelen. |
I. (a) 160 |
Akkerbouw der Amerikanen, hoe daar mede omgaan. |
I. (a) 54 |
Almanak der Braminen, wat men daar in beschreeven vind. II. 116. En door wien t'zamen gestelt. |
117 |
Aalmoezen voor Buddy door de Ceyloneesche Vrouwen vergaadert. |
II. 120 |
Aloude Heidenen hoe zy tot de gedachten van Onder-Goden overgegaan zyn. |
I. (a) 12 |
't Aloude Jodendom hoe het in duistere plaatsen hunnen Dienst te verrichten zocht. |
II. 24 |
Alouden, hoe die van gedrag der Indianen niet onkundig waren. |
II. 4 |
Altaren door de Virginianen opgerecht. |
I. (a) 99 |
Amazonen (Bewooners omtrent de Revier van dien naam) welk een Godtsdienstigheit onder hen word verricht, en byzonderheden hier van aangeweezen. I. (a) 159. Plechtigheden wegens hunne Dooden by hen in gebruik. |
160 |
Amazonen (Aloude) haare gewoontens aangemerkt. |
II. A. 390 |
Amboineezen tot gewaande Tovery geneegen. II 105. Zielverhuizing by hen gelooft. 106. Hun gevoelen volgens 't Heelal. 106. Hunne zeldzaame gedachten over hunnen oorsprong. 106. Hunne bygelovigheden aangeweezen. 107. Hoe zy zich tegen hunne gewaande Tovery wapenen. 108. Hoe plechtiglyk zy hun Huwelyk voltrekken. 109 En door geschenken hun Huwelyk aangaan. |
109 |
Amerika, hoe onzeker haare eerste bevolking is. I. (a) 2. Eenige gevoelens dat 'er de Foeniciers en Kartaginenzen de eerste bevolkers van zyn geweest. |
A. 3 |
Amerikanen, welke gedachten zy van een Godheit hebben. I. (a) 12. Hoe onbeschaaft zy in hunne denkbeelden zyn. 12. Welke gedachten zy van het Paradys hebben. 13. Hoe zy den Duivel vreezen. 12. Hoe zy met het gedrag hunner Priesteren vooringenomen zyn. 16. Hoe zy geen werk van kunsten en weetenschappen maaken. 22. Hunne gewoonte om hunne Kinderen een naam te geeven. 22, 23. Hoe zy geen gebruik van Letteren hebben gehad. 24. Hunne manier van kleeding aangemerkt. 25. En hoe by andere Volkeren in gebruik. 25. Hoe zy zich versieren en optooyen. 27. Hoe zy Oor- Arm en Hals-sierzels draagen. 28. Hoe zy gewoon zyn een Dochter ten Huwelyk te verzoeken 38. Hoe zy kuischer dan andere Volkeren worden geacht, en waarom als tegenstrydig aangeweezen 42. Hoe zy drie graden van Bloedverwantschap in 't huwelyken waarneemen 42. Hunne geharde natuur in pyn en smertlyding aangemerkt 51. Hunne onkunde in de gewoone onderlinge wellevendheit 52. Waar van men echter de Mexikanen en Peruanen als beschaafder zynde, uitzonderen moet 52, Hoe onbedreeven zy in rechtzaaken zyn, en hoe hunne geschillen beslecht worden 60. Hun gevoelen wegens den toekomenden staat des levens 84. Welke vreemde plechtigheden zy by de Overledenen verrichten 85. Redeneering die men tegen den Overledene voert 85. Hoe zy elkander den Oorlog verklaaren 87. En hoe plechtiglyk den optogt besloten word 88. Hun gedrag op hunne Krygswederkomst gehouden 90. Hoe zy hunne Gevangenen aan de Vrouwen der gesneuvelden overgeeven, en alsdan gehandelt worden. |
90, 91. |
Amerika's bevolking, en hoedanig aangemerkt. |
I. (a) 10 |
Amerikanen (de onbeschaafste) hoe in geen bemuurde Steeden volgens hun aloud gebruik woonen. |
I. (a) 35 |
Amerikaansche Jongelingen, wanneer tot den Krygsdienst bequaam geoordeelt worden. |
I (a) 88 |
Amerikaansche Priesters, hoe allenks in gezag geraakt zyn I. (a) 15. Hoe zich mede voor Geneesheeren uitgeeven 15. Met welke bedriegeryen zy zich weeten te behelpen. |
16 |
| |
| |
Amerikaansche Vrouwen, hoe zy haare kinderen opvoeden. I. (a) 20. en haare zeldzaame gewoonte des aangaande. 20. Waarmede zy zich bezighouden. 36. Hoe onderdanig zy haare Mannen zyn. 36. Hoe zy zich getrouw en eerbaar te leeven aan haare Mannen verplicht vinden. 42. En hoe weinig zy onder hunnen Landaart zyn geacht. |
43 |
Amida, hoe door eenige Sekten der Japaneezen geëert. |
II. 230 231 |
Amida een der voornaamste Goden van Japan hoedanig afgebeeld. II. 247. Hoe de Japaneezen hem op de allerwaerdigste wyze eeren. 248. en eenige uit liefde voor hem den dood ondergaan. 248. By hen voor 't Opperwezen erkent. |
249 |
Amobondu, welk een bediening die onder de Negers heeft. |
II. 383 |
Amptenaren der Chineezen, hoe die hunne gebreken den Vorst moeten openbaaren. |
II. 206 |
Amptenaren Berispers, hoe zich voor hunnen Vorst gedragen moeten. |
II. 206 |
Ananda, 't 48. jaar der Braminen zestig jarige omloop tydt. |
I. (b) 117 |
Ananta Padmanaba een Feest der Braminen door welk een zeldzaam geval ingestelt. |
138, 139 |
Andis, een eerloos geslacht der Indianen, door schyn van boetoeffening bemanteldt. |
I. (b) 164 |
Angaraca-Varam, der Braminen Dingsdag. |
I. (b) 117 |
Angolers, hoe de Ganges in achting houden II. 383. Hun vreemd gevoelen dat niemandt van hun dan door Tovery sterft. |
386 |
Anian, door de Amerikanen geëert, en voor den Duivel gehouden. |
I. (a) A. 12 |
Annemonta, en zyn zeldzaame oorsprong. |
I. (a) 132 |
Antis, hoe zy Tygers en Slangen aanbidden I. (a) 175. En hoe wreed zy hunne gevangenen handelen. |
175 |
Apalachiten, hoe zy de Zon aanbidden en waarom I. (a) 109, 119. Hoe hunne Dooden balzemen 116. En hunne Koningen begraaven 116. Hun gevoelen van d'onsterflykheit der Zielen 116. Hunne gewoonte in 't trouwen 117. Hoe zy hunne Kinderen noemen en opvoeden. |
117 |
Apendienst onder de Japaneezen, hoe Zinnebeeldelyk. |
II. 251, 252 |
Arabiers, hoe zy hun baerdt met rozewater besproeyen, en welk een kracht zy dit toeëigenen. |
I. (b) 67 |
Ardeasche Volkeren, hoe zy den Demon om hem te bevreedigen dienen. |
II. 369 |
Armsiersels by de Amerikanen in gebruik. |
I. (a) 28 |
Arrianus, wat hy van de Indianen bericht. |
II. 2 |
Artsen, by de Laplanders onbekent, die zich zelven geneesmiddelen bereiden. |
II. 319 |
Artsen en Priesters hoe de Hottentotten die verkiezen. |
II. 394 |
Artsen der Madagaskers, hoe zich voor Starrewichelaars, Priesters, Hexenmeesters en Toveraars uitgeeven, en waar uit hunne Artseny bestaat. |
II. 421, 422 |
Artseny-kunst der Tunquineezen. II. 91, 92. En der Cochin-Chineezen hoedanig behandelt. |
101 |
Atahauta de Waereldtschepper by de Volkeren van de Rivier van St. Laurens genoemt. |
I. (a) 69 |
Assche van Koedrek, voor een Heiligdom by de Indianen gehouden. |
I. (b) 224 |
Avadoutas, een Sekte der Braminen, van welk een gedrag zy zyn |
I. (b) 110 |
Augiresa, 't zestiende Jaar der Braminen zestig jarigen omloop tydt. |
I. (b) 117 |
Aulis der Madagaskers waar toe hen dient. |
II. 422 |
Aureng-Zeb op den Troon des Mogols Staten verheven, en by Paus Sixtus den V. vergeleeken. |
I. (b) 10 |
|
B. |
|
BAardt draagen, hoe de Amerikanen 'er geen werk van maaken. |
I. (a) 31 |
Bahoudhauja, twaalfde jaar der Braminen zestig jarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Bajazet, door Tamerlaan gevangen, te onrechte zyne mishandeling door eenige Schryvers beschreeven. |
I. (b) A. 9 |
Balzemen der Lyken, hoe eertyds in gebruik, en van de Egiptenaren ontleent. |
I. (b) 45 |
Bandaneezen, hun gedrag over hunne dooden, hoedanig. |
II. 110, 111 |
Banning der Indianen om welk een gedrag geschied. |
I. (b) 42 |
Barthrouherris spreuken, hoe by de Braminen geacht. |
I. (b) 151, 152 |
Bastaarden of onechtelingen hoe by de Amerikanen en by andere Volkeren geacht. |
I. (b) 44, 45 |
Beedelordens, overeenkomstig met de aloude Faquiers. |
II. 4 |
Beeldschriften de alleroudste Schryfwys geacht. I. (b) A. 63. En hoe men van Beeldschriften tot het Letterschryven is overgegaan. |
63 |
Beest in de Provincie van Bamba aangebeden |
II. 378 |
Bedevaart naar den Adams-Berg op 't Eilandt Ceilon gedaan. |
I. (b) 151 |
Bedrog der Indianen in den Koophandel, hoe zich daar voor te wachten. |
I. (b) 58 |
Begraaven der dooden by de Indianen hoe gebruikelyk. |
I. (b) 46 |
Begraving der Vrouwen met haare overledene Mannen, hoedanig geschied. |
I. (b) 126 |
Begraving der Dooden by de Gauren in geen gebruik. |
II. 353 |
Begravenis Plechtigheden der Indiaansche Koningen, hoedanig. |
II. 16 |
Beloften der Vrouwen met haare Mannen te zullen sterven, hoedanig uitgevoert. I. (b) 125. Hoe met een wreede omstandigheit gaat verzelt. 126. En hoe te Suratte uitgevoert. |
126 |
Benjanen, hoe zy de Leer der Zielverhuizing geneegen zyn. I. (b) 32. Hunne onthoudig van spyze, waar in bestaat. 92. Hunnen aart aangemerkt. 78. Hun gevoelen van de Schepping der Waereldt. 79. En hoe de Schepping afgehandelt wierd. 79. Hun gevoelen hoe de Mensch geschapen wierd, uit de aarde voortquam, en een Vrouw gegeeven 79. Hoe zy de eerste Mensch Pourous en zyne Vrouw Parcoutee noemen 79. Welke geneegenheit zy voor allerlei Dieren hebben. II. 12, 13. hunnen afkeer voor 't eedzweeren 14. Welke kastyding zy onder hen de versmadelykste achten. 15. Hoe zy de Kinderen na hunne geboorte handelen en plechtiglyk een naam geeven. |
20 |
Beninsche Volkeren, hoe zy den Demon om hem te bevredigen dienen. |
II. 369 |
Berderen (houte) met wasch bestreeken, voor schryftafereelen gebruikt. |
I. (b) 62 |
't Beschilderen by eenige aloude Volkeren in gebruik. |
I. (a) 27 |
Bescherm-Goden, en de Oudheit van dien aangemerkt. |
I. (b) 25 |
Beschuldigden van misdaadt, hoe die in Japan zich voor den Afgod Fudo zuiveren moeten. |
II. 280 |
Besnydenis ouder dan onder de Jooden te zyn, voor en tegen onderzocht. I. (b) 12. Onder de Midianiten in geen gebruik, noch ook onder de Sichemiten. 12. Door Herodoot gewaagt met onzekerheit hoe en wanneer ingevoert. 13. Wat 'er den Siciliaanschen Diodoor van zegt. 13. Of zich Thales besnyden liet, en waarom. 13. Gevoelen van eenige dat de Besnydenis de voortteeling voordeelig was. 13. Of de Egiptenaren die door een wet genoodzaakt waren. 13. Of die de Ethiopers en Colchers mede geoeffent hebben. 15. Hoe de Afrikaansche Negers die van Mahomet konnen ontleent hebben, en ook van de Ethiopers overgenomen. 15. Of die tot de voortteeling noodzaaklyk was, tegengesproken. 16. Hoe by de Jooden een Zinnebeeldelyk Afbeeldzel is. 16. Wat gevoelen Philo van de noodzaakelykheit van de zelvehad. 17. Hoe die de Socotoranen oeffenen. |
II. 416 |
Besproeing met welriekend water, hoe by de Indianen in elkander te bezoeken, gebeezigt. |
I. (b) 67 |
| |
| |
Bestier en Regeering van Cibala aangemerkt. |
I. (a) 94 |
Betel, welk een Indiaansch Gewas het zy. I. (b) 75. Haare hoedanigheit in 't gebruik beschreven. |
75 |
Bevolkers van Amerika, hoe allereerst te Lande overgekomen zyn. I. (a) 3. Zwarigheden daar tegen ingebragt, opgelost en de waarschynelykheit overwogen. 4. Hoe eenige meenen dat de 10 verloorene Stammen Israëls zich der waarts zouden begeeven hebben. |
5 |
Bevolking der Landen hoe waarschynlyk in weinig Eeuwen kon geschieden. |
I. (a) 6 |
Bevolking van Amerika, wanneer waarschynlyk begonnen. I. (a) 3. Verscheiden meeningen hier over en waar in die bestaan. |
10 |
Bewaarmiddel der Maldivische Eilanderen, welk een vertrouwen zy 'er in stellen. |
II. 131 |
Bewierookinng by de Karibanen van Antilles en Virginië gebruikelyk |
A. I. (a) 14 |
Bezweering der Indiaansche Priesters, hoe zy die als Landlooppers op de Slangen in 't werk stellen |
I. (b) 220 |
Bhava, 8ste Jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Biafaranen, hoe tot Tovery genegen zyn. |
II. 370 |
Biafarasche Volkeren hoe zy den Demon om hem te bevredigen dienen. |
II. 369 |
Bicht onder de Peruanen in gebruik, en indien niet oprecht gedaan word, hoe gestraft. |
I. (a) 179 |
Bidding, derde plechtelyke waarneeming der Braminen. |
I. (b) 92 |
Bipava, 2de Jaar der Braminen zestigjarige omloop tydt. |
I. (b) 117 |
Blanketzel een aloud gebruik I. (a) 27. Waar mede de Indiaansche Vrouwen zich optooien. |
37 |
Bloedige Offerhande, hoe de Indianen die schroomen te doen, en waarom. |
I. (a) 21 |
Bloedschande, zwaar by de Braminen gestraft. I. (b) 116 Hoe eertyds onder de Gauren gedoogt. |
II. 351 |
Bloedverwantschap in 't Huwelyk, hoe by de Amerikanen waargenomen. |
I. (a) 41 |
Blootshoofds te gaan, een aloude gewoonte. |
I. (a) 26 |
Boeken der Braminen, wat die behelzen I. (a) 227. Die der Chineezen, en hoe mede uit Dichtkundige werken bestaan. |
II. 201 |
Boetelingen der Japaneezen, hun zeldzaam gedrag in gevaarlyke woestenyen. |
II. 266 |
Bojes, Priesters en Artsen der Karibanen, welk een strenge tucht zy moeten ondergaan, wanneer tot het Priesterschap verheven worden I. (a) 120. Hoe zy door een vreemd gedrag de Zieken geneezen 120. En na de geneezing een Feest aanrechten. |
120 |
Bojes, Brasiliaansche Priesters, hoe zy den Afgod Agnian raadvraagen |
I. (a) 161 |
Bonze, wat hy door boetoeffening uitvoerde om Aalmoezen te verkrygen. |
II. 187 |
Bonzes, der Tunquineezen Priesters, en wat hunne plicht zy 90. Hoe zy door plechtigheden 's Konings Ziele verplichten. |
93 |
Bonzes, der Chineezen Priesters van Fo waar in hun gevoelen van 't goede en quaade, straffe en vergelding na dit leven bestaat II. 186. Hoe zy gekleed gaan, en van welk een gedrag zy zyn 187. Uit welke Orde zy bestaan die de Sekte van Lanzu volgen 188. Van welk een gevoelen zy wegens het dooden der Visschen zyn 253. Hoe zy de Boetelingen geheiligde Brieven verkoopen, en waar voor die hen dienen 267. Hoe zy uit voornaame Geslachten ontsproten zyn 278. En hun de opvoeding der Kinderen van Corea aanbevolen is. |
289 |
Boetoeffening der Mexikanen hoe zy zich die onderwerpen. |
I. (a) 132 |
Bosschen en Geboomtens voor Afgodsplaatsen by de Indianen in gebruik. |
I. (b) 23 |
Boudala, Visnous 9de gedaante verandering. |
I. (b) 131 |
Brachmannen, hunnen oorsprong aangemerkt. A. I. (b) 53, 54. Wat Philostraat van hun verhaalt. |
113 |
Brahaspeti, de t'zamensteller der Braminer Almanak. |
I. (b) 117 |
Brahaspeti-Varam, der Braminen Donderdag. |
I. (b) 117 |
Brama, van welk een oorsprong hy zoude zyn geweest. I. (b) 193. Waereldschepping hem toegeeigent, en in 14 Waerelden onderscheiden. 193. Welk een bestier hem toegeschreven word. 194. Hoe men hem in den Tempel te Hugra afbeeldt. |
195 |
Brahma, Schepper en bestierder der waereldt waar hy zich onthoud. |
I. (b) 128, 129 |
Brahma, Schepper der Devetas en Ratjasjas. I. (b) 134. Geen Goddelyken Dienst beweezen. |
142 |
Brahma-Locon, Brahma's verblyf genoemt. |
I. (b) 129 |
Brama's groot vermogen, en zyn hoogmoedt gestraft. |
I. (b) 128 |
Braminen, hoe omzichtig zy in hun voedzel zyn I. (b) 32. Hun oorsprong nagespeurt en onderzocht. 53. Waar in hunne geleerdheit bestaat. 53, 54. Hoe onder hunne geleerdheit een verwaande verborgenheit zweemt. 54. Hunne onthouding van Spyze, waar in die bestaat. 92. Het onderwys van den Godsdienst hen aanbevolen. 96. Waar in hunne zaaken bestaan, en van waar zy hunne afkomst reekenen. 96. Veelerlei soorten onder hen, en waar in die bestaan. 97. Hunne gebaarmaking in 't bidden van een mislyk gebruik. 97. Hoe zy de Jongelingen in hunne geleerdheit onderwyzen en inwyen. 97. Onderscheiding onder hen en waar in die bestaat. 97. Hoe veelerlei Sekten onder hen zyn. 108. Tweede en derde Sekte Seivias en Smaertas genoemt, wat hun gevoelen zy. 109. Vierde Sekte Schaerwaeckas voor Epicuristen geacht. 109. Vyfde Sekte Pasendas, waar in met anderen overeenkomen, en hun ongebonden gedrag. 109, 110. Hoe zy het ampt van Leermeesters waarneemen. 112. En van 's Konings inkomsten leeven. 112. Hoe zy met en na de geboorte hunner Kinderen omgaan, en niemandt buiten hun geslacht word ingelyft. 112. Wanneer en met welk een plechtigheit zy hunne Kinderen voor Braminen erkennen. 113. Hun spooreloos gevoelen over de Eklipsen. 113. En welk een zeldzaame oorzaak zy die toeschryven 114. Hoe en waarom zy hunne Kinderen in hunne jonge jaaren uithuwelyken, en welke plechtigheden voor af gaan. 114. Hoe zy zich wachten moeten buiten hun geslacht te trouwen. 116. Hoe verre zy de trouw in den bloede gedoogen. 116. Hun Bygeloof wegens gelukkige en ongelukkige dagen. 116. Hoe zy hunne Jaarrekening stellen en beginnen. 117. En hunne weekelykse dagen noemen. 117. Hun zestigjarige Omlooptydt aangemerkt, en hoe zy die noemen. 117. Hoe zy noch een andere tydrekening gebruiken. 117. Wat hunne dagelykse oeffening zy. 119. Welk een gebruik zy van 't Water neemen waar in zekere Afgod
gewasschen is. 120. Wat voor voedzel hen ongedoogt te eeten zy. 121. En wat hun geoorloft zy te nuttigen. 122. Hunne plechtiglyke onthaalingen, en voor wiens gedachtenis. 122. Waar hen geoorloft te eeten zy. 123. Hunne Vastendagen. 123. Hoe zy met hunne Zieken handelen. 123. Hoedanig zy hunne Rou betuigen. 127. Welke plechtigheden zy de Verstorvenen bewyzen. 127. Hoe zy zich na 't verbranden der Lyken gedraagen 127. Hun gevoelen over de Waerelden, en haar getal. 133. En wanneer zy meenen de tegenwoordigen waereldt te zullen eindigen. 134 Hoe zy hunne plicht en Dienst in de Pagoden waarneemen. 136. Hunne inkomsten waar uit zy bestaan. 136. Hoe plechtelyk zy hunne Afgoden omdraagen. 137. En welke eer deeze Beelden beweezen word. 137. Omgangen ter hunner eere gedaan. 138. Welke Feesten zy vieren. 138, 139. Oorsprong der Ziele hoe zy die beschryven, en daar in onderling verschillen. 143. Hunne gedachten over de vergelding en straffe. 144. Vroom en deugdzaam leevende, welke belooning zy te verwachten hebben. 145. Hoe zy de goede werken verdienstelyk stellen. 145 Hunne eigenzinnige gestrengheden, en waar in die bestaan. |
|
| |
| |
145, 146. Hoe zy verscheiden Heilige plaatsen tot verzoening hunner zonden bezoeken, wie die zyn en waar gelegen. 147. Hunne Pelgrimaadjes en Bedevaarten, en werwaarts gedaan. 150. Hoe en waar in zy hunne Leeroeftening bepaalen. 151. En in welke Spreuken en Boeken die bestaat. 151, 152. Hoe deeze oeffening aan den Vedam, Jastra en Spreuken van Barthrouherri verbonden zyn 151, 152. Hunne gesleepenheit aangemerkt. 155. Door welk middel zy den Indianen wysmaken dat de zwaarigheit van den Helschen Vloedt over te komen zy. 169. Zeldzaame Histori die zy van een beruchte Boeteling berichten. 169. Hoe zy zich waardig om voor een God geëert te worden, maaken. 172. Hunnen aart aangemerkt. 173. Hun vreemd gevoelen 't welk zy van 's waerelds oorsprong hebben. 194. Hoe verward zy in hunne denkbeelden, wegens het Zaadt der Waereldt zyn. A. 194. Hoe zy hunnen God Ixora onbepaalt te zyn geloven. 196. Hun zeldzaam gedrag om voor hunnen Afgod een Bruid te verkiezen. 210. En hoe zy hunne ootmoedigheit in de Pagode van Ixora bewyzen. 210. Hoe onder hen de Philosofen verschillen. 227. Hunne Boeken en wat die behelzen. 227. Hoe zy een stuk van hunne tong den Afgod offeren. II. 8. Hunne Plechtigheden onder de Eklipsen waargenomen. 10, 11. Hunne vreemde plechtigheit in den Zaaityd geoeffent. 11. Hoe zy hunne Proselyten handelen. 13. Welk een achting zy voor de Koejen hebben. 14. Hoe zy de geneeskunde oeffenen en Zieken handelen. 15. Of zy in de Starrewichelaary geoeffent zyn. 16. Hunne Huwelyks-Plechtigheden waar in die bestaan. |
17 |
Brammon de eerste der vier Zoonen van den eersten Mensch, volgens der Bejanen meening. I. (b) 80. Word om een Vrouw te zoeken, en de Wae reldt te bevolken naar 't Oosten gezonden, die hy vind, en wat hem met haar ontmoet. |
81 |
Brasilianen, hun gebruik van versierselen en hoedanig te draagen. I. (a) 28. Welk een Godsdienst zy oeffenden. 160. Byzonderheden die zy met de Roomsgezinden gemeen hebben, en waarin bestaan. 161. Waar in het wezentlyke hunner Feesten bestaat. 161. Hoe hunne Bojes die de Orakelen van Agnian raadvraagen. 161. Hoe plechtiglyk zy het krygvoeren besluiten. 161. Hoe zy met de gevangenen voor de slachting handelen en met welk een voorafgaande bedryf die ter doodstraf worden geleid. 161, 162. Hoe zy hunne trouwplichten waarneemen. 162. en welk een verwantschap onder hen afkeuren. 162. Hun vreemd gebruik by 't in de kraamkomen der Vrouwen, wanneer de Man te bedde de kraam uithoud. 162. Wat zy van d'onsterflykheit der Zielen oordeelen. 162. Hoe zy, hunne Zieken handelen. 163. En hunne dooden begraven en wat zy op hunne graven verrichten. |
163 |
Bremaw, eerste der tweede Waereldtschepzelen, wat hem aanbevolen wierd. I. (b) 89. Hoe hy twee volwasse kinderen van wederzyds Sexe ter Waereld bragt, waar uit de bevolking ontsproten is, en wat daarop is gevolgt. |
89 |
Brief van P. Bouchet over verscheiden stoffe der Indianen, aan den Oud Bisschop van Avranches. I. (b) 182 tot 192. Een andere Brief over der Indianen gevoelen van de Zielverhuizing. |
II. 131 tot 154 |
Broederschap der Japaneezen, hoe zy zich aan Amida opofferen, en wat verrichten. |
II. 265, 266 |
Bruidschat door de Chineesche Dochters genooten, geeft de Bruidegom aan haare Ouders een geschenk en van welk een gevolg. |
II. 209 |
Bruma, eerste Zoon van Paraxati, als Schepper by de Indiaansche Heidenen aangemerkt. I. (b) 154. welk een oorsprong zy deezen God toeëigenen, en van waar de Braminen hunnen af komst reekenen. 155. Hoe van 't Godendom, om dat hy zyne dochter trouwen wilde, gestraft. 155. Hoe hy volgens der Indianen meening 's Menschen nootlot bepaalt. |
155 |
Bruine Verwe der Volkeren, onderscheidentlyk aangemerkt, en waarom. |
I. (a) 30 |
Bua, een onderkoning der Tunquineezen, en zyne verrichting. |
II. 97, 98 |
Buddu, een Afgod der Cheiloneezen, hoe door hen geëert. |
II. 114 |
Buddu's Beeldt, welk een gebruik de Vrouwen 'er van maaken. |
II. 120 |
Buddu's groote Feest, wanneer en hoedanig geviert. |
II. 119 |
Budsdo, een Japaneesche Sekte. |
II. 233 |
Budsdoismus, hoe deeze Leer die van Confutius wederstreevig is. |
II. 243 |
Buiksnyding der Japaneezen over begaane misdaadt, hoe geschied. |
II. 285 |
Buraten, hoe zy Zon en Maan eeren, Beesten offeren en hunne Priesters opofferen om in de andere Waereldt voor hen te bidden. |
II. 297, 298 |
Butta-Varam, der Braminen woensdag. |
