Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXXVI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 127]
| |
doogt; wanneer men hen naadert, buigt men driewerf het aangezicht ter aarde; weg gaande wend men het aangezigt naar hun;Ga naar voetnoot(a) men spreekt hen aan als of zy Goden waaren; en spreekende van zich zelf tot zyne Oppermachten, moet men zich gelyk stellen met het verachtelykste op aarde; dit is 't geen de Koningen van Ceylon eischen, in navolging van andere Koningen hunne Grensvolkeren.Ga naar voetnoot(b) Zy begeeren dat des Volks eerbiedigheit zich over alles uitstrekke, 't geen men hun aanbiedt. ‘Deeze die zodanige dingen ontmoeten, zyn verplicht wederom te keeren. Aan alles, ja zelf aan des Konings vuil lywaadt 't welk men dagelyks te wasschen zend, moet men eer bewyzen.....Men moet zich oprechten wanneer men hem voorbygaan ziet. Deeze die met dit vuil linnen beladen zyn, draagen 't met opgehevene handen, en met een geschildert lywaadt gedekt.’ Met deezen hoogmoed hebben de Koningen van Ceylon alle de gewoone hoedanigheden, eigen aan de Tirannen; zy hebben een Godsdienst door Staatkunde, en dient derhalven ten breidel des Volks; nevens dat hebbenze een eeuwig wantrouwen, en geen liefde voor iemandt ter waereldt. Dit zyn wy aan 't Christendom verplicht, dat de Vorsten voorzien van noodige hoedanigheden om volmaakte Tirannen te worden, deeze gebreeken tot een zeekeren graadt niet durven voortzetten, nademaal hunne quaade genegentheden wederhouden worden, door den afschrik die de Godsdienst en zyne Bestierders in hun gewisse doen werkzaam zyn. Zonder dat zou onze eeuw geene Neros en Caligulen hebben gehad? By voorbeeldt, zou men deeze VorstenGa naar voetnoot(c) niet vreezen moeten, die het vermogen hebben, met koelen moede Menschen te dooden, als of zy met herten op de jagt te doen hadden, en die in hunne driften zich door de elende van een Familie niet geraakt vinden, noch door de achting aan de Wetten van den Godsdienst en deeze van den Staat verschuldigt? Naaulyks had men durven onderneemen zich op hun gewisse te beroepen. Laat ons besluiten, dat zoo de Vorsten van deeze orde hadden konnen regeeren, zoudenze nooit in wreedheit den Monarchen van 't Oosten geweeken hebben. De Koning voorziet den geenen die hy begunstigen en onderscheiden wil, met een soort van Adeldom of een Orde van Ridderschap, hen windende om 't hoofdt een stuk zyde stoffe, of een met goud geborduurt lint. Deeze Plechtigheit gaat mede met een tytel verzelt. De geschillen van moeielyk onderzoek,Ga naar margenoot+ worden door een Proefneeming of door den Eedt beslecht, en zulks op verscheidene manieren. Zy zweeren voor hunne Goden, en dit zweeren geschied dikmaals in de Tempelen. In ongemeene gelegentheden, neemen ze een Proef door kookende Oly. Onze Engelsche Reiziger beschryft dit laatste gebruik op eene wyze die ons verplicht hem van woordt tot woordt uit te schryven.Ga naar voetnoot(d) ‘De Cingaleezen, zegt hy, zweeren dus, niet dan in zaaken van groot gevolg, als, wanneer zy gerechtzaaken over hunne Landeryen te verrichten hebben, en dat 'er geen getuigen zyn. Zy moeten ieder een geschreeven Verlofbrief hebben, en met des Landvoogds handt geteekent. Daar na wasschen zy hun hoofdt en lichaam, 't welk een Plechtgebruik van hunnen Godsdienst is. Men sluit hen beide den ganschen nacht in een huis op, alwaar men wacht houd, en men bewint hen de rechterhandt met een verzegelt Lywaat, bezorgt zynde dat zy zich niet van eenige toverkracht bedienen om hunne vingers te verharden. Des anderen daags laat men hen uitgaan, men geeft hen wit lywaadt, en zy reinigen zich als menschen die voor God verschynen zullen. Men bind aan hun hand-gewricht het Bladt waar op des Landvoogds Verlofbrief geschreeven is, en vervolgens begeeven zy zich onder den Boghaah, of Gods-Boom, 't welk de Boom is aan Buddu toegewyt, alwaar alle de Amptenaaren van de Provincie, met een grooten toeloop van Volk, vergaderen. Men brengt op deeze plaats een Kokos-Noot, waar uit men de Oly in 't aanzien van een | |
[pagina 128]
| |
