VII. Hoofdtstuk.
Van de Opvoeding hunner Kinderen enz.
Ga naar margenoot+ DE Japaneezen voeden hunne Kinderen met veel zachtigheit op, en, schoon zy 't recht over 't leven en doodt hunner Persoonen hebben, komen ze nochtans zelden tot deeze verwoedheit tegens hen. Zy moedigen hen door glori aan, 't welk de heerschende drift deezer Eilanders is. Zy neemen ook in acht, naar men verzeekert, van de genegenheit hunner Kinderen niet te dwingen Alzoo de begeerte van eer te verwerven, en de vrees van die te verliezen zich in hen sedert de eerste jaaren van hunne Kindschap doet gevoelen, is 't ook veel lichter hun een zekere onvertzaagtheit in te boezemen, die elders zoo gemeen niet is, van hun onbaatzuchtig en edelmoedig te maaken, en hen in tegendeel een groote afschuwelykheit van zekere eerlooze en verachte misdryven in te drukken. Dus is 't mede dat zy de gierigheit, de drift voor 't Spel, en diefstal aanzien. Deeze laatste, hoe gering die zy, word altoos met de doodt gestraft. Het is zelf gedoogt zich zelf regt te doen, en den Dief op de daadt betrapt te dooden. Men voegt 'er by, dat het vertrouwen der Kooplieden in dit Gewest zoo groot is, dat men wedergeeft 't geen men te veel ontfangen heeft, of de gewaardeerde prys te boven gaat. Wy onderstellen, dat zodanige gemoedelyke Menschen geen Millioenen by een schraapen, gelyk zulks in Christen Landen nochtans geschied. Een andere aanmerkelyke zaak is 't, men geloove het zoo men wil, dat de Armoede in Japan niet schandelyk, noch verachtelyk is. Het schynt, in dit hooren te verhaalen, dat het genoegzaam is, dat dit Volk verre van ons geleegen zy, om gansch ondescheiden denkbeelden van de onze over zekere zaaken te hebben. Hoe is 't mogelyk, dat deeze Heidenen zich inbeelden, dat de minnelykheit in een Arme 't zelfde als deeze van een Ryke zy? Dit denkbeeldt is niet duldelyk. Het behoort niet dan aan Menschen alzoo doorziende dan wy, van het onderscheid eens Arme met een Ryke
gewaar te worden.
Wy zwygen van de achting der Kinderen voor hunne Ouders, van de standvastigheit deezer Eilanders in hun ongeluk, van hun geduld in tegenspoed, en van den afkeer die zy voor de gramschap hebben. Alle deeze verhaalen zouden voor ons geweldig verdrietig en spytig zyn, indien men 'er niets aan te besnoeien vond: ten gelukke zullen 'er altoos uitzonderingen in te verwachten wezen, om ons in onze mislagen en gebreken te troosten. Laat ons dan voor onze vertroosting zeggen, dat in gevolg van zoo veel Japaneesche deugden, veel hoogmoedt, ontveinzing, wraakgierig gemoed, en een haat die tot weedheit overgaat, ingeslopen zyn, voor den geenen die men gelooft de achting en eerbiedigheit verzuimt te hebben.
Om de Jeugdt in weetenschappen te onderwyzen, zyn 'er Hooge-Schoolen waar van wy geen beschryving zullen doen.Ga naar voetnoot(a) Het Zinnebeeldt van de weetenschap en wysheit, is de Hagedis. Onder dit Zinnebeeldt eert men de Godheit die over de Geleerdheit Voorzitter is of het gebied voert: Maar niet tegenstaande heeft de Hagedis noch Stantbeeldt, noch Autaar.