I. (b) 117 |
Bygeloof, wat het op de dwalende gemoederen der menschen vermag. |
I. (b) 31 |
Bygelovige voortekenen, hoe de Indianen op de zelve achtgeeven. |
I. (b) 44 |
|
C. |
|
CAbalisten, hoe met der Indianen geleerdheit in veele zaaken overeenkomen. |
I. (b) 55 |
Calicti, 52ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
California, welk een Godsdienst daar geoeffent word. |
I. (a) 95 |
Californianen, hun schandelyk gedrag. |
I. (a) 96 |
Calmuken-Barabinski, hun zeldzaam gedrag wegens hunnen Afgod. |
II. 297 |
Calumet, van welk een gebruik by de Canadeezen. I. (a) A. 67, 68. Die van Oorlog en Vrede hoe plechtiglyk gebruikt. 87. Die der Virginianen hoe gebruikt. |
105 |
Calumets Dans der Amerikanen, hoe verscheiden. I. (a) 86. Die van Oorlog, hoe geschied. 87. Die na des Krygswederkomst, en met welk een plechtigheit verzelt. |
90 |
Cambadoxi, een Japaneesch Sektaris, zynen aart en gedrag. |
II. 232, 233 |
Cambajers, waar in hunnen Godsdienst bestaat. |
II. 100 |
Camis, een der voornaamste Sekten der Japaneezen. |
II. 229, 230 |
Campechie, hoe aldaar verscheiden Goden onder zeldzaame gedaantens wierden geëert. |
I. (a) 147 |
Canadeezen, hun gevoelen van de Schepping. I (a) 71. Hoe zy zich in hunne Godsdienstige eerbewyzing gedragen. 71. Hoe zy verscheidene eigenschappen aan een Godheit toeschryven en hoedanig. 71, 72. Hoe zy Koopmanschappen hunnen Afgod opofferen. 73. Hunne gezangen waarop die zien. 74. Hun plechtelyk danssen hoedanig. 74. Hoe zy zich in de verbintenis van 't Huwelyk bepaalen. 77. Hunne plechtigheden by het trouwen onder hen in gebruik. 77. Hoe zy gemeenlyk een hoogen ouderdom bereiken. 80. Welke Geneesmiddelen zy gebruiken. A. 80. Hoe eenige de gesneuvelden in den Kryg beweenen. 83. En eenige van hun de Zielverhuizing gelooven. 83. Hoe zy meenen dat de Ziel noch eenigen tydt by den Overledene huisvest. 83. Welk een gevoelen zy van de omwandeling der Zielen hebben. 83. Hoe zy hunne Dooden begraaven. 83, 84. En hoe plechtiglyk den rouw word volvoert. 84. Hoe eenige een Feest aanrechten om van hunne Godheit een goeden uitslag van den Kryg te verwachten. 89. En met welk een plechtigheit dit gaat verzelt. 89. Hoe zy hunne Maandt en Jaarreekening houden. 93. Hun vreemd gebruik van Snoeren daar toe dienstig, en verklaring van dit gebruik. |
94 |
Canadeesche Vrouwen in de gemeenschap der Mannen op hunne Maaltyden ontoelaatelyk. I. (a) 48. Hoe zy rouw draagen. |
84 |
Candidaten hoe plechtiglyk zy te Cumana tot het Priesterschap worden ingelyft. |
I. (a) 152 |
Canon, een Japaneeschen Afgod, hoe verbeeld. |
II. 249 |
| |
| |
Canonisatie of Vergooding der Japaneezen wat daar toe word vereischt. |
II. 271 |
Canubis, een Japaneesche Geestelyke Orde, hun Gewaad beschreeven. |
II. 272 |
Caribanen, hoe door de Spanjaarden en andere Europeanen mishandelt. I. (a) 117, 118. Hoe weinig kennis zy van een Godheit hebben. 118. Hoe zy twee grondoorzaaken erkennen, en hoedanig begrypen. 118. Hoe zy waanen door den Boozen Geest Maboia geplaagt te worden 119. Hun Bygeloof en waar in het bestaat. 119. Hoe veelerlei Feesten zy vieren. 120. Hunne Vergadering over 't voeren van den Oorlog gehouden. 121. Hoe zy zich in den Oorlog gedraagen, en vergiftige Pylen gebruiken. 121. Hoe onder hen de verkeering tusschen Jongman en jonge Dochter toegelaaten word. 122. En hoe na zulks in Verwantschap geschieden mag. 122. Hun vreemde gewoonte van de Dochters in 't Huwelykswerk te onderwyzen. 122. Hoe zy de jonggebooren Kinderen een naam geeven. 123. Hunne Lykdiensten en van welk een gebruik. 123. Hun vreemd gevoelen dat zy van de Ziel hebben. 123. Hoe zy hunne Gedenkschriften onderhouden. |
123 |
Caribaansche Vrouwen, slaafachtig onder haare Mannen gehouden. |
I. (a) 121 |
Caribes, hunne Godsdienst en plechtigheden aangemerkt. I. (a) 156. Hoe zy zich elkander den Geest van dappetheit inblaazen. 156. Veelwyvery onder hen in gebruik. 157. Hunne Huwelyks-Plechtigheden en hoedanig. |
157 |
Carolineezen, hun gevoelen wegens God en zyne Ondergoden, waar in 't bestaat. |
I. (a) 109 |
Carram, 25ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Carthageners, hoe zy den Duivel eerden. |
I. (a) 151 |
Casi, de Heiligste plaats der Braminen Bedevaart geacht. |
I. (b) 147 |
Castes. Zie Chastes. |
|
Cerammers, hoe die niet trouwen mogen voor dat ze eenige Hoofden hunner Vyanden hebben bemagtigt. I. (b) 110. Hoe zy hunne Vyanden den Oorlog verklaaren, en overwonnen hebbende handelen. |
111 |
Ceyloneezen, hoe greetig zy hunne Vrouwen en Dochters den Vreemdelingen ten dienst aanbieden. I. (a) A. 40. Waar in hunnen Godsdienst bestaat, en hoe zy hunnen Afgod Buddu eeren. II. 114. Hoe zy den Duivel onder den naam van Jaca aanbidden. 114. Hoe hunne Priesters een verwaarloosden Afgod listig weder in aanzien bragten. 114. Hoe zy hunne Gereas als Godheden eeren. 115. Welk een Dienst zy de Duivels of Zielen der Boosdoenders bewyzen. 116. Hunne driederlei Ordens van Priesters aangemerkt. 116. Hun gevoelen 't welk zy van de Afgodsbeelden hebben. 116. Wanneer zy hunne Godsdienstigheit in de Pagoden bewyzen. 118. En tot wien hunnen laatsten toevlucht neemen. 118. Hoe zy waanen dat Buddus Voet op Adams Piek ingedrukt zy, en derwaart Pelgrimaadjes doen 119. Hoe zy de Slangen weeten te behandelen. 122. en de Krokodillen in slaap te sussen. 123. Hoe zy de Darmkrimping geneezen. 123. Wanneer zy iet onderneemen willen, hoe zy de Starrewlchelaars raadvraagen. 123. Welk een gebruik zy in 't Huwelyken in acht neemen. 123. en hunne Broeders onderling in Huwelyks gemeenschap leeven. 123. Hunne Huwelyks-Plechtigheit, hoe gebruikelyk. |
124 |
Ceyloneesche Vrouwen, hoe zich in 't Huwelyk gedragen moeten of worden gestraft. II. 124. Haar gedrag in 't kinderbaaren. |
124, 125 |
Ceylonsche Koningen, hoe ongemeen door hun Volk geacht, en waarom. |
II. 126, 127 |
Chang-ko, een Chineesche Godin, wat haar bestier is. |
II. 180 |
Chan jehan, hoe aan 't Ryk van den Mogol gekomen, en zynen afkomst. |
I. (b) 9 |
Chastes of geslachten der Indianen, hoe verdeelt. |
I. (b) 39 |
Chemens der Caribanen goede Geesten, hoe zy die offeren. |
I. (a) 119 |
Chiboda, hoedanig dit Gewest word bestiert. I. (a) 94. Welk een Godsdienst aldaar geoeffent. |
94 |
Chilomboner Princes, welke vreemde en wreede wetten zy invoerde. |
II. 390 |
Chin-hoan, een Bescherm-geest der steden by de Chineezen. |
II. 180 |
Chineezen, welk een gevoelen zy van een Opperwezen hebben, en Xancti noemen. II 155. Hoe verward hunne gevoelens van den Godsdienst onder de regeering van Chingu stonden. 158. Welk een zonderling gevoelen zy van Confutius geboorte hebben. 160. Hunne gedachten aangaande de Waereldt, hoe den mensch gevormt is en zoude voortgekomen zyn. 169, 170. Hun gevoelen van den Chaos waar uit alles oorspronkelyk zoude zyn. 170. Hoe zy d'aloude Afgoden der Grieken en Romeinen eeren. 172. en in drie Classen verdeelen en hoedanig verbeelden. 172. Hoe zy Confutius onder verscheiden afbeeldzels offeren. 175. en met welk een plechtigheit deeze Offerhande gaat verzelt. 175 Hun gevoelen over de zelfstandigheit van 's Menschen Ziele en Lichaam. 178. Hoe zy aan driederlei Geesten offeren, en waarin die bestaan, 179. Hun gevoelen wegens den dienst der Geesten 179. Hoe zy goede en quaade Geesten stellen. 180 Hoe zy Zon, Maan en Starren eeren. 180. Hoe zy meer andere Geesten en Heiligen eeren. 182. Welk een groote achting zy voor de Piramiden hebben. 183. Hun groote Bygelovigheit aangeweezen. 184. Hunne verwachting van de Goden niet erlangende, hoe zy zich niet ontzien hen qualyk te handelen. 185. Hoe zy hun Nieuw Jaar vieren. 190. Hunne Pelgrimaadjes naar de voornaamste Bergtempels en hoe. 191. Hunne Tempels en Pagoden beschreeven. 191. Hunnen Tempel van Tican, hoedanig verbeeld. 191. Hoe zy mede Reliquiën en Heiligen in hunne Tempels hebben, en derwaart Pelgrimaadje doen. 192. Hun gevoelen hoe alles van de Starren afhangt. 195. Welke gedachten zy eertyds van de Eklipsen hadden. 196. Hoe zy hunne Huisgoden raadvraagen. 196. Hoe onder hen de Schynheiligen als Landlopers zich gedragen en de lichtgelovigen bedriegen. 196. Welke waarzeggery zy voorwenden te doen, geheimen te verstaan en uit te voeren. 196. Hunne geneeskunde waarin die bestaat. 197. Hoe zy de
zieken handelen. 197. Hunne onvolmaaktheit in Zedekunde. 199. Hunne gebrekkelykheit in Staatkunde aangeweezen. 200. Door andere Schryvers het tegendeel bericht. 201. Hunne aloude Boeken, wat die behelzen, en hoe mede uit dichtkundige werken bestaan. 201. Welke gedachten zy van een Republyksche regeering hebben. 204. En hoe zy altoos zyn geneegen geweest onder 't gezag van een Vorst te staan. 205. Welk een groot ontzag zy voor hunnen Keizer hebben. 205. Hoe zy zich gedragen, wanneer zich de Keizer vertoont. 205. Hoe jaloers zy zyn, en hunne Vrouwen opgesloten houden. 207. Worden om te huwelyken geen vrye genegenheit gegunt. 209. Hoe zy zich dikmaals in 't Huwelyken in hunne verwachting bedrogen vinden, en 't huwelyk onvoltrokken blyft. 209. Hunne beloften op 't Huwelyk sluiten. 210. Hoe zy zich van te grooten last van kinderen weeten t'ontslaan. 210. Rouw over hunne Ouders dragende, hoe niet trouwen mogen 212. Hoe zy de welgemaniertheit voor een regel hunner Zedekunde stellen. 215. Hun gedrag om hunne Kinderen tot geleerdheit aan te moedigen. 215. Hoe by hen het Rouwdraagen gebruikelyk zy. 216. Hun vreemd gebruik zich by hun leven van kostbaar hout, Doodkisten te laaten maaken. 217. Hun zeldzaam gedrag by de Zieltogenden. 218, 219. Hoe zy zich omtrent de verstorvenen gedragen, en die een Altaar oprechten. 218. Hoe plechtelyk zy hunne Lykstatiën voltrekken. |
218, 219 |
Chineesche Keizers hoe zy getracht hebben de Godgeleerdheit in beter staat te stellen, en wat daar op is gevolgt. II. 171. Hoe zy het recht hebben zich een Troonvolger te verkiezen. 206. en over de Dooden om die te verheerlyken en 't Priesterschap |
|
| |
| |
zich eigen te maaken. 206. Hun Vaderlyk gezag over het Volk. 206. Hoe zy zich een deugdzaame Gemalin verkiezen. |
211 |
Chineesche Kinderen, welke grondregels hen worden voorgestelt, en zy onderhouden moeten. II. 213, 214. Hunne Ouders ongehoorzaam zynde en beledigende, hoe men hen straft. |
214 |
Chineesche-Vrouwen, hoe zich niet dan met de Huishouding bemoeien mogen. |
II. 208 |
Chingu, een Vorst der Chineezen, hoe verwerd de gevoelens onder zyne regeering stonden. |
II. 158 |
Chingaleezen, hoe hen een uitwerkzel van vreeze Godsdienstig maakt. II. 120. Hoe bygelovig zy wegens hunne Zieken en de geneezing zyn. 121. en welke vreemde plechtigheden men daar by gebruikt. 121. Waar in zy achten de voornaamste deugdt te bestaan 122. Aan welk een gedrag zy dagelyks verbonden zyn. 122. Hun gevoelen over de Zielverhuizing. 125. Hoe zy aanzienlyke Overledenen verbranden en die arm zyn begraaven. 125. Welk een zorg zy voor 't welzyn der Zielen hunner gestorvenen draagen. 126. Hun Rouwgedrag en hoe zy hunne Dooden eeren. 126. Hoe zy hunne geschillen door den Eedt en Proefneeming beslechten. 127. Hun zeldzaam gedrag van Schuldeischers met haare Schuldenaaren. 128. Waar in hunne geleerdheit bestaat. 128. Hoe zy zich op de Starrewichelary verstaan. 128, 129. Hunne Tydrekenkunde by hen in gebruik. 129. Hoe zy waanen door Toverkunde Diefstallen te ontdekken. 129. Hun gebruik van den Rover in rechten te betrekken. 129, 130. Hoe en wanneer zy een die Manslag begaat, vry verklaaren. |
130 |
Chitombe, het Hoofdt der Negeren Godsdienst hoe onder hen geacht. II. 381, 382. Die van Sondi zyn gezag. |
382 |
Circassen, hoe zy Bokken offeren. |
II. 298 |
Clepsydra of Wateruurwyzer hoe by de Grieken en Romeinen in gebruik. |
I. (b) A. 70 |
Cochinchineezen, hoe zy de Artsenykunde behandelen. II. 101. Hun Huwelyks gedrag. 101. Hoe zy het Overspel straffen. 101. Hun vreemd gedrag omtrent den Zieltogende. 101. Hoe zy de Zielverhuizing gelooven. 101. Waar aan zy Godsdienstige eer bewyzen. 99. Hoe zy hunne Pagoden versieren. |
99, 100 |
Coerma, Vistnou's tweede gedaante verandering. |
I. (a) 130 |
Communie tot een Codsdienstig gebruik den Mexikanen dienende, en hoe. |
I. (a) 136 |
Confutius geboorte, hoe zeldzaam door de Chineezen gelooft. II. 160. Zyn kinderlyk gedrag, hoe ongemeen, aangemerkt 160, 161. Hoe hy zich bejaarder geworden, gedroeg. 161. En zyne Philosophische Leering voortzette. 162. Hoe hy openbaare Schoolen oprechtte, en 's Lands zaaken herstelde. 162. Wat hem deswegen wedervaart. 163. Wanneer, en hoe hy overleed, en zyne Leerlingen zyne doodt betreuren. 164. Hoe men hem na zyne doodt voor een Heilig erkent. 164. Zyne Schriften, hoe in hooge achting waren. 164. Waar in zyne grondregels hebben bestaan. |
168 |
Congoners, hoe een geestelyken dienst aan gedrochten bewyzen. II. 378. Hoe zy hunne Goden een jaloezy toeëigenen 380. Hoe plechtelyk zy hunne nieuw verkooren Goden inwyen. 380. 't Welk met een gewaande bezetenheit gaat verzelt. |
380 |
Consay, een Chineesche Afgod, drie bediengeesten onder zich hebbende, wat hun bedryf is. |
II. 180 |
Coreaanen, hunnen Godsdienst hoe twyffelachtig bericht. II. 288. Hunne Kloosters en der Kloosterlingen bestier. 288. Hoe jong zy huwelyken. 290. Hoe zy over de Overledenen rouwdraagen 290. Wanneer en hoe zy hunne dooden begraaven. 290. Hunne eenvoudige artsenykunde aangemerkt. |
291 |
Coreaansche Vorsten, hunne oppermogendheit, en hoedanig uitgestrekt. |
II. 291 |
Crodi, 38ste jaar der Braminen zestig jarige omloop tydt. |
I. (b) 117 |
Crodcva, 59ste jaar der Braminen zestig jarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Cozumel ('t Eilandt) welk een Godsdienst aldaar bespeurt word, I. (a) 148. en 't gedrag der Priesteren omtrent dien dienst. |
148 |
Cubera-Locon, zesde Waereldt volgens der Braminen gevoelen. |
I. (b) 129 |
Cumaners, welk een Godsdienst onder hen in gebruik. |
I. (a) 151 |
Cupai, een quaade Geest, hoe afkeerig by de Peruanen geacht. |
I. (a) 167 |
Curthurs, een derde soort van Braminen, hunne bezigheit. |
I. (b) 98 |
Cuttery, tweede Zoon van den eersten Mensch volgens der Benjanen gedachten. I. (b) 80. Naar 't Westen vertrokken, wat hem aldaar ontmoet, en hoe hy genoodzaakt word met de hem ten deel gevallen Vrouw te stryden. 82. Hoe zeldzaam deeze stryd afliep. 83. en hoe hy zyne Vrouw verworf om 't Westen te bevolken. 83. Hoe om de Menschen te bestieren, onder 't gezag der Wetten aanbevolen. |
96 |
Cutterys, hunne weleer bloeiende staat aangemerkt. I. (b) 98. Hoe allenks tot vermindering gebragt. 99. Hunnen tegenwoordigen staat aangeweezen. |
100 |
Czeremissische Tartaren, hun gevoelen wegens God en de Demons, en hoe zy hun offeren. |
II. 300 |
|
D. |
|
DAbaiba, een Afgod door Menschen offering gedient. |
I. (a) 151 |
Dabis, hoe de Japaneezen hem maandelyks een Maagdt offeren. |
II. 259 |
Dai-Both, een voornaame God der Japaneezen te Miaso in een Pagode verbeeld. |
II. 254. |
Dajerata-Rama, Vistnous zevende gedaante verandering, en by welk een vreemd geval hy dien naam aannam. |
I. (b) 130 |
Daikoku, een Japaneesche Godheit, door hunne Kooplieden geëert. |
II. 259 |
Daloi-Lama der Mongaleezen Opper-priester als een God geëert. II. 293. Of men hem by den Paus vergelyken kan. |
294 |
Dairi, hoe onder de Japaneezen geacht en als Paus geëert. II. 235, 268. Hoe zyne hooge waardigheit verkiesbaar is. 268. En zyne Huishouding bestaat. 269. Zyn kleeding beschreeven. 269, 270. Hoe hy aan zyne gunstelingen eertytels uitdeelt. |
270 |
Danssen der Amerikanen, of mede betrekkelyk tot hunnen Godsdienst is. I. (a) 17. Een aloude oeffening by veele Volkeren, en tot den Godsdienst overgebragt. 33. Hoe vervolgens van een ander en buitenspoorig gebruik geworden. |
33 |
Danssen der Virginianen, hoe onder hen in gebruik. |
I. (a) 104 |
Dansseryen in den Offerdienst ingevoert. |
I. (b) 22 |
Dansseryen der Vrouwen, van een Godsdienstig en ontuchtig gebruik. |
I. (b) 219 |
Daonen, hoe zy hunne dooden begraaven. |
II. 303 |
Daores, of Ooster Tartaren, hun Godsdienst en gedrag. |
II. 297 |
Dariën (Bewooners van) hoe zy de Zon en Maan Godsdienstige eer beweezen en andere Goden meer. I. (a) 150. Welke misselyke gebaerden hunne Priesters met hunne gewaande Toverbezweeringen maakten. 150. Hoe zy een vreemd gebruik van Zieken te geneezen hadden. 150. Hoe by hen de Oorlogs besluiten genomen wierden. 152. En hoe plechtelyk zulks geschiedde. 153. Hoe zy met hunne gevangen handelden, en die aan hunne Goden offerden. 153. Onder hen de Veelwyvery in gebruik. 153. Hoe zy zich omtrent de Huwbaare geworden Dochters gedroegen. 153. Hoe plechtiglyk hunne Huwelyken behandelt wierden, als ook die van Panama oeffenden. 154. Hunne plechtigheden wegens de jonggebooren Kinderen, en Lykdiensten, waar in die bestonden. |
155 |
Darma, een God der Japaneezen, wat zy van hem vertellen. |
II. 260 |
Dejous, een Japaneesche Sekte. |
II. 233 |
| |
| |
Devendre, over agt Waerelden het gebied voerende. |
I. (b) 129 |
Deveta in een Olifant herschept. |
I. (b) 121 |
Devetas, weldoende Geesten door Brahma geschapen. I. (b) 134. Eerdienst aan hun beweezen. |
141 |
Dhatou, 10de jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Dichtkunde, hoe de Amerikanen hier in niet t'eenemaal onkundig zyn. |
I. (a) 34 |
Dichters der Madagaskers, hoe zy zich van hun dienen. |
II. 422 |
Diefstal, en Rovery hoe by de Amerikanen strafbaar. |
I. (a) 35 |
Dochters der Amerikanen, hoe haar geoorloft is haare genegenheit in 't Huwelyken te verklaaren. |
I. (a) 39 |
Dochters ten dienst der Yncas onderhouden, en waar uit zy hunne Bywyven verkooren. I. (a) 178. En ten dienst der Koninginne als Staatjuffers dienden. |
178 |
Dochters der Menomotapanen van welk een gedrag zy zyn. II. 405. Wanneer zy trouwen mogen. |
405 |
Donkere en Schaduwachtige Plaatsen tot den dienst der Goden verkooren, als ook op Heuvelen en Bosschen. 1. (b) 22. By de Jooden ongedooglyk en waarom. 23. Na den Tempelbouw verboden. |
23 |
Dooden, hoe de Indianen die handelen in 't begraven, of verbranden. |
I. (b) 45, 94 |
Dooping, en 't gebruik den Kinderen een naam te geeven, agtste plechtelyke waarneeming der Braminen. |
I. (b) 93 |
Dormeki, 30ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Draaken en Grifioenen volgens der Alouden waan omtrent de Ganges niet te vinden, maar wel Krododillen. |
I. (b) 30 |
Draaken, wat die by de Japaneezen verbeelden. |
II. 253 |
Draaks (Frans) zeldzaame ontmoeting met een Cacique van Nieuw-Albion. |
I. (a) 94, 95 |
Drank der Amerikanen, hoedanig toebereid. |
I. (a) 46 |
Drie-eenige Godheit, hoe by de Indiaansche Heidenen gelooft. |
I. (b) 154 |
Dronkenschap der Amerikanen, hoe daar toe genegen zyn. |
I (a) 46 |
Dsisoo als een Beschermgod der Japaneezen geeert. |
II. 277 |
Duiveldienst, hoe onder de Peguanen geëert. |
II. 32 |
Dundoubi, 56ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Durnaati, 55ste jaar der Braminen zestigjaarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
|
E. |
|
EChtbreuk, hoe onder de Guineërs gestraft. |
II. 367 |
Echtscheiding onder de Amerikanen, hoe geschied. I. (a) 43. Onder de Volkeren van Louizanie. 75. Wat daar toe onder de Amerikanen de voornaamste oorzaak geeft. 79. Die der Mexikanen hoe geschiedde. 143. Die der Siammers, hoedanig geoeffent. II. 69. En hoe daar in met de Kinderen word gehandelt. 69. Die der Tunquineezen, hoe voltrokken. 94. Hoedanig die onder de Laplanders word verricht. |
319 |
Eedt en Proefneeming van gekookten Oly, hoe die der Cingaleezen geschillen beslecht. |
II. 127 |
Eedt die geschonden word, hoe men zich in Congo deswegen gedraagt. |
II. 384 |
Eedzweering der Peguanen, hoe plechtiglyk in gebruik. II. 33. Hoe by de Ostiaken en Tunguzen geschied. |
301 |
Eedzweering der Madagaskers, hoe gebruikelyk. |
II. 422 |
Eerbaarheit der Indianen, hoe schroomachtig zy daar in zyn. |
I. (b) 44 |
Eerbewyzing aan Zon en Maan, zevende plechtiglyke waarneeming der Braminen. |
I. (b) 93 |
Eeuw-Feest der Mexikanen, hoe door hen geviert en Treurgebaerden op 't eindigen der Eeuwen bedreeven. |
I (a) 140 |
Eeuwreekening der Mexikanen, hoe zy die hielden. |
I. (a) 139 |
Edellieden, hoedanig onder de Guineërs verkooren. |
II. 365, 366 |
Egiptenaren, of die de besnydenis onderworpen waren. I. (b) 13. Of zy die van de Jooden hebben overgenomen. 14. Hoe bygelovig dien Landaart in veele zaaken is geweest. 14, 15. Hoe zy uit eerbied geene Dieren dooden. |
28 |
Egiptische Godsdienst in de Indiën overgebragt en door wie. |
II. 257 |
Eigenschappen die de Amerikanen aan 't Goudt en Zilver toeschryven. |
I. (a) 73 |
Eilanders van Bornen, van welk gevoelen zy over zaaken van den Godsdienst zyn. |
II. 112 |
Eilanders van Quantalla, hoe een Muntgod offeren. |
II. 378 |
Eklipsen, welke plechtigheden de Braminen geduurende de zelve waarneemen. II. 11. Hoe eenige Europeanen desweegen noch bygelovig zyn. 11. Hoe zich de Tunquineezen daar in gedragen. |
92 |
Esvara, 11de jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Edwara's Vrouw, hoe haaren oorsprong nam. I. (b) 129. Zoonen door haar voortgebragt en hoe genoemt. 133. Plechtiglyke Processie voor hem, beschreeven. 212. En wat de Priester voor hem in 't verborgen uitvoert, en de Processie vervolgt. |
213, 214. |
Ethiopers en Colchers, hoe die de Besnydenis van de Egiptenaren hebben ontleent. |
I. (a) 15 |
Ethiopers, welke Afgodendienaars onder hen gevonden worden. |
II. 413 |
Exedorius een grondlegger der Japaneezen Sekte. |
II. 230 |
|
F. |
|