ieder trekt, op dat men zie dat het geen bedrog is. Ook is 'er een Ketel vol kookende Koemist en Water by. De Oly en Mist met golven opkookende, neemen ze een Kokos-Nootenbladt 't welk zy in den Oly doopen, op dat alle de aanschouwers zien dat die heet zy. De gansche Vergadering dan verzeekert zynde dat het kookende Oly is, komen wederzyds Partyen nevens de Ketel staan, en de eene zegt: De God van Hemel en Aarde zy getuige dat ik niet gedaan hebbe, waar mede ik beschuldigt worde, of wel: De vier Goden zyn getuigen dat zodanig een zaak, waar over getwist word, my toebehoort. De andere zweert alles in tegendeel. De Beschuldiger moet altoos het eerste zweeren. De Beschuldigde tracht dan na hem zyne onschuldt, of zyn recht gestand te doen.... Daar na neemt men het Linnen weg, waar mede hunne Handen omwonden waren. De eerste die gezwooren heeft, herhaalt de woorden van denEedt, doopt in den zelven tydt twee van zyne Vingeren in den kokende Oly, en werpt 'er iet van tot driewerf buiten den ketel....vervolgens doet hy insgelyks in de Koemist die kookt.... De Beschuldigde doet dan eveneens. Eindelyk bewint men hen de handen weder, en men bewaart hun beide als gevangenen tot 's anderendaags. Als dan beschouwt men hunne handen en men wryft hen den top der vingeren met een Lywaadt, om te zien of 'er het vel afgaat. Deeze wiens vinger de eerste vervelt, word myneedig geoordeelt. (Men zegt ons niet of de vingers van den beschuldiger en beschuldigde somtyds niet in den zelven tydt vervellen;) men legt hem een groote boete ten voordeele van den Koning op, en men noodzaakt hem voldoening aan zynen tegendinger te geeven. Wat aangaat hun gedrag van waarheids verzekering die zy in hunne dagelykse omgang doen, geschied dit by hun Vader of Moeder, by hunne kinderen, oogen en hunne Goden. Dit zyn eeden van gewoonte of nabootzing, die zelden het goed vertrouwen verzeekeren: by ons dient men 'er zich van om een zwier van levendigheit aan de redeneering te geeven, of liever om van de woorden deezen zwier van vryheit en eenvoudigheit weg te neemen, 't welk 'er de waarde aan geeven moest. Kortom, geen Landaardt is van deeze quaade aanwendzels vry. Ga naar margenoot+ Wy hebben gewag gemaakt, hoedanig eenige Volkeren omtrent hunne quaade Schuldenaars handelen. Op 't Eilandt Ceylon begint men door hen te ontkleeden, en hen wachters te geeven. Indien de Schuldenaar in gebreeken blyft te betaalen, legt men hem een zwaare steen op den rug, en hy moet die draagen, tot dat hy voldaan heeft of genoegen gegeeven. Dit is 't niet al: Men legt 'er hem noch een andere op den rug, en de Schuldenaar blyft belaaden tot de aflossing van de schuldt. Een andere straffigheit van den Schuldeisscher is, tusschen de bloote beenen van zynen Schuldenaar doornen te binden. Een ander gebruik is 'er, en dit als iets byzonders hebbende, dat de Eisscher zich in de plaats van deezen stelt, die hy vervolgt, want hy gaat den Schuldenaar aanzeggen, dat hy zich zelven vergeeven zal, indien hy geen zorg draagt zyne schuldt af te leggen en te betaalen. Dit is een verderflyke list, of liever gezegt een quaadaardigheit, die genoegzaam bewyst hoe weinig werks deeze Eilanders van hun leven maaken, nademaal zy zich ten verderve willen blootstellen om een ander in 't verderf te brengen: want zoo den dryger met de daadt voortgaat, en zich omhals brengt, moet de Schuldenaar die oorzaak van zynen Schuld-eisschers dood is, zyn leven mede voor 't zyne verliezen. Wy zullen van de Geleerdheit der CingaleezenGa naar margenoot+ weinig zaakelyks voortbrengen, om niets te zeggen dan 't welk wezentlyk is, en te myden van ons in zaaken al te min betrekkelyk op de gewoonten der Geestelyken uit te wyden. Zy hebben Boeken, handelende van den Godsdienst, Artsenykunde, Starrekunde en Toverkunde. De Gonnes alleen schryven de Boeken den Godsdienst behelzende, en draagen die vervolgens aan groote Heeren op, om van hun eenige vergelding te verwerven. Wie zou dit gelooft hebben? Eilanders die wy als Barbaaren aanzien, hebben de bequaamheit Opdragten op te stellen, en zyn mogelyk alzoo beschaaft in 't opstellen als 't geen de Fransche, Engelsche en Hollansche Schryvers uit hunne herssenen konnen voortbrengen, om aanzienelyke Mannen te eeren, die den Voorgevel hunner Werken versieren. Men zou hier deeze overeenkomst niet verwacht hebben. Het zoude ook niet missen de zelve in deeze van den bedriegelyken handel te vinden; dit zoo voordeelig Ambacht, 't welk, met behulp van een oplettend en werkzaam Uitschryver, onze Boekbewaarders en Abten ten kosten der Boekhandelaars leeven doet, die door hen wel bedroogen willen zyn. De Cingaleesche Priesters zyn mede deGa naar margenoot+ Starrewichelaars en Starrekundigen van 't | |