FAquiërs, een soort van Indiaansche Geestelyken, hun streng levensgedrag. I. (b) 47. Met andere Sektarissen vergeleeken. 47. Hoe smert- en pynelyk hun gedrag is aangemerkt. A. 48. Hunne achting by 't gemeene Volk. 48. Die min streng in hun levensgedrag zyn, wat hun bedryf zy. 48. Hoe zy in hunne voorwikking zich van Speeltuigen bedienen, en aanmerking hier over. |
49. A. 49 |
Faquiers en Joguis, hoe zy zich by de Pagode van Mahadeu onthouden. I. (b) 211. Hun vreemd gedrag aangemerkt. II. 6, 7. Hoe zy te Suratte den Afgod Mamaniva dienen als ook die van Ram, en hoe verbeeld. |
7 |
Fees of Tovernimphen, wat 'er de Madagaskers van gevoelen. |
II. 417 |
Feest van Vitzliputzli hoe plechtiglyk geviert. I. (a) 135. Dat van Tescalipuca insgelyks. 136. En met plechtelyke Processie verzelt. 137. Dat van Quitzalcoalt of der Mexikanen Merkurius, hoe door de Kooplieden geviert. 137. En door een gekochte Slaaf verbeeldt. 137. Die eindelyk geoffert word. 138. Dat der Tlascalanen plechtiglyk ter Jagt geviert. |
138 |
Feest van Zuivering by de Peruanen geviert en ook van Nachtzuivering. |
I. (a) 174, 175. |
Feest van Phelo en zyn oorsprong aangemerkt. |
II. 190 |
Feest van den Akkerbouw, hoedanig geviert. |
II. 190 |
Feest van Suwa, hoe by de Japaneezen geviert en dat van 't Peirun beschreeven. |
II. 262, 263 |
Feest der Zielen, hoe door de Japaneezen geviert. II. 287. Waar aan 't gemeene Volk noch de armen geen deel hebben. |
288 |
Feesten waar op de Mexikanen zich met de bebloede huidt der geofferde Menschen bekleedden. I. (a) 131. 132. Hoe en wanneer geviert. 135. Waar op zy hunne gevangenen offeren nevens twee Vrygeboor- |
|
| |
| |
ne en vier Slaven Kinderen, en hoe. |
135 |
Feesten door de Braminen geviert en hoe. |
I. (b) 138, 139 |
Feesten hoe plechtiglyk door de Peguanen worden geviert. II. 32. Hoe door den Koning der Laos gereegelt. |
86 |
Feesten der Tunquineezen, wanneer invallen II. 90. Tweederlei onder de Ceiloneezen geviert. |
118 |
Feesten die der Japaneezen Sintos op gezette tyden vieren. |
II. 161, 162 |
Fetische-Boom, door de Negers Orakel gevraagt, en hoe zy hem een Feestdag vieren. |
II. 363, 364 |
Fetiches, byzondere Godheden door de Negers toegeëigent. II. 362. Quaade Fétiches wat 'er van word bericht. |
364 |
Fo, hoe die onder de Chineezen een Afgodische Kettery invoerde, vervolgens voor een God erkent, en Xequia word genoemt. II. 159. Welke gedachten men van hem heeft, en meent de zelfde als Brachman te zyn. |
167 |
Fohi eerste Vorst der Chineezen en zyne Opvolgers aangehaalt. II. 156. De Insteller van 't Huwelyk der Chineezen. |
207 |
Floridanen hoe zy in hunnen Godsdienst bestaan. I. (a) 108. Eerdienst die zy den Duivel bewyzen. 109. Hoe eenige hunne Kinderen eerst gebooren, de Zon opofferen. 112. Hoe zy met een vreemde plechtigheit het Feest van hunnen Toia vieren. 113. Hoe zy jaarlyks een Hert aan de Zon offeren. 113. Met welke voorafgaande plechtigheden zy ten Oorlog trekken. 114. Hoe zy hunner verslagene Vyanden hun Bekkeneel en Hoofdthair in triomf mede voeren. 115. Hoe prachtig zy hunne Paraoustis of Koningen begraaven. 115, 116. En hoe eenige hunne Dooden in de Bosschen ter aarde brengen. 116. Hunne gewoonte in 't huwelyken. 117. Hoe die van Carolina hunne gedachtenisse onderhouden. |
117 |
Floridaansche Tempel van Cafariqui beschreeven. |
I. (a) 110 |
Foquexus of Xaca, een Sektaris der Japaneezen, die een Sekte heeft voortgebragt, en hun gedrag hoedanig. |
II. 230, 232 |
Formozanen, welke gedachten men van hunnen Godsdienst heeft. II. 220. Hoe zy veele Goden eeren, en waar over die het bestier hebben. 220, 221. Hunne Plechtigheden van hun Geestelyken dienst, waarin bestaan. 221. Hoe ongeregeld zy hunne Feesten vieren. 223. Hoe zy zich in Zaaityden gedragen. 223. Hoe zy zonder Koningen noch Overheden leeven. 224. Hun gedrag voor 't aangaan van Oorlogstogten, en als zy de overwinning hebben behaalt. 224. Waar uit hunnen Raadt bestaat en waar over zy raadpleegen. 224. Hoe hunne Vrouwen de Artsenykunde waarneemen. 225. Veelwyvery by hen gebruikkelyk en hoe zy gewoon zyn hun Huwelyk te voltrekken. 225. Welk een gevoelen zy van de eeuwigheit der Waereldt en onsterflykheit der Ziele hebben. |
227 |
Fotti, een Godheit der Japaneezen. |
II. 259 |
|
G. |
|
GAlles, hoe hunne Jongelingen zich in den oorlog dapper quyten moeten. |
II. 413 |
Galibers, welke beproeving de Genees-priesters by hen moeten ondergaan. I. (a) 158. Vreemd gebruik onder hen wegens 't in de kraamleggen der Vrouwen. |
158 |
Gambianers, wat die van J.C. meenen te weeten. II. 359. Hoe zy hunne dooden met hunne schatten begraaven. |
361 |
Ganga, welke Feesten de Braminen ter eere van hem vieren. I. (b) 142. Zeldzaame geloften aan dien Afgod en waar in bestaan. 142. 143. Buffels aan dien Afgod geoffert en ook Bokken door de Braminen afgekeurt. |
143 |
Ganga-Gramma, hoe door een van Vrouwelyke Sexe geëert. |
I. (b) 142 |
Ganges-vloed en zyne gelegenheit. I. (b) 29. Hoedanig een eerbied de Indianen voor zyne wateren bewyzen, en 'er een verborgen kracht in stellen. 31. Als ook van eenige andere Revieren. |
31 |
Ganges, welk een kracht de Braminen zyne wateren toeschryven. I. (b) 147, 148. Oorsprong, hoe verdicht die de Braminen begrypen. 148. De zelve oorsprong naader verklaart. |
150 |
Ganges-Water, hoe de Indianen waanen dat het de kracht heeft de Zielen ten Hemel te geleiden. |
II. 25 |
Ganges, hoe by de Angolers in achting. |
II. 383 |
Garmanen, hunne orde van Geestelyken, waar in die bestond. |
II. 4 |
Garrouda en des Vogels oorsprong, hoe zeldzaam. |
I. (b) 132 |
Gasjendra-Mitsjam, zyne Historie door de Braminen gezongen. |
I. (b) 120 |
Gauren en aloude Persen, hoe zy hunnen Godsdienst onder de overheering der Mahometanen hebben bewaart II. 329. Waar in hunnen Godsdienst wezentlyk heeft bestaan. 330. En hoe onder hen gehandhaaft is. 331. Hun gevoelen over den oorsprong van hunnen Godsdienst. 331. Hoe door hen geoeffent wierd. 332. Hoe zy twee beginzels van goed en quaad stellen. 342. Hun vreemd gevoelen van den eersten Mensch en zynen Val. 343. Hoe zy gelooven welk een bediening de Engelen waren aan vertrouwt, en hun verder gevoelen. 343. Welk een eerbied zy voor de Hanen hebben. 344. Hun gebruik van vuur-aanbidding hoedanig begreepen. 344. Welk een Godsdienst-oeffening noch by hen in gebruik is. 345. Hoe zy hunne Vergaderingen t'zamen roepen. 346. Hunne gewyde stokjes van welk een dienst die waren, en waar uit moesten bestaan. 346. Hoe zy hun Nieuwejaars Feest verkondigen. 347. En hoe zes Feesten ter gedachtenisse van de Waereldschepping en al 't geschapene vieren. 347. Hoe der Verstorvenen gedachtenis door hen geviert word. 347. Welke dagen zy Maandelyks Gode toewyen 347. Hoe zy hunne Vastendagen onderhouden en andere gebruiken. 347. Hunne Kerkvoogdy aangemerkt. 348. Hoe hunne gebruikelykheden met die der Jooden overeen komen 350. Welke plechtigheden zy in hun Huwelyken waarneemen. 351. Hoe zy een Vuur-en Waterdoop over hunne kinderen oeffenen. 352. Welk een gevoelen zy van hunne Overledenen in de andere Waereldt hebben, en hoe hunne Zielen eenigen tydt omtrent de lichaamen waaren. 354. Hun vreemd gedrag om de gelukzalige of ongelukzalige staat der overledenen door een Hondt t'onderzoeken. 354. 355. Hoe zy gebeden voor de Overledenen doen. 355. Hoe zy zich in 't Lykdraagen naar de bestemde bewaarplaats gedragen. 355. Hoe zeldzaam zy de weg naar de andere Waereldt begrypen. 355. Hun gevoelen over de straf die de onvroomen te lyden hebben, en hoedanig. 355. Hoe zy een weg die naar de gelukzaligheit geleid, stellen, en door Engelen word bewaart, die
onderzoekers der verdiensten zyn. 356. Hoe zy dit hun Paradys aanmerken. |
356 |
Gaurische Priesters, hoe zich kleeden. |
II. 346 |
Gauren-Zadder of Wetboek, welk een zedekunde het dien Landaart voorschryst. II. 357. Welk een verbintenis dit Boek hen aanbeveelt, en het misdryf ten strengste verbied. |
357 |
Gauvri-Devi, een Feest der Braminen. |
I. (b) 138 |
Geboden ten voordeelen der Priesteren van Fo van welk een aart. |
II. 167 |
Geboorte van Zoroastres, met welke byzonderheden verdicht. |
II. 340 |
Geboorte der Kinderen met welke plechtigheit onder de Amerikanen verzelt. |
I. (a) 18 |
Geestelyken op misdryf betrapt, hoe gestraft. |
II. 189 |
Geestelyken van Cochin-China, hoe onder de Tempelvoogdy bestaan. |
II. 100 |
Geestelyken Dienst der Formozanen door Priesteressen behandelt. |
II. 221 |
Geestelyke Dochters de Zon toegewyt, hoe verkooren en aangenomen wierden. I. (a) 177. Straffe haar opgelegt wanneer zy tegen haare Wet zich te buiten gingen, en met welk een gevolg. |
178 |
| |
| |
Geestelyken der Gauren, wat hunne plicht zy. II. 350. Hoe zy zich onderhouden. |
350 |
Geestelyken der Japaneezen, waar in hunne geleerdheit bestaat. |
II. 270 |
Geestelyken en Landloopers in China, hoe van gedrag zyn. |
II. 188 |
Geesten Oeffening der Chineezen driederlei, en hoedanig. |
II. 179 |
Gedenkschriften der Amerikanen, hoe bewaart wierden. I. (a) 64. Hoe dit onder de overheering der Spanjaarden in verval is geraakt. 64 Hoe waarschynlyk de eerste Schryfwys is geweest, en hoe men by verkorting schreef. |
I. (b) 61 |
Gedrochten, hoe door de Japaneezen geëert en verbeeld. |
II. 253 |
Geleerden der Chineezen, hoe verkooren om de Histo riën der Keizeren op te maaken. |
II. 203 |
Geleerdheit waar in de Volkeren der Oudheit hebben uitgemunt. |
I. (b) 54 |
Geloften der Amerikanen aan den grooten Geest gedaan, en hoe onderhouden. |
I. (a) 92 |
Gemeenschap van Vrouwen, hoedanig by de Parthen en Lacedemoniers in gebruik. I. (a) A. 41. Hoe mede in 't Koningryk Calicut en eenige Volkeren van Brasil. |
41 |
Gemeenschap van Goederen by eenige Amerikanen gebruikelyk. |
I. (a) 49 |
Geneeskunde der Chineezen aangemerkt. II. 197. Waar van zy geen openbaare Schoolen hebben, en waarom. 198. Onder wien geoeffent word. |
199 |
Geneesmeesters der Virginianen, hoe zy met de Zieken handelen, en Geneesmiddelen gebruiken. |
I. (a) 107 |
Geneesmiddel voor verscheiden quaalen, hoe by de Floridanen en Brasilianen in gebruik. |
I. (a) 50 |
Genees-Priesters, en genaamde Toveraars wat die zich by eenige Amerikaansche Volkeren vermeeten uit te voeren. |
I. (a) 164, 165 |
Geordende Bedelaars in Japan, hun bedryf. |
II. 277 |
Geschil over 't vermogen der Goden Bruma, Vixnu en Rutrem ontstaan, en hoe dit afliep. |
I. (b) 156, 157 |
Geschriften op Koper en ander Metaal te graveeren gebruikelyk. |
I. (b) 62 |
Geslacht van Cuttery over 't waereldlyk bestier gestelt. I. (b) 98. Dat van Schuddery den Koophandel aanbevolen, waar uit de Benjanen ontsproten zyn. 100. Hunne wyze van Koophandel hoe die bestaat. 100. Dat van Wyse tot Konsten Ambachtsoeffening bestemt, uit Benjanen en Jentiven bestaande. 101. Dat der Braminen van Brachman afkomstig hoe in vier Familiën bestaat, en welk een voorrecht de Braminen hebben. |
106 |
Geslachten der Indianen hoedanig verdeelt. I. (b) 39. En hoe zy onder hen Opperhoofden verkiezen. 41. Wat hun aanbevolen zy. |
96 |
Geslachten (Vier) der Menschen en hoedanig ontsprooten. |
I. (b) 175 |
Gestalte en gedrag der Amerikanen by andere Volkeren vergeleeken. I. (a) 31. Welk een verandering die onderworpen zy. |
32 |
Gestrengheden der Indianen in hunnen Godsdienst, met het gedrag der Hedendaagsche Geestelyken overeenkomstig. |
II. 5 |
Gevangen Slaven, hoe somtyds plechtelyk worden vrygegeeven en in gemeenschap ingelyft. I. (a) 91. Geene uitwisseling by hen in gebruik. |
91, 92 |
Gewoonte der Amerikanen om met den verstorvene, alles wat in zyn leeven voor hem gedient heeft, te begraaven. I. (a) 63. De Dooden te begraaven van een aloud gebruik. |
63 |
Gewoonte der Moeders om de Peruaansche Kinderen op een vreemde wyze op te brengen |
I. (a) 182 |
Gewoontens (Verscheiden) die de Indianen met de Jooden en andere Volkeren gemeen hebben. |
I. (b) 71 |
Gezang, hoe by de Amerikanen in gebruik. |
I. (a) 34 |
Gochelaars onder de Amerikanen, hoe zy toekomende zaaken voorzeggen. |
I. (a) 68 |
Gochelaars die Geneesmeesters en Priesters onder de Amerikanen zyn. I. (a) 81. Welk een proef zy te doen hebben om tot deeze bediening te geraaken. 81. Wat La Hontan van deeze Quakzalvers gevoelt. 81. Hoe zy zich by de Zieken gedragen. 81. Misselyke gebaerde door hen gepleegt 81, 82. Hoe geacht zy by de Hineezen zyn, en wat zy zich beroemen. 82. Hoe zy voorgeeven de Bezetenen te geneezen. 82. En welke vreemdigheden zy dan gebruiken en bedryven. |
82, 83 |
Goden der Japaneezen die over hunne Dooden gebieden. II. 287 En die over der Kinderen Zielen 't 't bestier hebben. |
287 |
Goden en Godinnen (Verscheiden) door de Chineezen geëert, en wie die zyn. II. 180. Hoe hunne bedieningen bestaan. |
183 |
Goden der Siammers, hoe verdienstelyke Menschen daar toe verheven worden. |
II. 38 |
Godheden van verscheiden gedaante te Campechie geëert. I. (a) 147. Hoe door menschelyke denkbeelden en figuurlyke afbeeldzels lichaamelyke Wezens toegeeigent zyn |
I. (b) 20 |
Godheden (Vier) door de Japaneesche Kooplieden geeert. |
II. 259 |
Godsdienst der Floridanen, hoe die bestaat. |
I. (a) 108 |
Godsdienst der Siammers, hoe bezwaarlyk uit hunne Boeken na te speuren, ten zy men de Balische Taale verstaa. II. 37. En wat 'er eenige Schryvers van oordeelen. |
51 |
Godsdienst der Philippynen en aangrenzende Volkeren, waar in die bestaat. |
II. 102 |
Godsdienst der Chineezen, hoe allenks verbastert is. |
II. 186 |
Godsdienst met Bygeloof verzelt, van welk een gevolg. |
II. 245 |
Godsdienst der Coreanen, hoe twyffelachtig bericht. |
II. 288 |
Godsdienst der Gauren hoe bewaart. II. 329. Waar in die wezentlyk heeft bestaan. 330. Hoe van oude tyden af heeft stand gehouden. |
342 |
Godsdienstige Feesten, hoe door de Amerikanen onderhouden. |
I. (a) 48 |
Godsdienstige Plechtigheden der Bewooners van Guiana en anderen. I. (a) 158. Hoe die in 't Koningryk van Aracan gebruikkelyk zyn. |
II. 26 |
Godsdienstelingen van China, hoe zy Paternosters gebruiken. |
II. 197 |
Godsdienstigheit door de Chineezen aan den Afgod F o beweezen. |
II. 197 |
Gokoulasteni een Feest der Braminen en zynen oorsprong. |
I. (b) 139 |
Gonnes, der Ceyloneezen Geestelyken. II. 116. Waar in hunne kleeding bestaat en hun gedrag aangemerkt. 117. Voordeelen die zy weeten van de Godsdienstelingen te trekken. 117. Welke Boeken zy schryven, en hoe daar in ervaren zyn. |
128 |
Grieken, welke gedachten zy van der Indianen Goden hadden. |
II. 2 |
Grondregels de Chineesche Kinderen voorgestelt, en zy onderhouden moeten. |
II. 213 |
Groot-Bramine, hoe die 't voorrecht van echtscheiding heeft. |
II. 21 |
Grootius gedachten over Amerika's bevolking. I. (a) 5. Door de Laat afgekeurt. 5. Hoe hy de Zuidelyke bevolking van China meent ontsprooten te zyn. 5. Mede door de Laat beantwoord. |
5 |
Gryzen Ouderdom by de Amerikanen hoog geacht, en stervende wat zy na dit leven verwachten. |
I. (a) 80 |
Gualaten en de Bewooners van Senegal waar in hunnen Dienst bestaat. |
II. 359 |
Guiana (Bewooners van) hunne Godsdienstige plechtigheden. I. (a) 158 Hoe hunne Priesters het Ampt van Geneesheeren waarneemen. 158. Hoe hunne Krygshoofden verkooren worden. |
158 |
Guinalanen, hoe plechtiglyk zy hunnen overleden Koning handelen. |
II. 361 |
Guineesche Volkeren of zy de Besnydenis oeffenen, en hoe zy met iets van 't Jodendom overeenkomen. II. 362. Welke gebruiken zy in hunnen Godsdienst waarneemen. |
362 |
| |
| |
H. |
|
HAir, lang te draagen een aloude gewoonte. I. (a) 26. Gekruld hair, by wien in gebruik. |
27 |
Halachores, een verachtiglyk geslacht der Indianen waar in het bestaat. |
II. 5 |
Halssieraden by de Amerikanen in gebruik. |
I. (a) 28 |
Hamuman den Aapgod, zeldzaame Histori van zyne geboorte. I. (b) 198, 199. Hoe hy by de Indianen word geëert. |
199 |
Heerschappy in 't Oosten, zeer streng, en waarom. |
I. (b) 11 |
Heidenen (Oostindiaansche) hoe hunne Godgeleerden eene Vrouw de eerste oorsprong van 't Menschdom toeschryven. I. (b) 154. Hoe in Sekten onder hen verdeelt. 154. Wat zy van een drie-eenige Godheit gevoelen. 154. Hoe men meent dat zy eertyds eenige kennis van 't Christendom hebben gehad, en waar in dit bestond. 177. Hoe gemakkelyk zy meenen de vergeeving hunner zonden te verwerven. 177. Welk een zeldzaame kracht zy hunne Paternosters toeschryven. 178. Hoe men meent dat zy eenige kennis van den Val der Engelen hebben gehad. 179. Hoe hunne Geleerden in 't Verhaal hunner verdichte Historien uitmunten om den Volke te verleiden. 179, 180, 181. Hun vreemd gevoelen hoe Hemel en Aarde uit een Ei ontsproten zyn. |
195 |
Heiligen onder de Siammers, hoe zy dien staat deelachtig worden. |
II. 38 |
Heiren van Xerxes en Darius ongemeen talryk, en waar uit die hebben bestaan. |
I. (b) 64 |
Helle der Virginianen, wat zy'er van gevoelen. |
I. (a) 13 |
Helschen Rechter over der Indianen aards bedryf, en wat de Zielen der Verstorvenen van hem wedervaaren. |
I. (b) 168, 169 |
Herboods der Gauren, hunne dragt en Kleeding. II. 349. Van welk gebruik hen den Gordel dient. |
349 |
Herodoot, wat hy van den oorsprong der Afrikaansche Volkeren geschreeven heeft. |
II. 359 |
Hevelembi, 31ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I (b) 117 |
Hiridzi der Madagaskers waar toe hen die dient. |
II. 422 |
Hispaniolers, hoe zy zich een voorzegging van de komst der Spanjaarden ingebeeld hebben. I. (a) 124. Hunne Godsdienst doorgaans met dansseryen en gezangen verzelt. 124. Hoe plechtiglyk zy hunne quaade Geesten Godsdienstige eere bewyzen, en koeken offeren. 124. Die vervolgens gebroken worden en als Heiligdommen uitgedeelt 125. Hun zeldzaam gevoelen van den oorsprong des Menschelyken geslachts. 125. Wat zy van de verschyning der dooden geloofden. |
125 |
Histori (Zeldzaame) die de Braminen van Sandragoupeti verhaalen. I. (b) 118. Die van Fohi eerste Vorst der Chineezen. II. 156. Die van Laokun een beruchte Sektaris der Chineezen, 157. Die van Peïrun een Feest der Japaneezen. |
262 |
Hochans, Priesters van Fo, van welk een gevoelen zy zyn. |
II. 166 |
Hof der Geestelyken van der Japaneezen Dairi, hoe 't bestaat. |
II. 272 |
Hoofdthair der verslagene vyanden, hoe de Amerikanen voor zegetekens, Vendels en Standaarden dient. |
I (a) 57 |
Hoofdtzalving met oly by de Indianen en onder andere Volkeren in gebruik. |
I. (b) 67 |
Hottentot, hoe die een zonderlinge t'zamenspraak met een Deensch Leeraar hield. |
II. 392 |
Hottentotten, hoe Kolben hun gevoelen van 't Opperwezen aanmerkt. II. 393. Hoe plechtiglyk zy met vreemd gebaer de Maan eeren, en aanbidden. 393. Hun gevoelen van een goeddoenend en quaad Wezen. 393. Welk een eerdienst zy de Kevers bewyzen, en met welk een Bygeloof. 394. Hoe zy eenige afgelegen plaatsen Heilig achten, en hun gedrag omtrent de zelve. 394. Hoe zy hunne Artsen en Priesters verkiezen. 394. Hun zeldzaame plechtigheit ter inwying van Jongelingen in 't uitsnyden van een hunner Teelballen gebruikelyk. 395. Hunne vreemde behandeling in 't aanneemen der Jongelingen onder den rang der Mannen. 396. Hoe zy onderling de beleediging straffen. 396. Welk een gevoelen zy van de Tovery hebben. 397. Hoe zy eenigen blyk en denkbeeld van de onsterflykheit der Ziele van zich geeven. 397. Hoe zy zich onder 't kraamleggen der Vrouwen gedragen. 400. Van welke spyze zy zich te eeten onthouden. 400. Welke speeltuigen zy onder 't zingen en danssen behandelen. 400. Hoe zy zich met Revierwater wasschen. 401. Hoe zy de van Ouderdom verzwakte en gebrekkelyken handelen. 401. Hoe zy de ziektens geneezen. 401, 402. Hun vreemd gebruik by de zieken. 402. Hoe plechtiglyk zy met den Overledene handelen. 402. Hoe zy met het Lyk omgaan en met welk een gedrag begraaven. 403. en hoe vervolgens hunne hutten verplaatzen. |
404 |
Huisgoden der Indianen van wien ontleent. I. (b) 25. en hoedanig. II. 26. Hoe de Chineezen hen raadvraagen. |
196 |
Huizen, hoe by de Indianen gebouwt. |
I. (b) 36 |
Hurons, hoe zy hunne Maand en Jaar-rekening houden. |
I. (a) 93 |
Huwbaare Dochters van Lovango en Congo haar vreemd gedrag aangemerkt. |
II. 386 |
Huwelyk der Formosanen hoe voltrokken word. II. 226. Hoe de Jongelingen hun verzoek doen. |
226 |
Huwelyken, wat 'er de Braminen als hunne negende plechtiglyke waarneeming moeten van in acht neemen. |
I. (b) 93 |
Huwelyken der Japaneezen, hoe plechtiglyk voltrokken worden. |
II. 281, 282 |
Huwelyken der Gauren vyfderlei, en hoedanig. II. 351. en noch jong zynde geboden. |
352 |
Huwelyks eerbaarheit, hoe by de Amerikanen geacht. |
I. (a) 39 |
Huwelyks gebruikkelykheden der Chineezen hoedanig. |
II. 211 |
Huwelyks gedrag der Virginianen aangemerkt. |
I. (a) 106 |
Huwelyks gedrag der Cochinchineezen waar in bestaat. |
II. 101 |
Huwelyks gemeenschap der Cingaleezen onder hunne Broeders in gebruik. |
II. 123 |
Huwelyks Kooping by de Peguanen gebruikelyk. |
II. 35 |
Huwelyks-koop, hoe by 't gemeene Volk in China geschied. |
II. 210 |
Huwelyks gewoontens der Louizianen aangemerkt. I. (a) 76. Wanneer hunne krygslieden trouwen. |
76 |
Huwelyks handelingen by de Amerikanen voor de voltrekking voorafgaande. |
I. (a) 40 |
Huwelyks plechtigheden der Volkeren van Cibola. I (a) 96. Die der Mexikanen aangemerkt. 142, 143. Die der Nicaragranen, hoedanig verricht. 149, 150. Die der Cariben en hoe in gebruik. 157. Die by de Volkeren van La Plata en anderen aangemerkt. 165. Die der Oostindianen van welk een gebruik en hoe zy de Trougenooten omleiden. I. (b) 38. Onder de Braminen waarin die bestaan. II. 17. Die aan de kust van Banara in gebruik en hoedanig. 18. Hoe door Tavernier beschreeven. 18. Hoe men zich deswegen te Suratte gedraagt. 19. Hoe door Herbert beschreeven 19. en hoe by Schouten aangemerkt. 20. Die der Ceyloneezen, hoe gebruikkelyk. 124. Die der Laos waarin bestaan. 86. Hoe by de Javanen geviert. 113. Die der Coreanen aangemerkt. 290. Die der Gauren hoe onder hen verricht. 352. Die der Negers van Cabo de Monte, hoedanig. 370. Die van 't Koningryk Benin van een zeldzaam gebruik. |
371 |
|
I. |
|
JAarboekhouding der Peruanen, hoedanig behandelt. |
I. (a) 185 |
Jaarboekrekening, hoe onder de Mexikanen gehouden. |
I. (a) 64 |
| |
| |
Jaarrekening der Peruanen, hoe zeldzaam zy die houden. |
I. (a) 184, 185 |
Jaca, als Duivel door de Ceyloneezen aangebeden. |
II. 114 |
Jacco, een Opperhoofdt der Japaneezen, hoe hy over stoffe van den Godsdienst oordeelt. |
II. 278 |
Jaddeses, welk een Priesterdienst die onder de Ceylonezen waarneemen. |
II. 117 |
Jagen de voornaamste bezigheit der onbeschaafde Amertkanen. |
I. (a) 35 |
Jagt der Indianen, waar in bestaat. |
I. (b) 74 |
Jagues, hoe zy Menscheneeters zyn. II. 389. Het gedrag in 't Optooizel van hun Opperhoofdt, hoedanig. 389. Hoe zy hunne Krygsgevangenen eeten of voor Slaven verkoopen. 390. Hoe zy hunne Dooden begraaven. |
391 |
Jaloezy, van welk een vermogen onder de Amerikanen. I. (a) 48. Die der Virginianen aangemerkt. 106. Die der Oostindianen wegens hunne Vrouwen. |
I. (b) 37 |
Jamma Doutas hoe zy zich den Zieltogende vertoonen. |
I. (b) 124 |
Jamma-Locon, derde Waereldt, 't welk de Hel is. |
I. (b) 129 |
Jammabos, eene Sekte der Japaneezen. II. 230. Hoe hunne Orde een byzonder gedrag als Woesty niers in Japan voert. 274. Wat zy van hunnen Stichter vertellen. 274. Hoe zy ervaarne Artsen zyn en met de Zieken handelen. 279. Hunne Toverkunde aangeweezen. 279 Hoe zy hunne Leerlingen de Tovery openbaaren. |
280 |
Japaneezen, of zy den Godsdienst der Chineezen heb ben overgenomen. II. 229. En hoe in veele Sekten zyn verdeelt 229. Welk een gevoelen zy van de Ziel in dit leven hebben. 237. Hoe zy jaarlyks de Saga hunne Pelgrimaadjes vieren moeten. 239. Welke gedachten zy van den oorsprong der Natuur hebben. 241. Wanneer zy de Sekte van Budsdo hebben aangenomen. 241. Welk een gebruik zy van byzondere Goden maaken. 247. Hoe zy Amida voor het Opperwezen erkennen. 249. En Conon voor zynen Zoon houden, hoedanig afgebeeld. 249. Hoe zy te Miaco den Schepper verbeeiden. 251. Hoe door hen de Apendienst zinnebeeldelyk wierd uitgevoert. 251. Welk een achting zy voor de Herten hebben. 252. Als mede voor de Honden. 252. Hoe zy verscheiden Gedrochten eeren en verbeelden. 253. Hoe zy Xaca verbeelden, en verscheiden naamen geeven 255. Hunne verscheiden Godheden, met welk een plechtigheit die worden omtrent de Zieken geëert. 260. Wat zy van hunnen God Darma vertellen. 260. Hoe zy het Feest van Matzuri vieren 264. Hoe zy hunne Bedevaarten gelyk die van Isie vieren, en hun gedrag daarin. 265. Welk een gebruik zy van de Paternosters maaken, en waar uit die bestaan. 267. Hun bygeloof in hunne onderneeming wegens goede en quade dagen. 267. Hoe zy hunne Tydrekening behandelen. 270. Hoe zy den Dairi als een Ondergod aanmerken. 271. Hoe zy waanen dat een groot getal Afgoden den Dairi in zyn Paleis bewaaken. 271. Hoe strydig zy in hun Burgerlyk gedrag met andere Volkeren zyn. 278, 279. Hun gedrag in Artsenykunde. 279. Hun Huwelyks gebruik aangeweezen 280. Hoe zy zich in 't stuk van Echtscheiding gedragen. 281. Hoe hen 't recht toekomt de misdaadt der Vrouwen te straffen. 281. Hun gebruik van hunne Kinderen jong uit te huwelyken. 281. Hoe omzichtig zy
hunne Kinderen opvoeden. 283. Hoe zy hunne Eedzweering voltrekken. 284. Hun gedrag by de Zieltogenden aangemerkt. 284. Hun gevoelen wegens een Limbus of Voorburg der Helle voor hunner Kinderen Zielen. |
285 |
Japaneesche Godsdienstigheden in vier soorten onderscheiden. |
II 233 |
Japaneesche Legenden, welke wonderen die van de aardsche Goden vertellen. |
II. 235 |
Javaanen, hoe zy de Huwelyks- en Bruilofts-Plechtigheden vieren. |
II. 113 |
Javaansche Heidenen, hoe zy de Zielverhuizing gelooven. |
II. 113 |
Icoxis een Sekte der Japaneezen, wat zy gevoelen. |
II. 232 |
Jebis een Japaneesche Godheit door hunne Kooplieden geëert. |
II. 259 |
Jefumi een Feest der Japaneezen, hoe uit haat tegen 't Christendom geviert. II. 245. En hoe zy alsdan de Christenen vervolgen. |
246 |
Jekutsen, hoe zy een God en Schepper rkennen. |
II. 297 |
Jemma by de Japaneezen voor een Helschen Rechter gehouden. |
II. 242 |
Jemma-O, een Helschen Rechter te Minco in een Pagode verbeeld. |
II. 253 |
Jendra der Braminen Maandt. |
I. (b) 117 |
Jendra-Varam, der Braminen Maandag. |
I. (b) 117 |
Jenunogundah, Wyzens Vrouw genoemt. |
I. (b) 87 |
Ierlanders, hun Bygeloof van eenige aangemerkt. II. 308 Hunne bygeloovige gedachten wegens de Toveressen. 309. Hun Huwelyk aangemerkt. |
309 |
Ilineesche Gochelaars, hoe geacht die zyn. |
I. (a) 82 |
Indianen van Cinaloa, hun vreemd bedryft. I. (a) 96. Hoe zy hunne Zieken handelen. |
96 |
Indianen, hoe zy hunne Afgoden in dichte Bosschen en onder 't Geboomte plaatsen. I. (b) 23. Hoe omzichtig zy de Dieren handelen, en waarom. 32. Hoe zy hunne Nagels laaten wasschen. 38. Hunne Huwelyks-Plechtigheden met het aloud gebruik vergeleeken. 38. Hoe zy in Mooren, Heidenen, Topassen of Mestissen zyn verdeelt. 76. Hoe zy hunne Geslachten onderscheiden. 155. Hoe zy vyf byzondere plaatsen in den toekomenden staat des levens stellen, en waar in hunne eerste plaats van gelukzaligheit bestaat. 166. Insgelyks hunnetweede. 167. Als ook hunne derde, vierde en vyfde welke laatste de verhevenste is, hoe en waar in die bestaat. 168. Hun gevoelen over een plaats van vergelding en straffe over hun aardsch bedryf 168. Hoe zy waanen dat de Helsche Vloedt bezwaarlyk over te komen zy. 169. Hun verschillig gevoelen over 's Menschen Ziele. 171. Welk een vreemde gedachte zy van 14 Waerelden hebben. 172. En waar op deeze gewaande Waerelden rusten. 173. Welke zeldzaame gedachten zy van de Zon- en Maan-Eklipsen hebben. 173. En hoe zy zich geduurende de Eklipsen gedragen. 174. Hoe zy des Waerelds duuring in vier Eeuwtyden verdeelen. 174. En de vierde Eeuwtyd deeze tegenwoordige Waereldt zy. 174. Welk een gevoelen eenige na 't eindigen van deeze Waereldt hebben. 174. Hunne buitensporige gedachten dat 'er voor de vier Waereld-Eeuwen, veertien anderen zyn voorgegaan, en hoe zy die een wonderbaarlyke duuring toeschryven. 175. Hun gevoelen 't welk zy van 's Menschen oorsprong hebben. 175. Hunner Geleerden vreemd gevoelen by eenigen over den staat der Zielen, en hoe zy in 't algemeen de Zielverhuizing gelooven. 176. Hun Bygeloof op zekere tyden ten aanzien van de Maan. 198. Hoe zy hunne Pagoden in Pelgrimaadjes bezoeken. 215. Met geschenken wederkomen, en het streng gedrag eeniger Godsdienstelingen aangemerkt. 215. Hoe hunne Geleerden de Candidaten plechtiglyk inwyen. 218. Hoe zy zich in geloften aan
Ganga quyten. 218, 219. Hoe onder hen Boetoeffenende Vrouwen gevonden worden. 219. Hun gedrag in 't bidden aangemerkt. 219. Hoe zy de Slangen voor Heilig houden en met de zelve omgaan. 220. Hoe hunne Waarzeggers verborgene Diefftallen waanen t'ontdekken. 220, 221. Hunne vreemde manier van Orakelvraagen en waar in die bestaat. 221. Hunne gewoonte van inwying wanneer zy Pagoden willen bouwen. 221. Hoe zy vergeeflyke en doodzonden stellen, en zich daar in gedragen. 222. Voor welke zonde zy zich te wachten hebben 222. Hoe zy de besmetting zuiveren. 223. Hunne gewoonte in 't wasschen, en hoe zy |
|
| |
| |
zich met de Assche van Koedrek reinigen, en die voor Heilig achten. 223, 224. Hoe zy alle lichaamsdeelen van de Koe eenige Godheit toeschryven. 224. Hun gedrag in hun Vastenavonds Feest gehouden. 225. Hoe bygelovig zy omtrent de Zon- en Maan-Eklipzen zyn. 225. Hoe zy genoodzaakt zyn te vasten, en wanneer hunne Vastendaagen invallen, die de Vrouwen in 't byzonder vieren. 225. Hoe zy in de Ontleedkunde ongeoeffent zyn, en hoe gebrekkelyk zy de Starrekunde met bygeloof verzelt, verstaan. 228. Hun buitensporig gevoelen over de uitgestrektheit der Aarde. 228. Hunne verwarde Tydrekenkunde aangemerkt. 228. Hun gevoelen wegens de natuur der Geesten, en wat zy van de Natuurkunde begrypen. 229. Hunne gestrengheden die zy in hunnen Godsdienst oeffenen. II. 5. Hoe zy Revan de Uitvinder van de Pelgrimaadjes der Woestyniers stellen. 6. Hoe zy aan de Godheit een ovale gedaante geeven. 7. Hunne gewoonte van Liederen te zingen en van hunne andere Godsdienstigheden. 12. Verandering van naam hoedanig by hen in gebruik. 13. Hoe zy aan hunne Vorsten en Overheden eerbied verschuldigt zyn. 13, 14. Hunne Zeldzaame gewoontens met die van andere Volkeren vergeleeken. 14. Hoe die van Asem geene Lyken verbranden, maar begraaven. 29. Die van Aracan hunne zeldzaame gewoontens met andere Volkeren strydig. |
29 |
Indiaansche Godgeleerden, welk een vreemd gevoelen zy van hunnen Afgod Quenavadi hebben. |
I. (b) 198 |
Indiën, hoe deeze Gewesten zoo volmaakt van staat niet zyn, als men zich verbeeld. I. (b) 74. Ongelegentheden die men aan de Kust van Cormandel ontmoet. 74. Hoe op eenige plaatsen en door wien overheert. |
76 |
Indiens gelegentheit in 't algemeen aangemerkt. |
I. (b) 73 |
Indre-Locon, Devendrês verblyf genoemt, en eerste Waereldt. |
I. (b) 129 |
Ingen in Japan als een Afgod aangenomen, en zyn bedryf. |
II. 361 |
Ingetogenen aart der Indianen in hun gedrag, en waar voor zy, beleedigt zynde, te wachten zyn. |
I. (b) 69 |
Inleiding of inwying der Negers hoedanig geschied. II. 373, 374. Welk een gedrag de jonge Negers by de inwying moeten ondergaan. 374. In Majambo hoe voor Maramba verricht. |
479 |
Jongliers of Gochelaars, hoedanig de Amerikanen op hunne Orakelen, droomen en uitleggingen vertrouwen. |
I. (a) 71 |
Jongman onder die van Hudzons Baay willende Huwelyken, hoe hy zyne zaaken aanlegt. |
I. (a) 75 |
Joguis hoe zy zich by de Pagode van Mahadeu onthouden. I. (b) 211. Hoe eenige door vreemde Godsdienstigheit zich een pynelyke gestalte opleggen. 216, 217. Als schynheiligen door eenigen aangezien. 217. Hoe hunne geleerdheit in Toverkunde en gemeenschap met de Geesten bestaat. 217. Hoe zich zommige in eenzaamheit en buiten gemeenschap van menschen onthouden. 217. Anderen onder den Volke gemeenzaam omgaan. 218. En eenige zich de gemeenschap van Vrouwelyke Sexe ontvreemden. |
218 |
Jouva, 9de jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Iroqueezen hoe bygelovig zy zyn, en welk een plechtigheit zy oeffenen eer zy ter jagt gaan. |
I. (a) 82 |
Isangja-Locon, agtste Wareldt. |
I. (b) 129 |
Issoure-Vedam, de tweede afdeeling der Braminen Wetboek, en waarom dus geheeten. |
I. (b) 111 |
Ixora, waar in de hoedanigheden van deezen Afgod bestaan. I. (b) 195. Zyne gestalte beschreeven. 196. Onder welk een gedaante men hem in de Pagoden verbeeld. 196 Twee Vrouwen aan hem toegeeigend, en van welk een hoedanigheit zy waren. 196. Welke gedachten men van zyne onbepaalde eeuwigheit heeft. 196. Hoe hy een gedrochtelyke Dochter ter waereldt bragt, en haare gestalte beschreeven. 199. Welk een vermogen men haar toeëigent en hoe zy word gedient. 199. Hoe men hem onder den naam van Lingam eert, met den Dienst van Priapus overeenkomende. |
211 |
Jubelfeest der Mexikanen ten welk een einde om de vier jaaren geviert. |
I. (a) 137 |
Jubelfeest te Zuilatara opgerecht, en met hoedanig een bedryf. II. 9. Met de aloude Gaulen vergeleeken. |
10 |
Judas-Hair, waarom dus genoemt. |
I. (a) 31 |
Jucatan, welke tekenen van Godsdienst aldaar gevonden. |
I. (a) 148 |
Jukiao, waar in zyne Zedekunde bestaat. |
II. 170 |
Jukagajen hun Godsdienstig eerbewys over de overledenen. II. 297. Hoe zy hunne Dooden begraaven. |
303 |
Juhles der Laplanderen Luchtgeesten en Demons, hoe zy die offeren. |
II. 312 |
|
K. |
|
KAapsche Hottentotten of Kaffers hoe met een zeldzaam gedrag de Maan eeren en aanbidden. |
II. 393 |
Kaffers, hoe die in eenige deelen overeenkomst met der Jooden gebruik hebben. II. 391, 392. Met welk een denkbeeldt zy van de Zondvloed zwanger gaan 392. Welke gedachten P. Tachard van hun heeft. 392. Hoe zy de Ziektens geneezen. |
401, 402 |
Kalf-(Goude) dienst by de Joden, van de Egiptenaren waarschynlyk onleent. |
I. (b) 28 |
Kamaetzmo een Godin, en haare Pagode beschreeven. |
I. (b) 214 |
Kanarische Eilanders, hun oud gedrag aangemerkt. |
II. 423 |
Kanopus der Egiptenaren Afgod, hoe hy door een listige vond over den Vuurgod der Chaldeên triomfeert. |
I. (b) 19 |
Karichang een Wetboek der Formosanen, en hoe zy zich hier na gedragen moeten. |
II. 223 |
Kasamasche Negers welk een Afgod zy eeren. |
II. 359 |
Keizer van Japan, met welk een volstrekt gezag zyn Ryk bestiert. II. 383. En hoe men hem tracht te behaagen. 284. Hoe de Japaneezen hem jaarlyksche Hulde bewyzen. |
284 |
Kelki, Vistnous 10de gedaante verandering. |
I. (b) 131 |
Kerkhoven of Bewaarplaatsen der Gaurische Lyken, hoedanig bestaan. |
II. 353 |
Kerkvoogdy der Gauren, hoedanig. |
II. 348 |
Ketteryen onder de Persen ontstaan. II. 335. En tegen Zoroastres Leer ingevoert. |
341 |
Kilela, 42ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Kinderen der Brasilianen, welke plechtigheit by hunne geboorte waargenomen. |
I. (a) 162 |
Kinderen te Calicut uit Godsdienstigheit verbrandt. |
II. 8 |
Kinderen (Jonge) hoe by de Indianen gehandelt. II. 20. Hen tot een last zynde, hoe zy die verkoopen. |
20 |
Kinderen der Peruanen tot jaaren gekomen, tot welk een oeffening men hen gewent. |
I. (a) 182 |
Kinderspeelen onder de Mexikanen, hoe men 'er zich in gedraagt. |
I. (a) 145 |
Kitchi-Manitou door de Canadeezen geoffert, en hoe zy hem Gebeden voordraagen. |
I. (a) 73, 74 |
Kewasa een Afgod der Virginianen, hoe verbeeldt. |
I. (a) 98 |
Kleeding der Amerikanen en van andere Volkeren in gebruik. |
I. (a) 25 |
Kleuren hoe verschillig in schoonheit onder verscheiden Volkeren. |
I. (a) 30 |
Klooster-Broeders van Jongelingen onder de Mexikanen ingevoert. |
I. (a) 134 |
| |
| |
Klooster-Dochtes te Cusco, van een gemeene staat ingewyt. |
I. (a) 178 |
Kloosters der Coreanen, en der Kloosterlingen bestier, hoe bestaat. II. 288, 289. Hunne hoedanigheit beschreeven, en met welk een misbruik verzelt. |
289 |
Kloosters der Talapoins in Siam, hoedanig gebouwt. II. 53. Hoe en waar door worden onderscheiden. 54 Door opgerechte Steanen Semas genoemt, aangeweezen. |
54 |
Klooster-Voogden, hoedanig onder de Talapoins. |
II. 54 |
Klooster-Zusters in Dochters van Boetvaerdigheit bestaande, onder de Mexikanen gebruikelyk. |
I. (a) 134 |
Koejen, hoe by de Indianen geacht. |
I. (b) 27 |
Koestaart, hoe de Indianen hunne oude verzwakte Zieken, met de zelve worgen, en waarom. |
I. (b) 28 |
Koerlanders, hoe jaarlyksche Lykmaalen houden. |
II. 308 |
Koerlandsche Boeren hoe eertyds eenigen voorraadt by hunne Dooden begroeven. |
II. 307 |
Knoopsnoeren hoe den Peruanen tot Jaarrekening en andere optelling dienden. |
185 tot 187 |
Koningin van Congo, welk een vreemde Schatting voor haar geheven word. |
II. 385 |
Koningen van Guineé, hoe men een Praalgraf voor hen oprecht. II 368. Hoe door een bloedig gevolg van 't dooden van Vrouwen, Dochters en Slaven voltrokken. |
368 |
Koningen van Mexico, hoe plechtelyk verkooren en gekr ont wierden |
I. (a) 140 |
Koning der Guinalanen, hoe plechtiglyk zyne Onderdaanen hem na zyn overlyden handelen. II. 361. En hoe wreed men met zyne Vrouwen en Huisgenooten omgaat, om hem in de andere Waereldt te verzellen. |
361 |
Koning van Loango, welk een Goddelyke eer hem zyne Onderdaanen bewyzen. II. 377. Hoe men hem in 't drinken een vreemde eerbiedigheit bewyst. |
377 |
Koning van Monomotapa, hoe na zyn afsterven zynen Troonvolger plechtelyk word uitgeroepen. II. 409. En nevens zyne Vrouwen hem eenige groote Heeren in de toekomende Waereldt verzellen moeten. 410. Zyn gedrag wanneer hy een onderhandeling met zyne Grensvolkeren wil ondergaan. |
410 |
Koning van Sierra Leona, hoe men hem begraaft. |
II. 361 |
Konsten en wetenschappen by de Indianen weinig geacht. |
I. (b) 58 |
Koophandel der Amerikanen, waar in die bestaat, en hoe gehandhaaft word. |
I. (a) 60 |
Koppuhs Ceyloneesche Priesters, waar in hun gedrag bestaat. |
II. 117 |
Kraamvrouwen van eenige Amerikanen hoe zich na de verlossing gedraagen. I. (a) 18. Hoe in stede van gedient te worden, de Mannen het Kraambedde houden. |
I. (a) 18 |
Kristna, Vistnous 8ste gedaante verandering. |
I. (b) 131 |
Krokodillen, hoe de Chingaleezen die in slaap sussen. |
II. 123 |
Kruisweg Goden, door de Tunquineezen geoffert. |
II. 91 |
Kuisheit der huwbaare Dochters onder de Amerikanen weinig geacht. |
I. (b) 40 |
Kutuchta, hoe by de Calmukken en Mongaleezen geëert. II. 295. Zyn gedrag en waar in het bestaat, en zyne vergoding aangemerkt. 296. Het gevoelen der Zielverhuizing onder de Tartaren hem toegeëigent. |
296 |
Krygs-gebruik der Amerikanen met andere Volkeren vergeleegen, en hunnen aart van dapperheit aangemerkt. |
I. (a) 56 |
Krygs-Opperboofdt zyn gedrag aangemerkt. |
I. (a) A. 88 |
Krygs-Optogt hoe by de Amerikanen geschied. I. (a) 89. En na de verrichting hoe de gevangenen worden onder hen verdeelt. |
90 |
Krygs-toebereidzelen hoe men daar mede bezig is, en met een Gastmaal besloten word. |
I. (a) 88 |
|
L. |
|
LAbans Theraphim als Penates of Huisgoden geëert. |
I. (b) 26 |
Lamas, Mongaleesche Priesters, hun gezag. |
II. 294 |
Land- en Akkerbouw der Amerikanen, hoe zy die behandelen. |
I (a) 14 |
Landgeslichten der Indianen voor de Reizigers onderhouden en hoe gebouwt. |
I. (b) 35 |
Lang-Hair te draagen, een aloud gebruik, en hoe. |
I. (a) 26 |
Lantaaru-Feest der Chineezen, hoedanig en van welk een oorsprong het zy. |
II. 189 |
Lanthu een Tunquineesche Sekte, hoedanig uitgebreid. |
II. 88 |
Laokun een beruchte Sektaris der Chineezen, waar voor hy zich uitgaf. II. 157. Hoe hy waande de eerste Uitvinder der Stoficheikunde te zyn, en zich onsterflyk maaken kon. 158. Hoe zyne Sekte ingevoert wierd. |
165 |
Laos, van welk een gevoelen zy wegens hunnen Godsdienst zyn. II. 84. Hoe zy aan Xaca offeren. 85. Hoe hunne Priesters tot Leermeesters overgaan 85. Wanneer hunne Talapoins biechten, en waarin hunnen Dienst bestaat. 86. Als ook hunne Zedekunde. 86. Hoe zy de Veelwyvery by hen in gebruik hebben. 86. Waar in hunne Huwelyks plechtigheit bestaat. 86. Hoe zy waanen de Geneeskunde door betovering te oeftenen. 86. Hoe zy de Zielverhuizing gelooven. |
87 |
Laplanders, hoe zy eertyds Jumala als Opper-Godheit eerden. II. 309. Welke Goden zy aanbidden. 310. Hoe zy hunnen Afgod Thoron verbeelden. 310. Welke gedachten zy van Sterjunkare hebben. 310. Welke Dieren zy hunne Goden offeren. 311. Hoe zy hunne Tovertrommels in 't offeren bezigen. 311. Hoe zy voor hunnen Thoron in den herfst offeren. 311. En voor Sterjunkare met het Slachtoffer handelen. 312. Hoe zy Gastmaalen ter eere van dien Afgod houden. 312: Hoe zy de Beelden hunner Goden vernieuwen. 312. Hunne plechtigheit in 't offeren aan de Zon, hoedanig 312. Hoe zy de Manes offeren. 312. Als ook de Juhles hunne Luchtgeesten en Demons. 312 Hoe zy welvoegelyke tyden in hunne onderneemingen verkiezen. 313. Welke wonderen men van hunne Toverkunde vertelt. 313. Hoe en waar van zy hunne Tovertrommels maaken. 313. Hoe zy voor dat ze ter jagt gaan den Tovertrommel bezigen, en ook om raad vraagen. 316. Hunne Plechtigheit omtrent de Beerejagt in gebruik. 316. Hoe hen hunne Vrouwen, van de Jagt komende, handelen. 317. Hoe zy zich in 't Huwelyk begeevende, gedragen. 317. Hoe daar in een Bemiddelaar gebruiken en dit verzoek behandelt word. 318. Hun gedrag by de eerste t'zamenkomst. 318. Hunne plechtigheden der toebereidzelen tot de Bruiloft. 319. Hunne Echtscheiding hoedanig. 319. Hoe zy de Tovertrommel gebruiken om den uitslag van eenige Ziekte te verneemen. 320. Hoe met het Lyk van den Overledene handelen. 320. En met het begraven hunner dooden omgaan. 320. Hun gedrag in 't Eedzweeren. 321. Hun Bygeloof over de Maan Eklipsen en andere voorvallen. 321. Hoe zy hunne Toverraarsters de Winterkoude te vermeerderen toeschryven, en zy die waanen te verzachten. 321, 322. Hunne waarneeming om elkander te bezoeken. |
322 |
Latroners, hoe barbaarsch zy worden geacht. |
II. 103 |
Latsami, Vistnous, Vrouw, hoe haaren oorsprong nam. |
I. (b) 129 |
Lares of Huis-Goden, hoedanig in gebruik. I. (a) 63, A. 63. 64. Welke Huisgoden het onder de Romeinen waren. |
I. (b) A. 25 |
| |
| |
Leeken der Gauren, welk een gedrag hen aanbevolen zy. |
II. 349 |
Leer van Consutius, hoe men die trachte te doen herleeven, en gevolgen van dien. II. 245. Hoe die de Bygelovige Godsdienst bestreed. |
245 |
Leere der Geesten, hoe de Siammers die begrypen. |
II. A. 43 |
Libatie of Plengoffer hoe en waar door wierd verricht, en by de Heidenen in gebruik was. |
I. (b) 21 |
Lichaams oeffening der Amerikanen hoedanig. |
I. (a) 33 |
Liefdadigheit der Indianen voor de behoeftige Reizigers, waar in die bestaat. |
I. (b) 34 |
Liefde-Dranken, hoe'er zich de Siamsche Vrouwen van bedienen. |
II. 63 |
Liefde-Plichten der Amerikanen wegens hunne Kinderen. |
I. (a) 21 |
Lima (Bewooners van) hoe zy hunnen Afgod Rimac eerden; als ook Pachacamac, en hoe. |
I. (a) 175 |
Limbus of Voorburg der Helle voor der Japaneezen Kinderen, beschreeven. |
II. 285 |
Litouwers, hoe zy jaarlyksche Lykmaalen houden. |
II. 308 |
Loangoners, hoe zy twee Afgoden Mokisso en Checoche aanbidden. II. 377. Als ook hunne Huis en Veld-Goden eeren 377. Hunne gedachten wegens den staat der Zielen na dit leven. 387. Hoe Checocha hen tot Bescherm God dient. 387. Hoe plechtiglyk zy hunne Dooden begraaven. 387. Hunne Lykklachten hoedanig bedryven. 387. En waar in hunne vreemde Lykplichten bestaan. |
387, 388 |
Louquo of Loeko de eerste Mensch by de Caribanen geacht. |
I. (a) 118 |
Luchtgeesten, wat de Laplanders van hun gevoelen. |
II. 311 |
Lustraal of Wywater, waar uit het by de Indianen bestaat, en 'er zich van bedienen. |
I. (b) 27 |
Lyflandsche Boeren, hun bygelovig gedrag in 't stuk van Huwelyken. II. 306. Hoe zich hunne Vrouwen by 't begraaven haarer Mannen gedragen. 306. Hunne Eedzweering en hoedanig. 306. Hun Godsdienstig gedrag op Heuvels en in Bosschen. 306. Hoe zy tot Tovery geneegen zyn. |
307 |
Lykdiensten by die van Dariën, en Panama waar in bestonden. I. (a) 155. Die der Caribanen, hoe by hen in gebruik. |
123 |
Lykfeesten der Amerikanen ter eere hunner verstorvenen geviert. |
I. (a) 84 |
Lykfeesten der Japaneezen hoe geviert. |
II. 287 |
Lykmaalen jaarlyks by de Litouwers, Koerlanders en Samojeden gehouden. |
II. 308 |
Lykplechtigheden, hoe by de Mexikanen in gebruik. |
I. (a) 146 |
Lykplichten der Bewooners van Nieuw-Granada jaarlyks over hunne Helden geoeffent. I. (a) 155. En die der Bewooners van Paria. |
157 |
Lykplichten der Coreanen, waar in die bestaan. |
II. 190 |
Lykplichten der Loangoners, hoe voor den Koning behandelt. II. 388. Met welk een wreedheit die omtrent zyne Slaven gaan verzelt, om hem in de andere Waereldt te dienen. |
388 |
Lykplichten in Angola en 't Koningryk Matamba, waar in die bestaan. |
II. 388 |
Lykplichten der Volkeren van Asem, hoedanig onder hen in gebruik. |
II. 28 |
Lykplichten der Sousas en Benanen, der Guineërs en Negers van Cabo de Monte die zy hunnen Overledenen bewyzen. |
II. 361, 367, 372 |
Lykstatie, hoedanig by de Amerikanen voltrokken. I. (a) 85. Die der Mexikaansche Koningen en Vorsten, hoe plechtiglyk geschiedde |
147 |
Lykstatie van een Opperpriester der Indianen beschreeven. |
II. 28 |
Lykstatie over de Tunquinsche Koningen hoe prachtig geviert |
II. 96 |
Lykverbranding by 't invoeren van 't Mabometanendom onder de Indianen afgeschaft. I. (b) 47. Van welk een oorsprong die zy, en de gevolgen van dien. II. 24. Hoe by alle Indianen niet gebruikelyk zy. |
25 |
Lykverbranding der Siammers hoe geschied. |
II. 72 |
Lykverbranding der Japaneesche voornaame Personaadjes, hoedanig verricht. |
II. 285, 286. |
Lyewassching der Indianen met die der Oudheit vergeleeken. |
I. (b) 45 |
|
M. |
|
Maagden, hoe zy verplicht zyn haare Maagdom den Goden op te offeren. |
II. 18 |
Maaltyden, wegens menschen offering aangerecht. |
I. (a) 132 |
Maan-Eklipsen, hoe bygelovig de Laplanders daar in zyn. |
I. 321 |
Maatige Levenswys der Amerikanen, en met welk voedzel zy zich behelpen. |
I. (a) 45 |
Maboia, een quaade Geest, door de Caribanen geeert en gevreest. I. (a) 118, 119. Sedert wanneer zyn vermogen heeft opgehouden. |
119 |
Macunda de Voogdes van 's Konings Vrouwentimmer te Levango, welk een voorrecht zy geniet. |
II. 385 |
Madagaskers, hoe zy een Opper-Wezen en den Demon of twee beginzelen van goedt en quaadt erkennen. II. 416. Wat zy van veele ordens van Bescherm-Geesten gelooven. 417. Als ook van Schimmen en Spooken. 417. Hoe zy eenige duistere kennis van den Val des eersten Mensche, van 't Aards Paradys en den Zondvloedt hebben. 417. Feesten en dagen van onthouding by hen gebruikelyk. 418. Hoe zy een soort van Dankoffer voor den welgeslaagden Oogst doen. 418. En ook by andere gelegentheden oeffenen. 418. Welk een verwarde kennis zy van eenige Bybel-Historiën hebben. 418. Hoe zy hunne Kinderen te vondeling leggen. 418, 420. Hunne plechtigheit van Besnyding, hoedanig. 418, 419. Hoe zy plechtiglyk hunne Huizen bouwen. 419. Hoe tot de Veelwyvery genegen zyn. 419. En hoe zy de Echtbreuk straffen. 420. Verwyfde Mannen en hun gedrag onder hen. 420. Hun wreed gebruik van het Kindt met den overledene Kraamvrouw te begraaven. 421. Hoe plechtiglyk zy hunne Dooden handelen en begraven. 421. Hun bygelovig gebruik van de Aulis. 422. Als ook van hunne Hiridzi, en waar toe hen dient. 422. Hoe zy de Eedtzweering oeffenen. 422. Hoe hunne verdragmaaking behandelen. 423. Hun gebruik in 't Oorlogen. |
423 |
Mahadeu, een Afgod onder de gedaante van een Pylaar verbeeld en aangebeden. I. (b) 210. Hoe men zyne Pagode versiert. |
210, 211 |
Maherna-Houmi, een Feest der Braminen. |
I. (a) 140, 141 |
Maldivische Eilanders, waar in hunne Afgodsdienst bestaat. II. 130. Welk een vertrouwen zy in hunne Bewaarmiddelen stellen, en den Duivel de oorzaak hunner Ziekte toeschryven. 130, 131. Hoe zy by hun voorneemen de Starrewichelaars raadvraagen 131. Hoe zy hunne Schuldenaars streng handelen en hunne Kinderen na hun afsterven, lyfeigen worden. |
131 |
Mamakurs der Moluksche Eilanders, van welk een gebruik. |
II. 112 |
Mamaniva, een Afgod, hoe by de Indianen gedient. |
II. 7 |
Manca (Bewooners van) hoe by hen verscheiden Godheden wierden geëert. |
I. (a) 176 |
Mandinganen, waar in hunne Afgodery bestaat. |
II. 360 |
Manes, omzwervende Waar Geesten, en hoedanig. I. (b) A. 25. Hoe by de Laplanders geoftert. |
II. 312 |
Mangocapac, een Wetgever der Peruanen, die onder hen de Zonnedienst invoerde. I. (a) 166. En hun oude Godsdienst vernietigde. 166. Hoe hy na zyne doodt door de Peruanen wierd |
|
| |
| |
vergood, die Altaren voor hem hebben opgerecht. |
166 |
Mantchismus onder de Persen ingevoert. |
II. 342 |
Manipa, een Mongaleesche Godin, haare hoedanigheit aangemerkt. |
II. 295 |
Manitou, hoe by de Westindianen voor een Geest geacht. |
I. (a) A. 67 |
Mariamers, van welk een gevoelen zy zyn. |
II. 104 |
Matja, Vistnous eerste gedaante verandering. |
I. (b) 130 |
Matzou, een Chineesche Godheit, hoe verbeeld. |
II. 182 |
Matzuri, hoe de Japaneezen zyn Feest vieren. |
II. 264 |
Maumottha, 29ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Menschen Oorsprong, volgens 't gevoelen der Indianen uit hunnen God Bruma afkomstig, en uit vier byzondere Geslachten bestaande. |
I. (b) 175 |
Menschen Offering, hoe van oude tyden af by de Mexikanen in gebruik geweest. |
I. (a) 2 |
Mercurius of Plutus der Mexikanen, hoedanig afgebeeldt. |
I. (a) 128 |
Merktekenen van onderscheidinng, by de Virginianen in gebruik. |
I. (a) 28 |
Messou de Hersteller na de Zondvloedt by de Bewooners van de Revier van St. Laurens geacht. |
I. (a) 69 |
Mestissen, van welk een afkomst zy zyn. |
I. (a) 76 |
Mexico, door welk een aart van Volkeren het be volkt is, aangeweezen. |
I. (a) 126 |
Mexikanen, hoe in dapperheit voor de zucht huns Vaderlandts uitmunten. I. (a) 59. Hunne onmenschelyke Menschen offering in tegenstelling der Spanjaarden woede overdacht. 126. Hoe zy een langduurigen omtogt deeden, aangemerkt. 126, 127. Overeenkomst der Mexikanen omtogt met die der Israëliten vergeleeken. 127. Hoe zy eindelyk de Stadt Mexico bouwden. 127. Hoe onder hen veel Godheden gedient wierden. 129. Hoe prachtig zy hunne Tempels bouwden. 129. Hoe zy door zinnebeeldelyke Afbeeldzels schreeven. 139. Hoe hunne Jaarrekeningen hielden en in Maanden verdeelden. 139. Hoe zy de vyf overschietende dagen in vreugde doorbragten 139. Hoe hunne weeken reekenden. 139. En een Eeureekening hielden. 139. Hoe plechtiglyk zy met hunne jongebooren Kinderen handelden en gewoon waren die op te voeden. 143, 144. Hun gevoelen wegens den toekomenden staat van gelukzaligheit. 146. Hoe zy hunne Overheden begroeven. 146. En hoe dit gebruik door 't Gemeen opgevolgt wierd. |
146, 147 |
Mexikaansche Jonge-Dochters, hoe onder 't gezag van Matroonen onderweezen wierden. |
I. (a) 145 |
Mexikaansche Jongelingen, hoe zy tot den Krygsdienst genegen, een zekere strengheit moesten ondergaan. |
I. (a) 145 |
Mexikaansche Koningen, hoe plechtiglyk verkooren en gekroont wierden. |
I. (a) 141 |
Mexikaansche Priesters hun gedrag en gewaad aangegemerkt. |
I. (a) 132 |
Mias, hoe door een orde Canusis genoemt, word gedient. |
II. 272 |
Michapous, voor den Hemel-Schepper by de Volkeren van Noord-Amerika geëert. |
I. (a) 70 |
Michinisi, een God der Wateren, gedient. |
I. (a) 70 |
Minnenhandel der Amerikanen van welk een aart die zy. I (a) 37. Hoe zy die by hunne Minnaressen voordraagen. |
37 |
Minnary der Amerikanen, en hoe zy zich daar in gedragen. |
I. (b) 76 |
Minneryen by de oude Thraciers onder hunne Dochters toegelaten. |
I. (a) A. 40 |
Mississipische Volkeren, hoe zy Godsdienstige eer aan de Zon bewyzen. I. (a) 69. Hun gevoelen van de Schepping der Waereldt. 69. Hoe zy een schaduwachtig denkbeeldt van den Val Adams schynen te hebben. 69. Hunne zeldzaame gedachten wegens de herstelling van den Zundvloedt. 69 Hun schemerachtig gevoelen 't welk naar Moses verhaal van Kain en Abel zweemt. 70. Welke denkbeelden zy van verscheiden natuurverschynzelen en oorsprong der Schepselen hebben 70. Hoe zy Feesten en Gastmaalen ter eere van hunnen God Michapous aanrechten 70 Hoe zy veele soorten van Dieren een redelyke Ziel toeschryven 72. Hun Bygeloof in veele zaaken aangemerkt. |
72 |
Mississipisch Volk (Een ander) hoe zy een altoos duurend Vuur in hunne Tempels bewaaren. |
I. (a) 72 |
Mogolleezen, hoe zy hunne dagen en uuren verdeelen. I. (b) 69. Van welk een gevoelen zy over Wistnous herscheppingen zyn. |
201 |
Mokisses of Fétiches van Angola, hoe geëert. |
II. 379 |
Moluksche Eilanders (Eenige) welke Godsdienstplichten zy aan hunne Nitos bewyzen. II 104. Hoe zy hen raadvraagen. 105. Hoe zy hunnen Eedt doen. 105. En hoe zy gewoon zyn hunne Dooden te begraaven. |
110 |
Mongaleesche Tartaren, wat zy van een Opper-Wezen gelooven. II. 292. Hoe zy zich op't zeggen der Lamas vertrouwen en aan hun overgeeven. 294. En hoe zy vergoode Koningen eeren. |
294 |
Mongalen, hoe weinig zy zich in 't Huwelyken over de graden van Bloedverwantschap bekommeren. |
II 301 |
Monniken, met welk een gedrag hunne Predikatiën in Japan verzelt gaan. II. 273. En hoe den Prediker zyne Leerreede begint |
273 |
Monniken-Kloosters van 't Budsdoïsmus hoe bestaan. |
II. 272 |
Monniken van Koia, hoe die een schuilplaats den misdadigen veleenen. |
II. 273. |
Monomotapaners, van welk een gevoelen zy wegens hunnen Godsdienst zyn. II. 404. Hoedanig een gebruik zy van een nieuw Vuur maaken. 404. Hoeontzachelyk zy hunnen Vorst dienen 404. Hun Bygeloof aangemerkt. 405. Van welk een gedrag hunne Dochters voor haare huwbaarheit zyn. 405. Hunne Lykplechtigheden hoedanig. 405. Hun zeldzaam gedrag in 't oorlog voeren. |
405 |
Moquamos of Tempels der Socotoranen, waar in die bestaan. |
II. 414 |
Munt-God door de Eilanders van Quantala geoftert. |
II. 378 |
Mutinu hoe zich zyn gezag onder de Negers handhaaft. |
II. 382 |
|
N. |
|
Nairos, welke voorrechten zy bezitten. |
II. 14 |
Nala, 50ste jaar der Braminen zestigjarige Omlooptydt. |
I (b) 117 |
Nandana, 26ste jaar der Braminen zestigjarige Omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Narasimba, Vistnous vierde gedaante verandering. |
I. (a) 130 |
Negers, de onzekerheit van hun geloof aangeweezen. II. 359. Hoe onder hen de Veelwyvery in gebruik zy. 360. Hoedanig zy aan hunne Fétiches byzondere Godheden toeschryven. 362. Welke dingen zy voor Fétiches aanzien en eeren 362, 363. Welk een Feestdag zy omtrent den Fétiche-Boom vieren, en hoe zich dan gedragen. 363. Hoe zy de Besnydenis aan wederzyds Sexe oeffenen. 366. Hoe eenvoudig zy hunne Huwelyken voltrekken. 366. Hoe zy de Echtbreuk onder hen straffen. 367. Hoe hunne Oorlogs-Plechtigheden voltrekken. 367. Hoedanig de straf der misdaaden onder hen word uitgevoert. 367. Hoe zy zich tegen den Negosci of Priester gedragen. |
282 |
Negers van Cabo de Monte, hoe hunne onderhandeling aangaan. II. 365. Hoe zy om de gunst hunner Fétiches te verwerven, offerhanden doen. |
365. |
| |
| |
Welke Huwelyks-Plichten zy oeffenen. 370. Hoe zy met hunne jong gebooren Kinderen handelen. 371. Hoe zy gemeene Vrouwen onder hen invoeren. 371. Welke Lykplichten zy de Overledenen bewyzen. 372. En hoe hunne rouw met Vasten gaat verzelt. 372. Hoe de ondste Zoon na zyns Vaders doodt met het bestier der zaken word belast. |
372 |
Negers van Congo, hoe zich in de Veelwyvery gedragen. |
II. 384 |
Negers ingewyt zynde, welk een gezag verwerven en welk een gevoelen zy over de inwying hebben. |
II. 375 |
Negers van Isseny, hoe zy zich van hunne Vrouwen afzonderen, wanneer zy zich onrein verklaaren. II. 376. Hunne zeldzaame gewoonte. 381. Hoe hoog de Chitombe hun Opperhoofdt van den Godsdienst, door hen word geacht. |
381 |
Negers van Senegal, hoe hunne Dooden begraaven. II. 360. Hun vreemd gevoelen, 't welk zy van de Slangen hebben. |
360 |
Negerinnen, haar gedrag wegens haare Kinderen. |
II. 366 |
Negerynsche Jonge Dochters, welk een martelary zy in haare inwying moeten ondergaan. |
II. 326 |
Negombo, van welk een aanzien onder de Negers zy. |
II. 382 |
Negores een Sekte der Japaneezen, hunnen oorsprong, en van wien. |
II. 232 |
Negosci een Priester der Negers, hoe zy zich tegen hem gedragen. |
II. 382 |
Negrerië, welke Landen en Staten het begrypt. |
II. 359 |
Nens, dus de Talapoins kinderen genoemt, hun bedryf waar in 't bestaat. |
II. 54 |
Nepindi, wat zy zich vermeeten onder de Negers uit te voeren. |
II. 382 |
Nequiti in Congo, wat de nieuwelingen van zyn genootschap verplicht zyn te ondergaan. |
II. 382 |
Nicaraguanen hoe wreed een Godsdienstplicht van Menschen offering zy oeffenden. I. (a) 148, 149. Processiën deswegen onder hen gehouden. 149. Huwelyks plechtigheden, hoe onder hen in gebruik. |
149, 150 |
Nieuw-Granada, hoe men aldaar Bedevaarten en Pelgrimaadjes naar den Afgod Dabaiba deed, en hoe met Menschen offering ging verzelt. I. (a) 151. Gestrenge onthouding hunner Priesteren aangemerkt. 151. Hoe de Veelwyvery aldaar in gebruik was. 155. en hoe zy hunne Caciquen begroeven. |
155 |
Niruti-Locon, vierde Waereldt. |
I. (b) 129 |
Nitos, welke Godsdienstplichten eenige Molukken hen bewyzen. |
II. 104 |
Noorder Amerikanen, hoe zy zich kleeden. I. (a) 26 Hoe eenige gewoon zyn hun hair te draagen. 26. Hoe zy hunne dooden beweenen en gewoon zyn te bewaaren. |
62 |
Noorder Volkeren, hoe eertyds de slangen eerden. |
II. 305 |
|
O. |
|
Oeffening der Indianen in den kryg gebruikelyk, en hoe by andere Volkeren. |
I. (b) 73 |
Oeffening den kinderen tot jaaren gekomen, hoedanig ingeprent. |
I. (a) 21, 22 |
Offerhande der Chineezen ter eere van Confutius, hoedanig. II. 175. en hoe men het slagtoffer handelt. 176. Met welk een plechtigheit dit gaat verzelt. 176 en uit welk een oogmerk geschied. |
II. 177 |
Offerhande door een uitwendige eerdienst opgekomen. I. (b) 20. Waar van die der Libatie of 't Plengoffer bestond, en oorsprong nam. |
21 |
Offerhande van een Paerdt, zeldzaam en gevallig, beschreeven. |
I. (b) 149 |
Offerhande en bewierrooking alleen by de Mexikanen en Peruanen in Amerika gebruikelyk, en om welk een oogmerk ingevoert. |
I. (a) 14 |
Offerhanden op 't Feest van Tlescalipuca hoedanig verricht. |
I. (a) 137 |
Offerhanden der Canadeezen door Koopmanschappen aan hunnen Afgod Kitchi-Manitou gedaan. I. (a) 73. en hoe zy hem hunne gebeden voordraagen. |
74 |
Offerhanden der Chineezen Voorouderen, hoe plechtiglyk, en waar die geschieden. II. 177. Hoe door verscheiden Bedienaaren der Geleerden bedient. |
177, 178 |
Offerhanden der Peruanen, hoe door een Feestmaal besloten wierden. |
I. (a) 174 |
Offerhanden die de Yncas der Peruanen plechtiglyk aan de Zon deeden. |
I. (a) 168 |
Offerplaats van der Mexikanen menschen offering beschreeven. I. (a) 130. Hoe wreed deeze offering uitgevoert wierd. |
131 |
Offerpriesters, hoe zy den Oorlog verkondigen. |
I. (a) |
Okee, een Afgod der Virginianen. |
I. (a) 98 |
Olifanten by de Indianen in den kryg gebruikelyk, en hoe by andere Volkeren gebeezigt. |
I. (b) 66 |
Olifanten (witte) ongemeen by de Peguanen geacht. |
II. 31 |
Oly in den Offerdienst gebruikt. |
I. (b) 21 |
Ongehuwde Dochters der Amerikanen, hoe zy in de paalen van eerbaarheit niet zyn verplicht. |
I. (a) 42 |
Ongemaniertheit in 't eeten der Amerikanen aangemerkt. |
I. (a) 47 |
Onkeleaus, een vierde soort van Braminen. |
I. (b) 98 |
Onkunde der aloude Zeebevaarders aangeweezen. I. (a) 1. Hoe dit het beletzel was nieuwe ontdekkingen te doen. |
2 |
Onsterslykheit der Ziele, hoe by de Formozanen begreepen. |
II. 227 |
Ontrouw der Vrouwen, hoe door de Braminen gestraft of ontveinst. |
I. (b) 116 |
Ontucht der Vrouwen, hoe schandelyk onder de Volkeren van La Plata geacht. |
I. (b) 165 |
Oogen, welke men de bekoorlykste acht. |
I. (a) 31 |
Oorlog, hoe plechtiglyk by de Amerikanen beslooten. |
I. (a) 88 |
Oorlogen der Amerikanen, hoe daar toe worden aangespoort. |
I. (a) 55 |
Oorlogsbesluiten hoe by de Bewooners van Dariên genomen. I. (a) 152. En hoe plechtiglyk onder hen en te Panama geschied. |
153 |
Oorlogs-Oeffening, de voornaamste bezigheit der onbeschaafde Amerikanen. |
I. (a) 35 |
Oorlogsgebruik van verscheiden Volkeren aangemerkt. |
I. (a) 57 |
Oorlogs-listen der Amerikanen en hun verder gedrag. |
I. (a) 58 |
Oorlogs-Voorbereidzelen, hoe by de Amerikanen gebruikelyk. |
I. (a) 48 |
Oorsprong der Amerikanen onderzocht. |
I. (a) 1. tot 10 |
Oorsprong van Amerika, waarom zoo duister. I. (a) 6. By die van andere Volkeren vergeleeken |
6 |
Oorsprong van den Godsdienst aangemerkt, en met welke denkbeelden verzelt. |
I. (a) 11 |
Oorsprong van den staat des grooten Mogols. |
(1) (a) 9 |
Oor-versiersels by de Amerikanen in gebruik. |
I (a) 28 |
Ooster Tartaren, hun gevoelen aangemerkt. |
II. 297 |
Openbaare Schoolen door Confutius in China opgerecht. |
II. 162 |
Ophir, waar gelegen, en hoe vermoedelyk bevaaren is. |
I. (b) 30 |
Opperchancanouch een Virginiaansche Vorst, welk een voorval hy met den Ridder Bekley had. |
I. (a) 96 |
Opperpriester der Gauren, hoe zich voor 't Vuur gedroeg en zyn Gebedt deed. |
II. 345 |
Opperwezen, hoe alle Volkeren der Waereldt erkennen van 't zelve afhankelyk te zyn. |
I. (a) 14 |
Orakelen en Voorzeggingen, hoe by de Mexikanen bestonden. I. (a) 17. En die der aloude Heidenen van een zelvigen aart bevonden. |
17 |
Orakelen, hoe by de Indianen aan te merken. II. 220 Hoe zich de Priesters daar in gedragen. 220. En men met reden verdacht moet houden. |
221 |
Orde van Bedelaars, hoedanig in Japan bestaat, en hoe die geloften doen. |
II. 273 |
Orde van Blinden in Japan, en oorsprong van de zel- |
|
| |
| |
ve. II. 275, 276. Hun gedrag en bestaan aangemerkt. |
276 |
Orde van Geestelyke Dochters in Japan ingestelt, en haar gedrag. |
II. 276 |
Orde der Jammabos in Japan, hoe zy een byzonder gedrag als Woestyniers voeren. II. 274 Wat zy ter Bedevaart gaande, te doen, en waar voor zich te wachten hebben. 275. Hoe zy zich kleeden. 275. Hunne Godgeleerdheit, hoe met allerlei bygelovigheit is 't samen geflanst. |
275 |
Oronoco (Bewooners omtrent de Revier de) welk een vreemde Lykplechtigheit onder hen gebruikelyk. |
I. (a) 159 |
Os, hoe by de Egiptenaren onder den naam van den Afgod Apis geëert, en wat dit by hen en andere Volkeren verbeeldde. |
I. (b) 27 |
Ostiaken, waar in hunne Afgodery bestaat. II. 298, 299. By het gebruik der Talismannen vergeleeken. 299. Hoe hun Eedzweering geschied. 301. Hoe zy de getrouwheit hunner Vrouwen beproeven. 302. Hoe zy hunne Dooden begraaven, en de Zielverhuizing gelooven. |
303 |
Otkon of Okea by de Virginianen, de Schepper der Waereldt geacht. |
I. (a) 69 |
Oude van Oby der Ostiaken Afgod, hoe geëert word. |
II. 299 |
Ouders, oud en afgeleeft, hoe de Coreanen hunne Kinderen het Huisbestier alsdan opdraagen. |
II. 291 |
Oudheit der Chineesche Boeken, by de Geleerden verdacht. II. 202. Van hunne Dichtkunde en waar in die bestaat. |
II. 202, 203 |
Overeenkomst der Gewoontens der Tartaren en Amerikanen aangemerkt. I. (a) 9. Als ook die det Taalen, nevens de woord-oorspronkelykheit verzelt. |
10 |
Overeenkomst van Indiaansche gevoelens met de aloudheit, hoe bestaat. |
I. (a) 7 |
Overspeelders onder de Cochinchineezen, hoe gestraft. |
II. 101 |
Overspel in China begaan, waar toe dan de Man gerechtigt is. |
II. 213 |
|
P. |
|
PAartouva, 19de jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Pachacamac, als Bezielder der Waereldt by de Peruanen geëert. |
I. 167-175 |
Pagode der Indianen te Jaguarnat beschreeven. |
I. (b) 71 |
Pagode van Dai-both te Miaco, beschreeven. |
II. 254 |
Pagode (Prachtige) te Miaco met 1000 Afgoden, beschreeven. |
II. 258 |
Pagoden der Indianen, hoe zy die schaduwachtig en duister verkiezen, en met welk een oogmerk dit geschied. I. (b) 24. Verder beschreeven. 36. Hoe door de Indianen ingewyt, en hoe gebouwt. 221, 222. Hoe by de zelven Waterbakken tot afwassching gevonden worden. 222. Veelvuldig in Tunquin, wiens Priesters Bonzes genoemt. II. 90. Door de Japaneesche Pelgrims bezocht. |
240 |
Pagoden ter eere van Vistnou en Eswara gesticht. I. (b) 135. Hoe de Braminen die berucht maaken, zeldzaam verricht. 135. Hunne bouorde, versiersels en stantplaats aangemerkt. |
136 |
Pagoden en Afgoden door Mirakelen berucht. |
II. 10 |
Pagoden van 't Budsdoismus beschreeven. |
II. 272 |
Palavanga, 41ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Palauva, 35ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Panama (Bewooners van) hoe zy den Duivel als quaade oorzaak eerden. |
I. (a) 151 |
Panjangam, der Braminen Almanak, wat daar in beschreeven zy. |
I. (b) 116 |
Papiers uitvinding twyffelachtig na te speuren. |
I. (b) 63 |
Papyrus een Rietgewas in Egipte, de oorsprong van 't Papier aangemerkt. |
I. (b) A. 63, 64 |
Parabava, 40ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Paradys der Indianen, hoe door hen gelooft. |
I. (b) 166 |
Paradys-Goden, welke vreemdigheden zy op aarde uitvoerden, door de Indianen vertelt. |
I. (b) 167 |
Paramadi, 13de jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Paramadisia, 47ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Paraousti of Floridaans Koning, hoe plechtiglyk hy den oorlog besluit. I. (a) 114. En hoe hy vooraf met zynen genaamden Toveraar raadpleegt. |
115 |
Paraxati, een Vrouw als eerste oorsprong van 't Menschdom by de Indiaansche Heidenen gelooft. |
I. (b) 154 |
Paria (Bewooners van) welk een Godsdienst zy oeffenen. I. (a) 151. Waar in hunne Godsdienstplechtigheden bestaan. 156. Hoe zy hunne Zieken handelen. 157. Hoe hunne Lykplichten afleggen en Dooden begraaven. 157. Hun gevoelen van der verstorvenen Zielen. |
158 |
Parias, hoe onder de Indianen een verachtelyk Volk zyn. I. (b) 40. Van de Mestisse onderscheiden, welk een aart van Volk het is. |
76, 77 |
Parcoutee, de Vrouw van den eersten Mensch zoo de Benjanen gelooven. |
I. (b) 79 |
Paresje-Rama, Vistnous 6de gedaante verandering. |
I. (b) 130 |
Parvati, Eswara's Vrouw, hoedanig van aart. |
I. (b) 129 |
Parwarances de Altaren by de Virginianen genoemt, en hun bygeloof wegens een zekeren Vogel dus geheeten. |
I. (a) 99 |
Peguanen, hoe zy den Duivel offeren. II. 30. vreemd gevoelen over de Eeuwigheit en 't bestier der Waereldt. 31. Hoe Heilig zy de Apen en Krokodillen achten. 31. Hoe de witte Olifanten ongemeen onder hen geacht zyn. 31. Hun gevoelen van door een zedig leven te konnen zalig worden. 32. Welke plechtelyke Feesten zy vieren. 32. Hun vreemd gebruik aangemerkt. 34. Hoe zy hunne Dochters den Vreemdelingen opofferen, en haar tot geene oneer verstrekt. 34. Hoe hunne Talapoins de Zieken door Toverkunstenary geneezen. 35. Hun gevoelen over de Zielverhuizing, waar in 't bestaat. 35. Hun vreemd gedrag met hunne schuldenaaren. |
36 |
Peguaansche Koningen, hoe zy van hunne Onderdanen zonder Kinderen stervende, een derdendeel hunner nalatenschap erven. II. 34, 35. Hunnen hoogmoedt aangemerkt. 35. Veelwyvery onder hen gebruikelyk. |
35 |
Peirun een Feest der Japaneezen beschreeven. |
II. 262 |
Pelgrimaadje, vyfde plechtiglyke waarneeming der Braminen. I. (b) 93. Die der Tunquineezen, hoedanig. |
II. 90 |
Pelgrimaadjes die de Ceyloneezen naar de Adams-Piek doen. |
II. 119 |
Penates, welke Huisgoden het waren. |
I. (b) A. 25 |
Perimal een Afgod, hoe te Cidambaran verbeeldt en aangebeden. |
II. 8 |
Perkement voor Schryfstof te Pergamum uitgevonden. |
I. (b) 62 |
Persen hoedanig zy het beginzel aller dingen begreepen. II. 332. Hoe zy twee hoedanigheden van Godheden onderstelden. 332. Hun gevoelen waar uit het quaade zynen oorsprong nam. 333. Hoe zy de Engelen in hunnen dienst aanmerkten. 333. 334. Hun gevoelen van de duuring der Waereldt, en wat daar op is gevolgt, en hoe vervolgens eindigen zal. 334. Hoe zy tot het Sabeïsmus vervielen en 'er zich weder van ontsloegen. 334, 335. Hebben geene Tempels onder hen in gebruik, doch aan wien zy nochtans offeren. 335. Hoe zy veele Kinderen te bezitten hoogachten, en hun gedrag dies aangaande. 335. Hunne Pyreës of Vuur-Tempels, van welk een dienst onder hen. 336. Hunnen staat en afwyking omtrent den Godsdienst |
|
| |
| |
enz. 337. Hoe behalven 't Vuur de andere Hoofdstoffen by hen geacht waren. |
346 |
Perreas een ongeacht Volk, en wat hun bedryf is |
I (b) 108 |
Peruanen hun gevoelen dat Mangocopac de eerste Ynca en Bevolker van Peru zou zyn geweest. I. (a) A. 4. Hoe dapperlyk zy hunne liefde voor hun Vaderlandt hebben doen blyken, aangeweezen. 59 Hoe zy hunne aanteekening door een vreemd gebruik wisten goed te maaken. 64, 65, Hoe zy eertyds veelerlei Goden eerden. 165. En hoe zy hunne Krygsgevangenen en zelf hun eigen Kinderen offerden. 165, 166. Hoe onder hen de Zonnedienst wierd ingevoert, en door wien. 166. Hoe zy de Zon Tempelen bouwden. 167. En de Maan als Vrouw van de Zon aanmerkten. 167. Insgelyks den Blixem en Donder als uitvoerders der strafoeffening. 167. Hoe zy behalven de Zon, Pachacamac als Bezielder der Waereldt eerden. 167. Hunnen afkeer van Cupri een quaden Geest, 167. Wie zy door Huacas verstonden. 168. Hoe zy voor de Stadt Cusco een Godsdienstige achting hadden. 168 Hoe zy een zwart Lam slachtten en offerden, en ten welk een einde dit geschiedde. 173. Hun bygeloof in 't onderzoeken der ingewanden van 't Slachtoffer aangemerkt. 174. Hun vreemd gevoelen van hunnen oorsprong 176. Welke gedachten zy van de Zon- en Maan-Eklipsen hebben. 176. Hoe hunne Rykserfgenam zyn eigen Zuster trouwen mogt. 180. Welk een gevoelen zy van de onsterflykheit der Ziele hadden. 182, 183. Hoe zy eenige kennis hadden, en gewoon waren hunne Lyken te Balzemen. 183. Hoe zy hunne Jaarrekening gewoon waren te houden. En met welk een zeldzaamheit verzelt. 184, 185. Hun vreemd gebruik van Jaarboek houding die de nakomelingen voor Gedenkschriften dienden. 185. Hoedanig dit door verscheiden kleuren van snoeren geschiedde. 185, 186. En welk een telling zy wisten te bereekenen. 186. Aan wien de bewaaring deezer snoeren was toevertrouwt. 186. Hoe deeze knoopsnoeren tot noch veelerlei gebruik dienden. |
186, 187 |
Peruaansche Priesters, van welk een afkomst zy moesten zyn. |
I. (a) 177 |
Pernaansche Vrouwen, hoe eenige geloften van Kloosterleven deeden. |
I. (a) 179 |
Pexaios, hoedanig door de Malabaren verbeeldt. |
I. (b) 197 |
Pheniciers, vermoedelyk de uitvinders der letteren geweest. |
I. (b) 63 |
Philippynen, waar in hun Godsdienst bestaat, en hoe zy op voorteekens acht geeven. |
102, 103. |
Philosofische Leeringen van Confutius in China voortgezet. |
II. 162 |
Philostratus, wat hy van der Indianen Tempels bericht. II. 2. En van de Brachmannen verhaalt. |
3 |
Phoë een Philosoof, hoe zich onder de Indianen in achting bragt, en waarin zyne Leere bestondt I. (b) 33. Schriften door hem nagelaaten en verspreid. |
34 |
Pikten hoe zy zich beschilderden. |
I. (a) 27 |
Pingala, 51ste jaar der Braminen zestigjarige Omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Piramiden, waarom by de Egiptenaren gebouwt, en met de Toorens der Chineezen vergeleeken |
I. (b) A. 29 |
Plata (La) welk een Godsdienstplicht dien Landaart oeffent. I. (b) 163. Weinig Lykdienst-plichten onder hen bekent. |
165 |
Plechtigheit over het afsterven der Amerikanen Kinderen in gebruik, en hoe. I. (a) 86. Die van de Calumet hoe zeldzaam uitgevoert. 87, 88. Voor 't aanvangen van den Oorlog door den Floridaanschen Koning hoedanig uitgevoert 114. Hoe gebruike lyk wanneer een Caribaansche Dochter Huwbaar geworden is, 121, 122. Hoe zeldzaam die de Vader na de geboorte van zyn eerst gebooren Zoon oeffent. |
122 |
Plechtigheit wegens den Koning van Aracan, om uit eenige Jonge Dochters zich Vrouwen te kiezen. II. 27. Omtrent de Zieken in Asem gebruikelyk. 27. By die van Aracan over de Lykstatiën gebruikt. |
28, 29. |
Plechtigheit (Vreemde) der Negers van Cabo de Monte om te ervaaren of den Overledene een natuurlyken doodt gestorven zy. 372. Die in 't begraaven der Beninsche Koningen waargenomen, en hoe hunne Hovelingen hen naar de andere Waereldt verzellen. 373. Die, hoedanig de huwbaare Dochters van Congo en Loango onderhevig zyn. 385. Die van den Groot-Jagua, hoedanig voor 't aangaan van een oorlog geschied. |
389 |
Plechtigheden by de geboorte van der Amerikanen Kinderen, en waarin bestaan. I. (a) 18. Die tot de voorbereidzelen van den Oorlog onder dien Landaart in gebruik. 56. In 't berooken van de Zon waargenomen. 68. Die een Jongman met zyne Bruidt onder de Volkeren van Louizaniè waarneemt. 75. By de Noorder Amerikanen voor 't Huwelyk in gebruik. 77. En met hoedanig een ingetogenheit zich den nieuwgetrouwden Man gedraagt. 78. Die der Mexikanen over Oorlog en Vrede. 138. Die der Brasilianen voor 't aangaan van 't Huwelyk in gebruik. 162. Die na het afsterven van den Ynca gebruikelyk, en welk een rouw de Peruanen over zynen dood bedryven 184. Die in 't voltrekken des Huwelyks by de Braminen in gebruik. I. (b) 115. Die door de Braminen en 't Volk onder de Eklipsen worden waargenomen. II. 10. By den Samoryn van Calicut hoe in acht genomen. 16. In een Tusschenregeering, hoedanig. 17. Die over den overleden Koning der Peguanen, hoedanig. 35. En waarmede de verbranding der Lyken gaat verzelt. 36. Die, die de Tunquineezen gewoon zyn ter eere hunner Vorsten te vieren. 98. Die men ter eere van Confutius heeft ingevoert. 173, 174. Ter eere van de Dooden onder de Chineezen op driederlei tyden en hoe verzelt. 174, 175. Die van 't Feest des Akkerbouws. 190. Die der Formosanen in 't bouwen van Tempels en andere Gebouwen geoeffent, en waarin bestaan. 222. En over hunne Verstorvenen, hoedanig. 227. Die voor 't aangaan van een Oorlog by de Congoners word verricht. 384. Wegens de jonge Kinderen van Angola, waar in die bestaan 386. Die der Hottentotten als zy hunne Vyanden verslagen hebben enz. 396. En als onder hen eene Veeziekte ontstaat. 396. Die, die het Huwelyk van dien Landaart voorgaan, en waarin bestaan. |
398 |
Plechtiglyke Inzettingen in Bremans Wetboek, negenledig vertoont. |
I. (b) 92 |
Plechtiglyken Dienst voor 's Vorsten Ziele, en hoe gedaan. |
II. 97 |
Pourous de eerste Mensch by de Benjanen geacht. |
I. (b) 79 |
Pradavi, 46ste jaar der Braminen zestigjarig omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Prajapatti, 5de jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Pramadanta, 4de jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Pravaba, 1ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Priapus, hoe by de Indianen en eertyds by de Jooden, als ook by de Romeinen geëert, en waarom. |
I (b) 24, 25 |
Priesterlyke sieraden der Virginiaansche Priesteren beschreeven. |
I. (a) 104 |
Priesters der Amerikanen, hoe zy hun gezag gestevigt hebben. I. (a) 15. Hoe zy voorgeeven geheimenissen te bezitten. 16. Gierigheit en bedriegery onder hun gedrag aangemerkt. A. 17. Welke kentekenen zy draagen. 17. A. 17. Hoe zy de bediening van Geneesheeren waarneemen. 51. Hoe zy met Gochelary weeten om te gaan. |
51 |
Priesters der Gauren, welk een eerbied zy het geheiligt Vuur beweezen. II. 345. Hoe zy zich kleeden. 346. Mogen niet dan een Vrouw hebben, ten zy zy Kinderloos zynde een tweede trouwen. |
351 |
Priesters der Japaneezen, waar mede zy de Pelgrims op hun vertrek begiftigen. |
II 240 |
Priesters der Indianen, hoe zich in 't Orakelvraagen gedragen. I. (b) 220. Wat zy zich onderwinden om |
|
| |
| |
't verborgene te ontdekken. 220. Waar in hun gezag bestaat, en in welke ordens zy worden verdeelt. |
II. 27 |
Priesters der Floridanen, hoe zy zich mede voor Artsen uitgeeven, en hun gedrag daar in aangemerkt. I. (a) 113. Hun gewaad beschreeven en hoe zy met de Zieken handelen. |
113, 114 |
Priesters der Mexikanen in hun gewaad beschreeven. I. (a) 132. Welk een dienst zy hadden waar te neemen. 133. Hoe hen het vasten en d'onthouding strengelyk was aanbevolen. 133. En hoe plechtiglyk zy wierden ingewyt. |
133 |
Priesters der Virginianen, hoe bedrieglyk zy met hunnen Afgod omgaan. I. (a) 98. Hoe zy over verscheiden zaaken met hem raadpleegen en het Volk zeldzaamheden wysmaken. 98. Hoe zy zich het werk der Geneeskunde toeëigenen, en waarom. |
107 |
Prieslers van de Bewooners omtrent de Revier de Amazonen, hoedanig onder hen geacht. |
I. (a) 158. |
Priesters van Cumana, hoe zy met de Zieken omgingen enz. I. (a) 152. Hoe zy mede over zaaken van Vrede en Oorlog worden raadgevraagt. 152. Hoe zy gewoon waren de Jonge Dochters voor haar trouwen te beslaapen. |
156 |
Priesters van Guineê, hoe zy in 't verkoopen van Fetiches hun onderhoud vinden. II. 364. Hunne kleeding beschreeven. |
364 |
Priesters van Yncas afkomst, mogten alleen in den Zonnen Tempel komen. |
I. (a) 177 |
Priesters of Toverbezweerders van Dariën hunne misselyke gebaerden aangemerkt. I. (a) 150. Hun zeldzaam gebruik van Zieken te geneezen. |
150 |
Priesteressen die den Geestelyken Dienst der Formozanen behandelen. II. 221. Haar gedrag in 't offeren en andere Geestelyke Plechtigheden. 221. Hoe zy zich met waarzeggery bemoejen. |
222 |
Priesterschap, hoe moest worden by de Virginianen ingelyft. I. (a) 102. Hoe men, die daar toe souden overgaan, in een Kerker sloot. 103. De Kerker en daar in opgeslotene beschreeven 103. Dat der Volkeren van La Plata, wat iemandt zullende ingelyft worden, moest ondergaan. 164. Hoe zy zich tot Genees Priesters waardig maakten. 164. Zeldzaame en ongeregelde plechtigheit deswegen aangemerkt. |
164 |
Princes van Koninglyken bloede in China, hoe men haar, trouwen willende, een Bruidegom verkiest. |
II. 212 |
Processie (Prachtige) waar mede de Chineesche Keizer in de voornaamste Pagode verschynt. |
II. 194, 195. |
Processie die de Japaneezen met hunne Goden op het Feest van Suwa doen, beschreeven. |
II. 263 |
Processien onder de Nicaraguanen, en hoe gehouden. |
I. (a) 149 |
Proef die den geenen van misdaadt beschuldigt, in Congo door den Imbondo moet ondergaan. |
II. 383 |
Proefneeming, hoedanig door de Talapoins in Siam geschied. II. 60. Door Vuur, Oly en Pil-inzwelging, hoedanig. |
60, 61 |
Profeeten onder de Formozanen opgeworpen, van welk een gevolg. |
II. 220 |
Provintie van Bamba, hoe aldaar een Beest aangebeden word. |
II. 378 |
Puda een Afgod der Indianen, hoe verbeeld. |
I. (b) 197 |
Purchas gedachten over de eerste bevolking van Amerika. I. (a) 2. En redenen deswegen gegeeven. |
2 |
Puzza, hoe door de Chineezen verbeeldt, en wat zy van haar verhaalen. II. 181. Aanmerking en overeenkomst haar aangaande. |
182 |
Pyrees of Vuur Tempels, van welk een gebruik onder de Persen. II. 336. Van welk een gebruik die onder de Gauren waren, en wat zy onder deezen Vuurdienst verstonden. 344. Hoedanig die waren gebouwt, en 't Vuur daar in onderhouden wierd. |
344 |
|
Q. |
|
Quai-Poragry, een Indiaansche Afgod, hoe verbeeld en gedient word. |
II. 26 |
Quantecong, den Grondlegger van 't Chineesche Ryk geacht. |
II. 183 |
Quanwon, een Japaneesche Afgod, hoedanig verbeeld. |
II. 258 |
Queekscholen der Braminen Geleerden te Benares in Bengale opgerecht, en hoe aldaar de Leerlingen onderweezen worden. I. (b) 226. Waar in de eerste leeroeffening bestaat. |
227 |
Queekscholen der Mexikanen en andere Kunstgenootschappen onder hen in gebruik. |
I. (a) 144 |
Quenavadi een Afgod der Indianen, hoe door Ixora voortgeteelt. I. (b) 197, 198. Der Indianen vreemd gevoelen van deezen Afgod. 198. Hoe men de eerstelingen der Geschriften aan hem opoffert, 198. En andere Godheden met dien naam genoemt. |
198 |
Quisango, hoe de Jagues hem als Afgod eeren en offeren. |
II. 389 |
Quojas, hun gevoelen wegens God en de Zielen aangemerkt. II. 369. Hoe zy geen gebruik van Tempels noch Vergaderingen maaken. 369. Hun gevoelen van de Opstanding, 't welk zy alleen den geenen toeëigenen, die in den Oorlog sneuvelen. |
370 |
Quonin een Chineesche Godin die de Huishouding bestiert. II. 180. Hoe zy verbeeld word. |
180 |
|
R. |
|
RAadsvergaderingen eeniger Amerikanen, hoe die bestaan. |
I. (a) 86 |
Rabana der Moluksche Eilanders, waar toe gebruikt. |
II. 112 |
Ractatsi, 58ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Ram, een Afgod, hoe by de Indianen verbeeld en geëert. |
II. 7 |
Ramanouja, eerste soort der Sekte van de Vistnouvas, en hun gedrag |
I. (b) 109 |
Ratjaja, 49ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Ratjasjas, quaadaardige Geesten door Brahma geschapen. |
I. (b) 134 |
Raudri, 54ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Reedieren, de voornaamste Rykdom der Laplanderen. |
II. 317 |
Recht der Overheden over de Maagdom der Jonge-Dochteren, hoe in gebruik. |
I. (a) A. 40 |
Regenzaaizoenen noodzaakelyk in de Indische Gewesten, en wanneer die heerschen. |
I. (b) 74 |
Reiniging der Gaurische Vrouwen, hoe stiptelyk moet worden in acht genomen. |
II. 353 |
Reliquien der Japaneezen in Tempels bewaart. |
II. 285 |
Rimac, een Afgod door de Peruanen geëert. |
I. (a) 175 |
Rogo-Vedam, eerste Afdeeling van der Braminen Wetboek; waar van handelt. |
I. (b) 111 |
Roudraagen der Chineezen, hoe by hen gebruikelyk. |
II. 216, 217 |
Rouklagten over de Dooden, hoe by Bloedverwanten een natuurlyke gemoedsbeweeging is, en betamelyk geoordeelt. I. (a) 62. Hoe ook somtyds met een geveinst gelaadt geschieden. |
62, 63 |
Rouplichten der Amerikanen over de Verstorvenen. |
I. (a) 61 |
Routekenen van een vreemden aart onder verscheiden Volkeren in gebruik, en waar in die bestaan. |
I. (a) 63 |
Ruddery de derde der tweede Waerelds Schepzelen, waar over hy gezag voerde. |
I. (b) 89 |
Rudiro-Daari, 57ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I (b) 117 |
| |
| |
Ruitery, hoe de Aloude Jooden in 't bestier der zelven onkundig waren. |
I. (b) 65 |
Rutrem, derde Zoon van Paraxati, als verdelger van 't geschapene, by de Indiaansche Heidenen aangemerkt. I. (b) 154. Hoe de Braminen een vreemde Histori van hem vertellen. 162. Zyn zeldzaam voorval op een koddige wyze verdicht. 162. En welke gevolgen daar uit ontstonden 162. Zyne wonderbaare voorvallen door de Braminen versiert. 164. Hoe hy door een ongemeene gebeurtenis in de grootste ongelegentheit geraakt. 165. Doch door Vixnu word gered. |
165, 166 |
Ryst, hoe die de Indianen bereiden. |
I. (b) 74 |
|
S. |
|
SAbeïsmus, waar toe de Persen vervielen, en zich weder ontsloegen. |
II. 335 |
Saina-Vedam, de derde afdeeling van der Braminen Wetboek. |
I. (b) 111 |
Samogiten, hun bygeloof, hoedanig. |
II. 308 |
Samojeden, waar in hunne Afgoden bestaan. II. 300. Hoe zy hunne Dooden begraaven. 303. En hoe zy de Zielverhuizing gelooven. |
303 |
Samojeedsche Toverpriesters, wat van hun word gezegt. |
II. 301 |
Sancrats, hoedanig en waar mede door den Koning van Siam vereert. II. 54. Aan wien de macht van aanneeming der Talapoins bestaat. |
58 |
Sandragoupeti zyne zeldzaame Histori, zoo de Braminen verhaalen. |
I. (b) 118 |
Sanga, een Pelgrimaadje der Japaneezen Sintos, hoe noodzaakelyk moet worden gedaan, nochtans door gevolmachtigden geschied, en die word verricht. II. 239. Waar voor den Pelgrim zich te wachten heeft. |
240 |
Sanjastis, een Sekte der Braminen, van een ingetogen leeven. |
I. (b) 110 |
Sapan-Daiche, een Waterfeest der Peguanen. |
II 32 |
Sapan-Giache, een soort van Pelgrimaadje onder de Peguanen. |
II. 32 |
Satoktai, een nieuwe Bezendeling van 't Budsdoïsmus, hoe zeldzaam zyne opkomst was. |
II. 243. |
Savatree, Brammons Vrouw. |
I. (b) 82 |
Scheikunst by de Siammers niet min dan by de Chineezen geacht. |
II. 64 |
Schepping van de tweede Waereldt besloten. I. (b) 88. En die met het scheppen van drie eerste Bestierders haaren aanvang neemt. 89. Hoedanig is verricht. |
128 |
Schoonheden met de mismaaktheden volgens 't verschillig oordeel aangemerkt. |
I. (a) 29 |
Schoonheit van 't Hair, waar in by eenige Volkeren bestaat. |
I. (a) 30, 31 |
Scholen tot onderwys der Mexikaansche Jeugdt, hoedanig. |
I (a) 144 |
Schouderbeeuderen van Dieren tot Schryftafereelen gebeezigt. |
I. (b) 62 |
Schryfpapier, hoedanig door de Indianen bereid. |
I. (b) 61 |
Schryfstof, Papirus genoemt, hoe in Egipte gevonden. |
I. (b) 62 |
Schryftafereelen uit houte Berderen met Wasch bestreeken in gebruik. |
I. (b) 62 |
Schryven hoe onder de Indianen in gebruik. |
I. (b) 61 |
Schryvers die vreemde en afgelegene Gewesten beschryven, hoe die 't vooroordeel der Lezeren onderworpen zyn. I. (b) 5. Hunne achteloosheit in 't opmerken der gewigtigste zaaken by eenige, aangemerkt. |
7 |
Schuddery, de derde Zoon van den eersten mensch zoo de Benjanen gelooven. I. (b) 80. Naar 't Noorden gereist, welk een zeldzaam geval hem ontmoet, en hoe hy Paerlen en Diamanten ontdekt. 84. Hoe hy zyne hem toegeweeze Vrouw vind om het Noorden te bevolken. 85. Hoe hem den Koophandel aanbevoolen wierd. |
96 |
Schuldenaars, hoe streng door de Maldivische Eilanders gehandelt, en hoe men na hunnen doodt hunne Kinderen tot Slaven maakt. |
II. 131 |
Schynheiligen waar mede die zich als Landloopers in China bemoejen. |
II. 196 |
Seimei een Japaneesch Waarzegger en Wichelaar, zyne zeldzaamen afkomst en geboorte. |
II. 267 |
Sekte van Budsdo, welk een verandering onder de Sintos heeft gemaakt. II. 236. Wanneer by de Japaneezen aangenomen. |
241 |
Sekte van Confutius, hoe men hen een verborgen Leer trachtte toe te eigenen, met die van Fo overeenkomende. |
II. 169 |
Sekte van Fo, hoe die waanen den Regen te doen voortkomen. II. 189. En hoe die van wederzyds Sexe Kloosters heeft. |
167 |
Sekte der Japaneezen, die over andere heerschen, wie die zyn. |
II. 231 |
Sekte van Laokun in China ingevoert, en uit welke gevoelens bestond. II. 165. Welk een vermogen zy op den Demon waanen te hebben. 166. Een Opperhoofdt onder hen als Paus erkent. |
166 |
Sekte van 't Manicheismus en hun gedrag. |
II. 342 |
Sekte van nieuwe Philosophen die de Natuur voor God erkende. II. 169. Hoe zy de Stof in twee soorten onderscheidden. |
169 |
Sekte van Siaka by de Japaneezen, wat hun gevoelen zy, en hoe zy den staat der Zielen begrypen. |
II. 241, 242 |
Sekte van Siuto, van welk een gevoelen die zy. II. 243. Wat de verstandigste onder hen gelooven, aangemerkt. 244. En wat zy van veel andere zaaken gevoelen. |
244 |
Sekten (Tweederlei) die met de Benjanen niet overeenkomen |
II. 5 |
Senegalers welk een Dienst die bewyzen II. 359. Hoe zy hunne Dooden begraaven. |
360 |
Sericum, of het Zyde is, onderzocht. |
I (b) 60 |
Seltreas, bekleeden den tweeden rang der Braminen, en waar in hunne bediening bestaat. |
I. (b) 106 |
Seuni-Varam, der Braminen Zaturdag. |
I. (b) 117 |
Siammers, hun gevoelen wegens den Godsdienst. II. 37. Hoe zy de volmaaktheit Gods begrypen. 37. Hoe zy gevoelen dat Hemel en Aarde ongeschapen en eeuwig zyn, en de Aarde bestaat. 39. Hoe zy meenen dat den staat der menschen eertyds was, en namaals worden zal. 39. Hun gevoelen wegens toekomende gebeurtenissen. 40, 41. Hunne onkunde in de kennisse van een verstandig Wezen. 42. Welke gedachten zy van 't eeuwig Wezen hebben. 42. Hoe zy veel vermogen aan veele en oneindige Geesten toeschryven 43. Waar in hunne Zedekunde bestaat. 43, 44. Gestrenge Tuchtoeffening onder hen in gebruik. 44. Hoe zy 't hunne Talapoins toeeigenen. 45. Welk een achting zy voor hunne Schriftuur hebben, en hoe daar voor bezorgt zyn. 46. Hoe zy de oorsprong en geboorte van hunnen Afgod Sommona-Codom afleiden. 46. Wat zy gelooven dat hy op deeze Waereldt bedreeven heeft. 47. Hoe zy met hun gevoelen met andere Volkeren overeenkomen. 48. Wat zy voor zeldzaame gevoelens van Sommona-Codom hebben. 49. Wat zy van Thevatat een tegenstreever van Sommona-Codom berichten. 50. Hoe zy veele Feesten vieren. 53. Hun Bygeloof in Starrekunde, Starrewichelary en Waarzeggery. 61. Hoe zy tot het gebruik van Talismannen en Tovertekenen geneegen zyn. 62. Hun bygelovig gedrag omtrent de Kraamvrouwen. 62. Hoe zy de Ziektens door Toverkracht en Artsenyen geneezen, en met de Zieken omgaan. 63. Hoe zy het Aderlaten en purgeeren behandelen. 64. En hoe zy niet min als de Chineezen de Scheikonst oeffenen. 64. Hoe zy gelyk de Chineezen waanen het geheim van 't leven te verlengen en 't Goudt maaken te bezitten. 64. Hoe zy hun Huwelyk aanleggen. 67. Hunne Veelwywery en in welk een inzicht by hen gebruikelyk. 68. Hunnen ingebooren aart aangemerkt. 69, 70. Hoe jaloers zy wegens hunne Dochters zyn. 70. Hoe zy met hunne nalaatenschap handelen. 70. Hunne wederzydsche
liefde over hunne Kinderen, hoedanig. 70, 71. Hoe zy met de Lyken hunner |
|
| |
| |
Verstorvenen handelen. 71, 72. Hoe zy de Houtmyten tot de Lykverbranding toestellen. 72. Hun Rouwdraagen waar in 't bestaat. 74. Welke gedachten zy over 't vermogen der Zielen hebben. 74. Hunne gedachten wegens het overblyfzel der Verstorvenen. 75. Hoe zy vergelding en straffe de Zielen toeëigenen. 75. Hoe, en waar zy 't verblyf der Zielen plaatsen en de Zielverhuizing stellen. 75, 76. Van welk een Tydrekening zy zich bedienen. 82. Hoe bequaam zy tot de Dichtkunst zyn. 82, 83. Hun gebruik in 't oorlog voeren, van een dapperen aart. 83, 84. Welk een bygelovige achting zy voor de Olifanten hebben. 65. Hoe zy met eerbied elkander ontmoeten en ook weeten t'ontgaan. |
65, 66 |
Siamsche-Godheden, hoedanig hunne regeering is bepaalt. |
II. 38 |
Siamsche Koning, hoe geheim zynen naam gehouden word, en waarom. |
II. 81 |
Siamsche Koningen, hoe onder hunne Onderdanen hoog zyn geacht. II. 77. Hoe slaafs zy worden bestiert. 78. En met welk een Oppermacht de heerschappy word gevoert. 78. Hunne wreedheit in 't straffen. 78. Hoe zy Tyrannig van aart zyn. 79. Hoe en wanneer zy zich aan hun Volk vertoonen. 79. Met welk een plechtigheit zy hunnen uittogt doen. 80. Hoe onderwerpelyk men verplicht is, hen aan te spreeken. 80. Hoe zy zich door Vrouwen dienen laaten. |
81 |
Siamsch Kroonrecht, wie 'er de naaste toe is. |
II. 81 |
Siamsche Kluisenaars, welke zeldzaamheden hen worden toegeëigent. |
II. 43 |
Siamsche Vrouwen, haaren aart aangeweezen. II. 67. Hoe zelden zy tot overspel genegen zyn, en waarom. |
69 |
Sierra Leoners hun vreemd gebruik wegens huwbaare Dochters. |
II. 360 |
Sintos, een Japaneesche Sekte. II. 233. De alleroudste Sekte in Japan geacht. 233. Hoe hunne Geslachtstam ontsproten zy, en wat de eerste deezer aardsche Geesten bedreef. |
234, 235 |
Sintos-Gezinden, uit welk een gevoelen hunnen Godsdienst bestaat. II. 235. Hoe zy gelooven dat de zuiverheit der Ziele moet bezorgt worden. 237. En waarin deeze zuiverheit bestaat. 237. Hoe zy Godsdienstelyk de Pagoden bezoeken moeten en zich daar in gedraagen. 238 Hunne Beevaarten naar 't heilig Landt Isie, Sanga genoemt. |
239 |
Siuto, een Japansche Sekte. |
II. 233 |
Slangen te leeren danssen by de Indianen in gebruik, hoe voor Tovery word aangezien, doch niet dan een gewoone behandeling is. I. (a) 50. Hoe by de Indianen en andere Volkeren geëert. 51. Hoe de Ceyloneezen die weeten handelbaar te maaken. |
II. 123 |
Slaven der Amerikanen, hoe gehandelt worden. I. (a) 61, 91. Hun vreemd gedrag na de mishandeling. |
91 |
Slaven en Slavinnen hoe na huns meesters dood trouwen. |
I. (a) 86 |
Smartas, een Sekte der Braminen, na hunnen dood verbrand. |
I. (b) 125 |
Smidts (Kapitein) wedervaaren, toen de Waarzeggers der Virginianen een bezweering tegen hem deeden. |
I. (a) 101 |
Snyden en Kerven by de Amerikanen een teken van dapperheit geacht. |
I. (b) 28 |
Socotoranen, hoe in holen en spelonken woonen. II. 414. Hun gedrag in 't aanbidden van de Maan. 414. Welke offerhanden zy op zekere tyden te doen onderworpen zyn. 414. Hunne Moquamos of Tempels, waar in die bestaan, en hoe zy daar in hunnen Godsdienst oeffenen. 414. Hoe zy op zekere tyden Processiën doen. 415. De Veelwyvery by hen in gebruik, en zich met hunne Kinderen belast vindende, hoe zy die handelen. 415. Hun vreemd gebruik van den noch Zieltogenden naar 't Graf te draagen. 415. Hoe zy de Besnydenis oeffenen. |
416 |
Sommona-Codom, wat die bedreeven heeft, en wedervaaren is. II. 48, 49. Welke beveelen hy de Siammers heeft nagelaaten. 49. Hoe hy twee voornaame Leerlingen heeft gehad, en wat die hebben uitgevoert. |
49 |
Somo-Varam, der Braminen Maandag. |
I. (b) 117 |
Songoners, hoe zy de Zon en Maan eeren. |
II. 378 |
Soudras een soort van Braminen, en hun gedrag. I. (b) 98, 107. Hoe zy hunne Rouw betuigen. |
127 |
Spanjaarden hunne dwaling aangeweezen, overzulks de Peruanen de Apacheta aanbaden. |
I. (a) 168 |
Speeltuigen der Hottentotten, hoe zy die onder 't zingen en danssen behandelen. |
II. 400 |
Spiegels der Indiaansche Vrouwen, van welk een gebruik. |
I. (b) 37 |
Spreuken van Barthrouherri, hoe by de Braminen geacht. |
I. (b) 151 |
Sprinkhanen door de Indianen gegeeten. |
I. (b) 35 |
Spyze der Amerikanen, hoedanig toebereid. |
I. (a) 46 |
Staat van een vyfde menschelyk geslacht en zyne elende van de Indianen gelooft. I. (b) 175, 176. Die der Menschen eertyds en hoe die namaals worden zal, volgens der Alouden gedachten. |
II. 39, 40 |
Staten van den Grooten Mogol, hoe verre zy zich uitstrekken. |
I. (b) 11 |
Starrewichelaars onder de Siammers, en hoedanig. |
II. 61 |
Sterflot der Menschen, hoe dit de Braminen begrypen. I. (b) 170. En waar uit dit zoude ontsprooten zyn. |
171 |
Sterjunkare, welke gedachten de Laplanders van dien Afgod hebben. |
II. 310 |
Stichter van de Orde der Jammabos in Japan, wat men van hem vertelt. II. 274. En hoe zich zyne Leerlingen in twee Ordens verdeelen. |
274 |
Stier te Miaco in een Pagode zinnebeeldelyk verbeeld, en wat daar door nevens het Ei word aangeweezen. |
II. 250 |
Strabo, wat hy van den oorsprong der Afgodische Afrikaansche Volkeren getuigt. |
II. 358 |
Strafoeffening hoe schandelyk, den Siammers niet schandelyk. |
II. 79 |
Succra-Varam, der Braminen Vrydag. |
I. (b) 117 |
Sukela, het 3de jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Suava een Beschermgod der Japaneesche Jagers. II. 259. Hoe zy zyn Feest vieren. 263. Een Processie met hem op zyn Feestdag gedaan, en hoedanig. |
63 |
Superbenia, Ixoras onechteling, hoe zesleedig ter waereldt quam. |
I. (b) 199 |
Sura de Zon door de Braminen genoemt. |
I. (b) 117 |
Suri of Godgeleerde der Hottentotten, hoe verkiesbaar onder hen is. |
II. 395 |
Suria-Varam der Braminen Zondag. |
I. (b) 117 |
|
T. |
|
TAal der Amerikanen, met welke eigenschappen die gaat verzelt I. (a) 23. En waar toe betrekkelyk. 24. Wat haare woorden aangaat, aangemerkt, en hoe zy geen gebruik van Letteren hebben gehad. 24. Die der Kanadeezen van welk een aart die is. |
23, 24 |
Tabak-gebruik, hoe by de Amerikannen tot verscheiden voorbereidzelen van onderneemingen en raadsbesluiten diende. |
I. (a) 49 |
Tabasco, hoe wreed een Godsdienstigheit aldaar wierd gepleegt. |
I. (a) 148 |
Tadvadi-Vistnouvas, eerste soort der Sekte van de Vistnouvas. |
I. (b) 109 |
Takia, een Chineesche Keizerin, welk een vreemde schoonheit der voeten zy onder de Vrouwen heeft ingevoert. |
II. 208 |
Talapoins of Peguaansche Priesters en Geestelyken, hoe zy worden aangenomen, en welk een tucht zy moeten ondergaan. II. 33. Waar uit hun voedzel bestaat, en hoe zy zich kleeden. 33. Hoe men met hen, gestorven zynde, handelt. 33. Hun |
|
| |
| |
streng levensgedrag. 33. Plechtiglyke Eedzweering onder hen in gebruik, en hoedanig. 33, 34. Hoe zy door Toverkunstenary de Zieken geneezen. 35. Waar in hun gevoelen over de Zielverhuizing bestaat. |
35 |
Talapoins der Siammers, welk een bespottelyk gevoelen zy van de zonde hebben. II. 45. Hoedanig zy hunne Kloosters bouwen, en hunne Pagoden of Tempels bestaan. 53. Zyn Geestelyken van een veranderlyken staat. 55. Waar in hunne Boetoeffening voor's Volks misdaadt bestaan moet. 55. Zyn in Siam tweederley, en hoedanig. 55. Wanneer zy den Volke leeraaren. 55. Waar in hunne Leerrede bestaat, en hoe zich de Vergaring gedraagt. 56. Hun vasten, hoedanig. 56 Hoe zy 't gebruik van Paternosters in hunne gebeden hebben. 56. Hoe hun Hoofd-Hair, Baard en Winkbrauwen schreeren 56. Hoe achtbaar zy het Hoofdt huns Afgods onder hen houden. 57. Welke Godsdienstige oeffening zy 's morgens vroeg moeten afleggen. 57. Hunne inkomsten waar in die bestaan, die zy behalven den Bedelzak hebben. 57. Hunnen hoogmoed aangemerkt. 59. Hoe zy zich voor 't zondigen wachten moeten. 59. Waar in by hen den Eedt van geloofbaarheit bestaat. 60. Hunne Lykstatie hoedanig in gebruik. 74. Hoe zy uit drie Sekten bestaan |
87 |
Talapoines of Geestelyke Vrouwen onder de Siammers en hoedanig. II. 54 Hoe zy mede het geestelyk Kleed deelachtig worden. |
58 |
Talapoins-Kinderen, hun bedryf. |
II. 54 |
Talapoinsschap, hoe 'er zich een ieder in begeeven mag. |
II. 58 |
Talismannen, hoe bygeloovig by de Indianen en andere Volkeren gebruikt. I. (b) 29. Hoe als Tovertekens by de Siammers gebezigt. |
62 |
Tamaraca, een geachte vrucht onder de Brasilianen, en waarom. |
I. (a) 160 |
Tamerlaan de eerste Grondlegger van 't Ryk des Grooten Mogols, en zynen afkomst aangemerkt. |
I. (b) 9 |
Tanquam, Tsuiquam en Teiquam, drie Bediengeesten, wat hun bestier is. |
II. 180 |
Tarana, 18de jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Tartaren, hun gevoelen wegens Godt. II. 292. Hoe zy het Vuur eeren 292. Hun zeldzaam bygeloof in 't drinken. 292. Hoe onder hen wegens Kutuchta een scheurig ontstond. 296. Hun gedrag in minnaryen aangemerkt. 302. Hunne Veelwyvery en Echtscheiding, als ook onthouding der gemeenschap met Vrouwen. 302. Waar in de Rouw hunner Kinderen over hunne Ouderen bestaat. |
302 |
Tartarische Priesters, hunne Kleeding en gedrag beschreeven. |
II. 300, 301 |
Tartarye (Groot,) hoe waarschynlyk tot de bevolking van Amerika geholpen heeft. I. (a) 8. Kentekenen wegens dit gevoelen aangemerkt. |
8, 9 |
Tempel te Cusco, hoe aldaar meer andere Goden van overheerde Volkeren wierden geëert. |
I. (a) 170 |
Tempel der Zonne, hoedanig by de Acalachiten uit een Rots gehouwen. |
I. (a) 110 |
Tempel van Cofaciqui beschreeven. |
I. (a) 110 |
Tempel van Talomeco, nevens alle zyne byzonderheden beschouwt. |
I. (a) 110, 111, 112 |
Tempel van Tescalepuca beschreeven. |
I. (a) 130 |
Tempel van Vitzliputzli, hoe prachtig door de Mexikanen gebouwt, omstandig beschreeven. |
I. (a) 129, 130 |
Tempel van Ti-can, in China hoedanig verbeeldt. |
II. 191 |
Tempels der Japaneezen in groot getal, en door veel Bedienaars bedient. II. 246. Hoe zy voor den opbouw der Mias zorge draagen. |
246 |
Tempels der Chineezen, hoedanig ingewyt. |
II. 195 |
Tempels en Pagoden van China beschreeven. |
II. 191 |
Tempels ter eere der 5 eerste Keizeren van China gebouwt. |
II. 179 |
Tempels van den Afgod Priaap by de Indianen te vinden. |
I. (b) 24 |
Tempelplichten, vierde plechtiglyke waarneeming der Braminen. |
I. (b) 93 |
Tempel van den God des Luchts beschreeven. |
I. (a) 130 |
Tempels van vermogende Siammers gebouwt en pracht daar aan besteed. |
II. 73 |
Tempel-Goden der Indianen, hoe geëert. |
II. 26 |
Terumvanse, Hoge-Priester der Ceyloneezen. |
II. 116 |
Tescaliapuca, hoedanig verbeeld. |
I. (a) 128 |
Thales, of hy zich besnyden liet, en waarom. |
I. (b) 13 |
Theater van twee byzondere Afgoden te Campeche en Jucata, beschreeven. |
I. (b) 148 |
Thevatat een tegenstreever van Sommona-Codom, wat de Siammers van hem berichten. II. 50. Zyn Afbeeldzel hoedanig. 50. Wat van hem door andere verhaalt word, en 'er eenige Schryvers van oordeelen. |
51, 52 |
Thoron een Afgod der Laplanders, hoe verbeeld. |
II. 310 |
Tidebaik, een Afgod der Japaneezen. |
II. 248 |
Tifa der Moluksche Eilanders, waar toe word gebruikt. |
II. 112 |
Timur-Bek de rechte oorspronkelyke naam van Tamerlaan. |
I. (b) A. 9 |
Timur-Lenk, oorspronkelyke naam zoo men meent van Tamerlaan. |
I. (b) 9 |
Tiranga by de Japaneezen vergood, wat hy in zyn leven als een dapper Krygsman heeft uitgevoert. |
II. 250 |
Tirinanxes, Priester van Budsdo op 't Eilandt Ceylon. |
II. 116 |
Tlaloch een Onder-God der Mexikanen beschreeven. |
I. (a) 128 |
Tlascalanen, hoe zy een Godheit van de jagt eerden. |
I. (a) 138 |
Toddicastree, Cuttery's Vrouw. |
I. (b) 82 |
Tomahauk een Virginiaansch Oorlogstuig hoe men 't in sluiten van Vrede en in een aanstaanden Oorlog gebruikt. |
I. (a) 105 |
Topas of Mestissen, van welk een afkomst zyn. |
I. (b) 76 |
Tosi, een Afgodin der Mexikanen, waar van de Menschen offering oorspronkelyk word geacht. |
II. 129 |
Tossitoku een Japaneesche Godheit door hunne Kooplieden geëert. |
II. 259 |
Toverkunde der Indianen krachteloos bevonden, en waar door ontdekt. I. (b) 55. Hoe door de Tunquineezen behandelt. |
II. 92 |
Toverkunde der Laplanderen, welke wonderen men van hun verhaalt. |
II. 313 |
Tover-Lansien den Laplanders toegeëigent. |
II. 316 |
Toveraar der Laplanderen, zyn gedrag onder 't gebruik der Tovertrommels. II. 315. En wat hy wedervaaren heeft den Raadvrager beantwoordt. |
II. 315 |
Toveraars der Indiën, hoe hun zeldzaam gedrag verdacht is. |
I. (b) 51 |
Toveraarsters der Laplanderen hoe zy waanen de winterkoude te konnen vermeerderen en verzachten. |
II. 321, 322 |
Toveressen in Lyflandt, hoe zy de Beesten betoveren. |
II. 307 |
Toveressen der Tunquineezen en haar bedryf. |
II. 91 |
Tovertrommels der Laplanderen, hoe men daar in een heiligheit stelt. II. 314. Tot welk een gebruik die dienen, en hoe men daar mede omgaat. |
315 |
Tovertrommels waar van de Laplanders die maaken. II. 313, 314. En van welk een gebruik die onder hen zyn. |
314 |
Tovervaerzen, van welk een kracht men waande te zyn. |
I. (b) 52 |
Tovery der Indianen, waar in die bestaat. I. (b) 50. Hunne zeldzaamheit verdacht gehouden. |
51 |
Trasvanala Pondema een Feest der Braminen wanneer geviert. |
I. (b) 139 |
Trogloditen, welke Afrikaansche Volkeren zy waren. |
I. (b) 13 |
Treurgebaerden, der Mexikanen op 't eindigen der Eeu- |
|
| |
| |
wen bedreeven, en hoe. I. (a) 139. Die door een uitgelatenheit van vreugde op den aanvang van de nieuwe Eeuw word gevolgt. |
140 |
Trommels en Trompetten in den Ofterdienst gebruikt. |
I. (b) 22 |
Tsabhanou, 17de Jaar der Braminen zestig-jaarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Tsadarena, 44ste Jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Tsareverri, 34ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 177 |
Tsaja, 60ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Tsaumea 43ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Tseja, 28ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Tservadari, 22ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Tservasittou, 21ste jaar der Braminen zestigjaarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Tseveratre, een Feest der Braminen, wanneer geviert. |
I. (b) 138 |
Tshopo-Cortou, 36ste Jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Tsidarti, 53ste Jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Tsidtrabhonou, 16de Jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Tsirimocha, 7de Jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Tsoba-Cortou, 37ste Jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Tuinen en Lusthoven der Indianen, hoedanig aangelegt. I. (b) 43. en hoe zy die bewateren. |
43 |
Tunica (Bewooners van) welk een Godsdienstigheit zy oeffenen. |
I. (b) 151 |
Tunguzen hunne Afgodery waarin bestaat. II. 297. Hun eedzweeren aangemerkt. 301. Hoe zy hunne dooden begraaven, en de Zielverhuizing gelooven. |
303 |
Tunquin door twee Koningen bestiert: maar waar van een alleen het oppergezag voert. |
II. 97 |
Tunquineezen, wat hun gevoelen is, en waar in hunnen Godsdienst bestaat. II. 87. Wat zy van hunne Afgoden vertellen. 88. Hoe zy zich van veele Afgoden bedienen. 90. Hunne Pelgrimaadjes hoedanig. 90. Hoe zy door waarzeggery en 't lotwerpen hunne onderneemingen uitvoeren. 90, 91. Toverressen onder hen, en haar bedryf. 91. Hoe zy de Kruisweg-Goden offeren. 91. en de Artsenykunde oeffenen. 91. Hoe hunne Toverkunde behandelen. 92. Hun gedrag onder 't verschynen der Eklipsen. 92. Hoe zy hunne tyden verdeelen. 93. Hun gedrag in 't Huwelyken. 94. Hoe zy het recht hebben hunne Vrouwen te verlaaten. 94. Hoe zy hunne Echtscheiding voltrekken. 94. Met welke gedachten zy de Zielen eeren. 94. Hun gedrag in 't rouwdraagen. 95. Hoe en wanneer zy hunne dooden eeren. 95. Hoe plechtiglyk zy hun Overleeden Koning eeren. 96. Hoe zy voor den Koning den Eedt afleggen. 98. Hoe plechtiglyk de Krooning geschied. 98. Hoe zy tot de geleerdheit gevordert en bevoorrecht worden. |
99 |
Tuppaes een zoort van Braminen hun bedryf. |
I. (b) 98 |
Tweegevecht tusschen een Mexikaansch Priester en gevangene, hoedanig. |
I. (a) 132 |
Tweelingen door de Hottentottinnen gebooren hoe zy die handelen. |
II. 399, 400 |
Tyre, een Tovertuig der Laplanderen, hoe zy daar mede omgaan. |
II. 316 |
Tydrekening der Japaneezen, hoedanig behandelt. |
II. 270 |
|
V. |
|
VAderlands eigen liefde, hoe die de Landaart in verscheiden omstandigheden verblind. |
I. (a) 59 |
Vaderlands-welvaart, hoedanig aan alle Volkeren eigen. I. (a) 58. en zelfs onder de allerwoeste Menschen aangebooren. 58. Hoe deeze zucht by de Mexikanen en Peruanen uitgemunt heeft. |
59 |
Vadzigheit en onwerkzaamheit der Indianen, waarom hen meer dan andere Volkeren eigen. |
I. (b) 76 |
Vanaprastas een Sekte der Braminen, hoe zy een eenzaam leven lyden. |
I. (b) 110 |
Varellas of Peguaansche Pagoden en Tempels, wat 'er van word gezegt. |
II. 31 |
Vasten-dagen der Indianen, wanneer invallen. |
II. 225 |
Vasten-Avonds Feest der Indianen, hoe zy zich daar in gedragen. |
II. 225 |
Vasten der Indiaansche Vrouwen, en om welke oorzaak geviert. |
II. 225, 226 |
Vasten om de twee jaaren door de Indianen waargenomen. |
II. 226 |
Veelwyfschap der Formozanen in gebruik. |
II. 225 |
Veelwyvery by de Amerikanen hoedanig aan te merken, en hoe by andere Volkeren ingevoert. |
I. (a) 19. A. 20 |
Veelwyvery by de Hispaniolers in gebruik. |
I. (a) 125 |
Veelwyvery by de Braminen afgekeurt, en waarom. II. 17. By de Indianen van Asem in gebruik. 27. Der Peguaansche Koningen hoedanig. 39. Om welk inzicht by de Siammers gebruikelyk. 68. Hoe by de Laos in gebruik. 86. Die der Tunquineezen, hoedanig. 94. Insgelyks by de Chineezen in gebruik. 207. Hoe in Congo gebruikelyk. 384. Die der Hottentotten, hoe gemeen. 398. Als ook by de Sacotoranen in gebruik. 415. En by de Madagaskers nevens de gevolgen van dien. |
419 |
Vedam der Braminen Wetboek, uit welk een stoffe het beslaat. |
I. (b) 111 |
Veiha, 20ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Veinjas, het derde geslacht der Braminen. |
I. (b) 107 |
Veldheeren der Amerikanen, hoe, en wie daar toe verkooren worden. |
I. (a) 56 |
Venezuela (Bewooners van) hoe zy zich beschilderen. |
I. (a) 153 |
Verbodt van te Huwelyken de oude Vrouwen bevolen. I. (a) 41. Aanmerking hier over. |
A. 41 |
Verborgenheden van den Godsdienst, welk een indruk den Menschen gewoonlyk inboezemt. |
II. 373 |
Verbranden der Lyken by de Indianen door 't invoeren van 't Mahometanendom afgekeurt. |
I. (b) 47 |
Verrukking hoe die by de Heidensche Waarzeggery verzelt ging. |
I. (b) A. 49 |
Verstorvenen hoe door de Braminen gehandelt worden. I. (b) 124. Worden niet alle verbrand. |
125 |
Verteas een soort van Braminen. |
I. (b) 97 |
Vicari 33ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Vicrouti, 24ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Vierana, 14de jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Vierothi, 23ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Villembi, 32ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Virginianen, hoe zy zich in hunne Godsdienstige eerbewyzing gedragen. I. (b) 71. Hun gebruik van stryden aangemerkt. 105. Hoe zy hunne gedachten door Zinnebeelden uitdrukken. 105, 106. Hoe hunne Godsdienst noch duister na te speuren zy. 96, 97. Welk een eer zy de Zon bewyzen. 98. Waar meede en hoe zy hunne Goden ofteren. 98, 99. Hun gevoelen van God en zyne hoedanigheit. 100. Hoe zy aan een quaaden Geest eer bewyzen. 100. Hun gevoelen wegens de schepping der Waereldt. 100. Hoe zy den boozen Geest offeren, en waar uit deeze offerhande bestaat. 101. Hun vreemd gedrag als een offerhande aangezien, en waar in bestond. 102. Hoe, en wanneer zy hunne Feesten vieren. 104. Hoe zy zich Godsdienstig by aangestooken Vuuren verlustigen. 104. Welk een plechtiglyk gebruik zy van de Calumet maaken. 105. Hoe zy zich door tekenen in den Oorlog onderscheiden. 106. Hoe plechtiglyk zy met de |
|
| |
| |
gestorvene Koningen en Vorsten handelen. 107. Hoe onder hen 't gemeene Volk begraaven word. 107, 108. Wat zy van de onsterflykheit de Zielen gelooven en welke gedachten zy van de Helle hebben, en van 't Paradys. 108. Hoe zy hunne Jaaren, Maanden, Zaizoenen en tyden rekenen. |
108 |
Virginiaansche Jonge-Dochters, hoe zy zich den vreemdelingen en Afgezanten voor Bedgezellinnen gebruiken laaten. |
I. (a) 105. |
Virginiaansche Priesters, hunne gestalte en toestel beschreeven. |
I. (a) 100, 101 |
Virginiaansche Tempel beschreeven. I. (a) 97. Wat men in deezen Tempel beschouwde, en welk een vreemd Afgodsbeeldt men in den zelven vond. |
97 |
Virginiaansche Waarzeggers en gewaande Toveraars, hoe zy zich by hun Volk in achting houden. |
I. (a) 101 |
Virodi-Cretou, 45ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Visagondah, Schuddery's Vrouw genoemt. |
I. (b) 85. |
Visch, welke de beste in Indien is. |
I. (b) 74 |
Viseija, 27ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Visjou, 15de jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Visschen een voornaame bezigheit der onbeschaafde Amerikanen. |
I. (a) 35 |
Vistnou, tienwerf herbooren, en van lichaams gedaante verandert. I. (b) 130. als 1ste die Matja was; 2de Coerma; derde, Warraha; vierde, Narasimba; vyfde, Vaimana; zesde, Paresie-Rama; zevende, Dajerata-Rama; agtste, Kristna; negende, Boudaha, en tiende Kelki. 130, 131. By welk vreemd geval hy de naam Dajerrata-Rama, aannam. |
130 |
Vistnou's Vrouw, hoe haaren oorsprong nam. |
I. (b) 129 |
Vistnouvas, hoe zy Vistnou voor hun Opper-God erkennen; der Braminen Sekte. |
I. (b) 108, 109, 128 |
Visvavasou, 39ste jaar der Braminen zestigjarige omlooptydt. |
I. (b) 117 |
Vitzliputzlu, een God der Mexikanen, hoe die hen in hunne overheering gunstig is geweest en Wetten gaf. I. (a) 126. Hoe by hen voor den oppersten God geacht. 127. Zyn afbeeldzel beschreeven. |
127 |
Vixnu de tweede Zoon van Paroxati, als onderhouder van 't Geschapene by de Indiaansche Heidenen gelooft. I. (b) 154. Hoe hy zich negenmaal herschapen heeft. 156. Zeldzaame Histori van zyne tweede herschepping. 156. Zyne derde herschepping hoe geschiedde. 157. Vierde herschepping hoe zeldzaam zich die toedroeg. 157, 158. Zyne vyfde Herschepping met een wonderbaar verdichtzel verzelt. 158. Zesde herschepping, en waarom geschiedde. 159. Zevende herschepping, en wat die uitvoerde. 159 Zyne agtste herschepping, hoe belachelyk verdicht. 159. Negende herschepping met een wonderbaarlyke Histori verzelt. 160, 161. Zyn zeldzaam gedrag aangemerkt. |
161 |
Volkplanting van 't Noorderlyk Asië, hoe naar Amerika geschieden kon. |
I. (a) 7, 8 |
Volkeren van California, waar in hunnen Godsdienst bestaat. |
I. (a) 95 |
Volkeren van de Goud-Kust, hun vreemd en gemeen gebruik hunner Vrouwen. |
II. 371 |
Volkeren van Hudzons-Baay, hun Godsdienstig gedrag aangemerkt. I. (a) 66. Die van de Straat van Forbischer, hoe zy hunnen Godsdienst oeffenen. 66 Hoe zy éen goede en quaade Godheit eeren. 67. Hoedanig de Zon door hen word geëert. 67. Hunne gewoonte by hun huwelyken aangemerkt. 74. En wat Hennepin hier van heeft aangeteekent. 75. Hoe onder hen de hoogbejaarden hun leven door de Koord eindigen, en wie dit uitvoerd. |
80 |
Volkeren van Mississipi, welke Geneesmiddelen by hen in gebruik zyn. |
I. (a) 80. |
Volkeren van Mombaze en Melinde, hoe zy hunnen Opper-Heer in hooge achting houden. II. 411. Hunne geneegenheit tot Tovery. 412. Huwelyks-Plechtigheden hoe by hen in gebruik 412. Hun gedrag over hunne Overledenen. 412. Hoe zich de Jongelingen onder hen voor hunne manbaare jaaren gedragen moeten. |
412 |
Volkeren van Monomotapa, hoe zy voor hunne onderneemingen het Lot onderzoeken. II. 410. Hoe onzeeker men wegens den Godsdienst is die onder den Monomotapaanschen Vorst afhankelyk zyn. 406. Hoe zy hunnen Vorst een Goddelyk vermogen toeschryven. 406. Hoe zy eenigen blyk van zich geeven de onsterflykheit der Zielen te gelooven, en onkundig in andere Godsdienstige zaaken zyn. 407. Hunne proefneeming om misdaaden te ontdekken. |
407 |
Volkeren van Nieuw-Mexico, welk een Godsdienst men onder hen bespeurt. |
I. (a) 95 |
Volkeren van Quillimaca, Loranga en Quisungo, van welk een gevoelen dien Landaart zy. |
II. 411 |
Volkeren van Rio-Real, wat hen voor besnydenis verstrekt. II. 370. Als ook die van Ardea oeffenen. |
370 |
Volkeren van Sofala hun gedrag in hunnen Godsdienst, Huwelyken en Lykplichten aangemerkt. |
II. 410 |
Voorbeelden, hoe een onhebbelyke inboezeming vermogen op de zwakke gemoederen der Kinderen heeft, en de gevolgen van dien. |
I. (a) 12, 13 |
Voorouderen der verstorvenen voor Theraphims geëert. I. (b) 26. 't Welk tot Afgodery vervallen is. |
26 |
Voorrechten der Braminen door hun Wetboek toegestaan, die vyfleedig zyn. |
I. (b) 111 |
Voortteeling der Menschen, hoe in de bekende Waereldsdeelen sedert den Zondvloedt geschieden kon. |
I. (a) 6, 7 |
Voorzegging der Alouden, met welk een vreemde gebaermaking die ging verzelt. |
I. (b) 49 |
Vrouwen van Angola mogen geduurende haaren tyd van reiniging geen omgang met de Mannen hebben. |
II. 386 |
Vrouwen der Canadeezen by de Feestmaaltyden niet toegelaaten; maar in tegendeel by andere Volkeren in gebruik. I. (a) 48. Hoe zy geduurende haare maandelyke tyden zich van den Man scheiden moeten, en wat zy gehouden zyn te doen. 79. Hoe zy zwanger zynde zich te gedragen hebben. 79. En wat na de verlossing haar te doen staat. 79. Hoe zy tot de voortteeling onbequaam geacht, een gevangen Slaaf verkiezen mogen. 79, 80. Hoedanig men haar mede in den kryg voert. |
89 |
Vrouwen der Ceyloneezen, hoe getrouw zich in 't Huwelyk te gedragen hebben. II. 124. Haar gedrag in 't Kinderbaaren. |
124, 125 |
Vrouwen der Chineezen, hoe zich plechtiglyk in 't Kinderbaaren gedragen. II. 213. En hoe zy de opvoeding der Kinderen behandelen. |
213 |
Vrouwen der Congoners, hoe slaafachtig zy hunne Mannen onderworpen zyn. II. 385. Hoe zy na haaren Mans doodt onder zyne Broeders of Erfgenamen worden verdeelt. 385. Haaren slaafschen dienst, hoedanig. |
385, 386 |
Vrouwen van Darién en Panama, welke plichten zy onderworpen zyn, by den staat der Europesche Vrouwen vergeleeken. |
I. (a) 154 |
Vrouwen der gesneuvelde Floridanen, hoe zy voor den Koning om bystand smeeken. |
I. (a) 115 |
Vrouwen der Guineërs, hoe zy de Dooden begraaven. |
II. 368 |
Vrouwen der Hottentotten, haar slaafachtig gedrag. II. 388, 399. Haare gewoonte in 't zwanger gaan en gedrag in 't Kinderbaaren. 399. Hoe zy met haar nieuw gebooren Kindt handelen. |
399 |
Vrouwen der Indianen, hoe zy verplicht zyn zich met de Lyken haarer Mannen te laaten verbranden, of voor eerloos gaan. I. (b) 46. Hoe zy haare Mannen in 't verbranden of begraaven naar de andere Waereldt moeten verzellen. |
96 |
| |
| |
Vrouwen van La Plata, wat haare plicht in de huishouding is. |
I. (a) 165 |
Vrouwen der Madagaskers, haar gedrag in Baarensnoodt. II. 419. Welk een gedrag zy terwyl haare Mannen in den Oorlog zyn, te houden hebben. |
423 |
Vrouwen van den Monomotapaanschen Koning, hoe na zyn afsterven hem naar de andere Waereldt verzellen moeten. |
II. 409 |
Vrouwen der Negers, hoe zy een soort van inwying aan de Dochters oeffenen. |
II. 375 |
Vrouwen ontrouw, hoedanig door de Braminen gestraft I. (b) 116. Hoe haare beloften de Mannen in den doodt te verzellen, niet mogen gebroken worden, en wat haar daar toe verplicht. |
123 |
Vrouwen die weigeren met haare overleden Mannen te sterven, hoe ongeacht zy zyn. |
I. (b) 126 |
Vrouwen, hoe zich met medeweeten haarer Mannen tot hoerery overgeeven. I. (b) 212. Haare eerloosheit ter eere van Mylitta in Babilonie aangemerkt. |
A. 212 |
Vrouwen Tweelingen ter Waereldt brengende, hoe een van de zelve verworpen word. |
II. 372 |
Vrouwen-Koop onder de Monomotapanen gebruikelyk. II. 408. Hoe zy de oude en gebrekkelyken handelen. 408. Het gedrag 't welk deezen Landaardt omtrent de Dooden oeffent. |
408 |
Vruchten (Indiaansche) haare deugdzaamheit aangemerkt. |
I. (b) 75 |
Vuurdienst der Chaldeen door een behendige vond der Egiptenaren bespot I. (b) 19. Hoe onder verscheiden Volkeren in gebruik. |
19 |
Vuur- en Waterdoop der Gauren, hoe over hunne Kinderen gebruikelyk. |
II. 352 |
|
W. |
|
WAarzeggers der Virginianen, hoe by hen in achting. I. (a) 101. Waar van zy zich onder hunne bezweering bedienen. |
102 |
Waarzeggers der Indianen, hoe zy verborgene Diefstallen ontdekken, en daar in verdacht gehouden worden. |
I. (b) 221 |
Waarzeggers onder de Siammers, hoedanig, II. 61. Welke dingen zy voor goede en quaade voortekens neemen. |
62 |
Waarzeggery der Angolers, hoedanig. |
II. 379 |
Waarzeggery der Tunquineezen. II. 90. Hoe door de Chineezen voorgewent te konnen doen. |
196 |
Waarzeggery door de verstandigste Heidenen afgekeurt. |
I (b) 50 |
Waerelds tweede Ondergang, wat daar toe heeft oorzaak gegeeven. I. (b) 101. die door een verschrikkelyken Storm vergaat. |
102 |
Waerelds derde Stand, en haare bevolking, hoedanig. I. (b) 102. Die weder door een Aardbeeving verdelgt word. |
102 |
Waerelds vierde Stand en haare bevolking, die gelooft word noch te duuren. I. (b) 103. en door vuur zal vergaan. 103. Wat dan te volgen staat, aangeweezen. |
103 |
Waerelden agt in getal en hoe genoemt. |
I. (b) 129 |
Waereldt (tegenwoordige) hoe de Braminen van gedachten zyn dat die eindigen zal. |
I (b) 134 |
Waerelds-Eeuwigheit hoe die de Formozanen stellen. |
II. 227 |
Waerelds Ouderdommen vier in getal, en hoe. |
I. (b) 133 |
Waerelds Schepping aan Brama toegeëigent, in 14 Waerelden onderscheiden en hoe. |
I. (b) 193 |
Wajouvia-Locon, zevende Waereldt. |
I. (b) 129 |
Wapenen der Amerikanen, waar uit die bestaan. |
I. (a) 57 |
Wapenhandel der Mexikanen, hoe behandelt word. |
I. (a) 145 |
Wapenkunde der Amerikanen, van welk een gebruik. |
I. (a) 93 |
Wapenzalen rondom den Tempel van Talomeco beschreeven. |
I. (a) 112 |
Warouna-Locon, vyfde Waereldt. |
I. (b) 129 |
Warraha, Vistnous derde gedaante verandering. |
I. (b) 130 |
Wasschen en baden in den Ganges, by de Indianen van een Godsdienstig gebruik. II. 9. Hoe dit met Offerhande gaat verzelt. |
9 |
Wassching, de eerste plechtiglyke waarneeming der Braminen. |
I. (b) 92 |
Water-proef, hoe op de beschuldigden onder de Negers uitgevoert. |
II. 375 |
Water-Uurwyzers by de Mogolleezen in gebruik, en van welk een uitwerking die zyn. |
I. (b) 70 |
Weduwen der Indianen, hoe zich na 't afsterven haaren Mannen gedragen om verbrand te worden. II. 21. Hoe plechtiglyk deeze verbranding te Bisnagar geschied. 22. Hoe men haar verachtiglyk handelt die besluiten haare Mannen te overleeven. 23. En hoe men die zich verbranden laaten, met een toekomende Heilstaat troost. 23. Hoe deeze die Kinderen hebben van de verbranding worden verschoont. |
23 |
Weduwen der Chineezen, wie van haar gedoogt worden weder te mogen trouwen. |
II. 212 |
Weduwen der Congoners, haar vreemd gedrag. |
II. 388 |
Westindianen, hoe zy in gemaniertheit met andere Volkeren overeenkomen en ook verschillen. I. (b) 53. Hunnen aart, klokmoedigheit en dapperheit aangemerkt. 53. Hoe getrouw zy onder elkander in omgang zyn. 53. Hoe geene gierigheit noch schraaplust by hen ingeworteld is. 53, 54. Hoe zy veel van vereeringen en geschenken, elkander bezoekende, houden. |
54 |
Wetboek den Menschen van de tweede Waereldt hen door Wisteny tot een regel gegeeven. I. (b) 90. En van welk een inhoud het was. 90. Agt geboden in 't zelve begreepen, en waar in die bestaan. 90. Aan wien deeze Geboden worden toegeëigent. 91. Aanmerking over eenige deezer geboden. |
91 |
Wetboeken der Indiaansche Heidenen van welk een gezag die zyn, en wat die van hunnen Opper-God en andere Goden gewagen. |
I. (b) 153, 154 |
Windverkopers onder de Yslanders, en hoedanig. |
II. 304, 305 |
Windverkopers Handel der Laplanderen met welke uitwerkzelen verzelt. |
II. 315 |
Wisteny als tweede der tweede Waereld-schepzelen, wat hem belast wierd. |
I. (b) 89 |
Wistnou, hoedanig verbeeld, en welk een bestier men hem toeschryft. I. (b) 200. Hoe hy zich tienwerf herschapen heeft. 200. Zyne eerste herschepping in een Visch, hoe zich toedroeg. 200. Tweede in een Schilpadt, hoe zeldzaam en waarom. 200. Derde in een Zwyn, wat daar toe oorzaak gaf. 201. Vierde in een Gedrocht, uit een Pilaar voortgekomen, en hoedanig. 201. Vyfde in een Bramine en waarom. 202. Vreemde Histori diesaangaande verhaalt. 202. Zesde, waarom veroorzaakt, mede zeer zeldzaam ontstaan. 203. Hoe de Malabaren die op een andere wyze beschryven. 204. Zevende herschepping in een menschelyke gedaante, en hoedanig. 204. Waar in den Aap-God Hanuman een zonderlinge rol speelt. 205. Agtste in de gedaante van een Kindt, en met welk een vreemde Histori verzelt. 205. Negende waar in die bestond. 206. Tiende herschepping die noch aanstaande is, en in een wit gevleugelt Paerdt zal bestaan. 206. Waar in eenige verborgenheden der Braminen Godgeleerdheit opgesloten legt. 206. Zyne tien herscheppingen als in een soort van drie-eenigheit bestaande, aangemerkt. 207. Hoe hy ook onder den naam van Jagernat word geëert. 209. Zyn afbeeldzel plechtiglyk omgevoert, en met welk een oogmerk dit geschied. |
209 |
Wistnou's tien Herscheppingen op een andere wyze beschreeven en verklaart. |
I. (b) 207 |
|
Eerste die van Naraen. |
207 |
|
Tweede van Ramtzandan. |
207, 208 |
|
Derde van Maxautar. |
208 |
| |
| |
|
Vierde van Barachautar. |
208 |
|
Vyfde van Narseng. |
208 |
|
Zesde van Dahasar. |
208 |
|
Zevende van Jagernat. |
208 |
|
Agtste van Krexno. |
208 |
|
Negende van Bhavani. |
209 |
|
Tiende van Har, en van welk een gevoelen de Indianen des aangaande zyn. |
209 |
Wistnouvas, na hunnen doodt verbrand. |
I. (b) 125 |
Witte Wyven welk een gevoelen men eertyds onder de Germannen van haar had. |
II. 307 |
Woestenyen in Indien, en de oorzaak aangeweezen. |
I. (b) 75 |
Wogultsche Tartaren, hun gevoelen wegens God, en hoe zy allerlei Dieren offeren. II. 298. Hunne achting voor de Honden. |
303 |
Worsteloeffening der Mexikanen, hoe gehandhaaft word. |
I. (a) 145 |
Wyn-drinken by de Indianen afkeerig. I. (b) 55. Hoe de onderhouding hier van onder de aloude Jooden mede plaats had. 56. Aan der Romeinen Vrouwen verboden geweest. 56. Door wien en wanneer onder de Egiptenaren in gebruik gebragt. 56. Dat der Indianen overwogen en wedersproken. |
57 |
Wyse, de vierde Zoon van den eersten Mensch volgens der Benjanen gevoelen. I. (b) 80. Naar 't Zuiden om het te bevolken gezonden. 85. Zyne onderhandeling tusschen hem en zyne toegeweezen Vrouw. 86. En hoe hy zyn oogmerk bereikte. 87. Hoe hem het bestier van kunsten en handwerken word aanvertrouwt. |
96 |
|
X. |
|
XAca, een Siamsche Afgod, hoe zy die offeren. II. 85. Zyn gedrag aangemerkt. 87. Hoe zyne Sekte hem opvolgt. 88. Hoe de Japaneezen hem verbeelden. 255. Verschillige naam aan hem gegeeven. |
255 |
Xantai als een God der Japaneezen onlangs ingevoert, en wat hy voor zyne vergoding uitgevoert heeft. |
II. 249, 250 |
Xenai een Sekte der Japaneezen, wat zy gelooven. |
II. 231 |
Xequia na de vergooding van Fo, dus door de Chineezen genoemt. |
II. 159 |
Xodoxius een Sekte der Japaneezen, wat hun gevoelen zy. |
II. 231 |
|
Y. |
|
YNcas der Peruanen, hoe zy de Zon offerden. I. (b) 168. Hoe op 't Zonne-Feest van de Maandt Juny een Goudt Vaas de Zon aanboden. 170. Hoe plechtiglyk zy het opgaan der Zonne op de Markt van Cusco verwachtten. 171. Hoe zy onder deeze plechtigheit de Zon te drinken aanboden. 171. Vervolgens zich naar den Zonne-Tempel begaven, alwaar het goude Drinkvat de Zon wierd aangeboden enz. 173. Hoe zy de Huwbaare van hunnen Bloede ten huwelyk verkooren. 179. En plechtiglyk met eigen hande trouwden. 179, 180. Welk gebruik de Landvoogden onder hun gebied opvolgden. 180. Hun Gewaadt beschreeven. 180, 181. Hoe plechtiglyk zy hunne Kinderen lieten speenen en 't Hair afsnyden, om eenen naam te geeven. 181. 't Welk door des Yncas Onderdanen nagevolgt wierd. 181. Hoe zy gewoon waren hunne Kinderen op te voeden. 181. Wat zy van de Wederopstanding geloofden. 183. Hoe hunne Huisgenooten na hunnen doodt hen naar de andere Waereldt verzelden. |
183 |
Yslanders, welke Goden zy eertyds eerden. II. 304. Wat zy van den Berg Hecla gelooven, en de mondt der Helle achten te zyn. 304. Hun gedrag en ervaarenheit in de Dichtkunde. |
305 |
Z. |
|
ZAlving, de tweede plechtiglyke waarneeming der Braminen. |
I. (b) 92 |
Zedekunde der Laos, waar in die bestaat. |
II. 86 |
Zedekunde der Siammers, hoedanig. |
II. 43 |
Zedekunde van Jukiao, waar in bestaat. |
II. 170 |
Zeden en gewoonte van eenigen Landaart t'eenemaal ontaart. |
I. (b) 32 |
Zegel, hoe zorgvuldig door den Koning van Siam bewaart. |
II. 79 |
Zemes der Hispaniolers, hoe hunne verschyning bedriegelyk zy. |
II. 125 |
Zenders hun vreemd gedrag om een Koning te verkiezen. |
II. 413 |
Zieken, hoe onder de Amerikanen geneezen worden. I. (a) 50 Hoe de Braminen die handelen. I. (b) 94. Hoe Jammadoutas zich voor hen vertoonen. 124. Als ook hoe Wistnou-Douta zich hier in gedraagt. 124. Hoe men hen voor den Afgod Ixora vertoont, om de geneezing te erlangen. |
II. 24 |
Ziektens, hoe onder de Siammers door Toverkunde en Artsenyen geneezen. |
II. 63 |
Ziel van een Zieltogende Gaure, hoe van een Hondt onfangen. |
II. 354 |
Zielen die omzwervende zyn, by de Braminen gelooft. I. (b) 144. Eenige in een soort van Helle voor een tydt verweezen. 144. Haar wezentlykheit by de Grieken en Romeinen gelooft. II. 75. Hoedanig door de Tunquineezen geëert. 94. Hoe die, die strafbaar zyn, in allerlei onreine Dieren overgaan. |
242 |
Zieltogende Kranken met welk een plechtigheit men hen in de Rivieren reinigt, en ook achter den Koestaart houd. II. 23, 24. Plechtigheden na het afsterven, hoedanig waargenomen. |
24 |
Zielverhuizing, hoe verschillende by de Indianen gelooft. I. (b) 32. Van welk gevoelen dien Landaart reeds voor Pythagoras is geweest. 33. Hoe by de Braminen gelooft. 144. In een Os of Koe de eerlykste geacht. 144, Hoe by de Indianen van Asem gelooft. II. 28. Wat de Peguanen 'er van gevoelen. 35. Hoe de Siammers die begrypen. 75, 76. Hoe by de Laos gelooft. 87. Als ook by de Cochichineezen begreepen. 101. Hoe die de Amboineezen gelooven. 106. En de Javaansche Heidenen begrypen. 113. En wat'er de Cingaleezen van gevoelen. |
125 |
Zinnebeeldelyke Figuuren by de Amerikanen, en hoe. |
I. (a) 93 |
Zinnebeeldelyke Schryfwys der Mexikanen aangemerkt. |
I. (a) 139 |
Zinnebeeldelyke voorbeelden, hoe onder de Virginianen in gebruik. |
I. (a) 99 |
Zon en Maan, hoe eertyds voorwerpen van Godsdienstigheit by de Makassaren waren. |
II 105 |
Zon, Maan en Starren, hoe by eenige Volkeren Goddelyke eer beweezen. |
I. (a) 164 |
Zona Torrida, by de Alouden onbewoonbaar geacht. |
I. (a) 2 |
Zondvloedt, hoe de Peruanen eenige kennis van de zelve schynen te hebben. |
I. (a) 4 |
Zonne-Dienst, hoedanig by de aloude Persen. |
II. 336 |
Zonne-Feest, waar op de Ynca der Peruanen een Goudt Vaas de Zon aanbood. I. (a) 170. Met welk een plechtigheit dit Feest ging verzelt. 171. En hoe men alsdan het Vuur van de Zon ontleenen moest, waar mede de Offerhande wierd verteert. 171. Hoe de voornaamste Rykshoofden dit Feest bywoonden. 171. Vreemde Processie op dien Feestdag gehouden. 171. Waar in de Yncas vermomt verscheenen enz. 171. Hoe men zich om dit Feest te vieren bereiden moest. |
172 |
Zonne-Tempel van Cusco beschreeven. I. (a) 168. Hoe aldaar de Zon afgebeeld was. 168, 169. De zelve breeder met zyne vertrekken beschreeven. 169. Als eerste voor de Maan, en welk een Dienst men daar verrichtte. 169. Het tweede voor Venus en de Pleiades. 169. Het derde voor den Donder, 't Weer- |
|
| |
| |
licht en Blixem. 169. Het vierde voor den Regenboog. 170. Het vyfde ten dienst des Hooge-Priesters en andere Priesteren. |
170 |
Zonne-Vuur ontstoken, hoe een gansch jaar wierd bewaart. |
I. (a) 171 |
Zoroastres voor den Hervormer en Wetgever der aloude Persen gehouden en zynen oorsprong onderzocht. II. 338. Wonderen door hem bedacht om zich aanzienlyk te maaken. 338. Hoe hy zyne Bezending aan Darius voordroeg. 339. En zich eenige wederstreevers tegen hem opdoen, doch hen overwint. 339. Hoe hem den Persischen Vorst vier wonderdaadige uitwerkzelen voorstelt, en van welk een gevolg. 339. Hoe men hem voor den Hervormer van den Persischen Godsdienst erkent. 339. Zyne doodt. 340. Zyn eerste gedrag, hoedanig. 340. Welk een verdicht voorval men tusschen hem en een Engel, hem naar Hemelwaarts geleidende verhaalt. 340, 341. Welk een geschil over zyne Leer is ontstaan. 341. Hoe hy eenige bewustheit van Moses Schriften wegens de Schepping schynt te hebben gehad. |
343 |
Zwangere Vrouwen, welk een gedrag die by de Amerikanen houden. I. (a) 19. Hoe die der Formosanen hunne Vrucht afdryven. |
II. 226 |
Zwangis, Amboineesche Toveraars. |
II. 105 |
Zwartinnen hoe by geval blanke Kinderen ter Waereldt brengen, en wat'er Dapper van oordeelt. |
II. 378 |
Zyde welke gevoelens men over de stoffe van de zelve heeft, aangemerkt. I. (b) 58. Hoe en wanneer waarschynlyk het allereerst gevonden. 60. De woord oorsprong in 't woordt Sericum onderzocht, en beweert. |
60 |
Zyde-Handels oorsprong, hoe in gebruik gebragt. |
I (a) A. 58 |
De Drukfeilen die zouden mogen ingeslopen zyn, gelieve de Lezer naar zyne bescheidenheit te verbeeteren.
|
|