[pagina 129]
| |
Eilandt. Wy laaten het beslag hunner Almanakken daar. Waarschynlyk is 't, dat ze niet min als de onze liegen. ‘De Starrekundigen wyzen het einde van 't oude Jaar aan: Alsdan legt men allerlei Handwerken neer, uitgezondert des Konings werken, die een geduurigen voortgang moeten hebben.... Zy geeven het oogenblik van den aanvang van 't nieuwe Jaar te kennen.... wanneer men alsdan den arbeidt weder beginnen moet, en zoo wel de Mannen als de Vrouwen beginnen iet 't welk zy in 't volgende jaar van voorneemen zyn te maaken. Deeze Starrekundigen wyzen mede de tydt aan om zich het Hoofdt te wasschen, 't welk gelyk reeds gezegt zy, een Plechtigheit van Godsdienst is, dat een ieder volgens den tydt zyner geboorte doen moet.... Zy waanen door de Starren te voorzeggen, alles wat tot de herstelling en de onpasselykheit der Zieken behoort.... Zy voorzeggen het geluk of ongeluk der nieuw geboornen.’ Wanneer een Kindt gebooren word, schryven de gewoone Starrewichelaars, die, volgens Knox, van den rang de Linneweevers zyn, de dag en 't uur der geboorte van dit Kindt op: En doordien die Lieden zodanig slag van Registers gehouden zyn te bewaaren, zoo is 't dan ook by hun, dat men zich vervoegt, om den ouderdom van iemandt te weeten, en om raadt over alles in te neemen, 't welk den Persoon voor wien men geneegen is, mogt overkomen. Als by voorbeeldt: ‘Wanneer iemandt ziek word, verneemt men naar de uur zyner geboorte, en na die te hebben onderzocht, voorzeggenze 't geen hem wedervaaren zal. Men beraad zich mede met hen over Huwelyks zaaken; en met een woordt over alles 't welk belang in dit leven heeft.’ Ga naar margenoot+ Het JaarGa naar voetnoot(a) begint met de Nieuwe Maan van Maart. De Engelander zegt, dat het somtyds op den 28ste, en somtyds 27ste of 29ste van de zelve Maandt zynen aanvang neemt. Dat verschil, zegt hy, is om het Jaar met de Zonneloop gelyk te maaken. Hun Jaar bestaat in 365. dagen: Men verdeelt het in twaalf Maanden, en deeze Maanden in Weeken als wy. Een Week is van zeven dagen gelyk de onze, en de eerste deezer dagen is de zelfde als onze Zondag, en volgens hen een gelukkigen dag, wanneer het goed is om een zaak te beginnen. ‘Zy verdeelen den Dag in dertig deelen, die zy Paies noemen, en met Zonnen opgang beginnen, en de nacht beginnen ze met den ondergang van dit Hemellicht.... Zy hebben een Blom, waar door zy van den tydt oordeelen, nademaal zy zichaltoos zeven Paies voor den nacht opent.... Zy hebben geen Uurwerken noch Wyzers, noch Zonnewyzers, en weeten van de tyden niet dan door Waarzegkunde;’ alhoewel het waar is dat men by den Koning het gebruik van een Wateruurwerk heeft, waar van wy reeds gesprooken hebben. Laat ons door hunne Toverkunde eindigen:Ga naar margenoot+ Knox verhaalt 'er geneuchelyke dingen van. Wy zullen 't nochtans daar laaten. Om een Diefstal te ontdekken, zegt de Schryver, neemen ze een Kokos-Noot en doen een Betovering op de volgende wyze: ‘Zy spreeken eenige woorden over deeze Noot uit, daar na maaken ze die aan een Stok vast, die zy aan de deur of het gat plaatsen waar door den Dief gegekropen is. Iemandt houd de Stok aan 't eind waaraan de Noot vast is, en ververvolgt het spoor van den Rover, de andere volgen den Stokhouder en neemen waar, geduurig de verborgene woorden te herhaalen.... Deeze Stok brengt hen eindelyk ter plaatse alwaar zich den Dief onthoud, en valt zelf voor zyne voeten neder. Telkens als de Noot die de Stok bestiert, naar de een of andere zyde zich keert of staan blyft; alsdan begint men weder het Tovermiddel, en men werpt Kokos-Bloemen die de Kokos-Noot en de Stok doen voortgaan. Dit voldoet noch niet om den Rover te overtuigen; men moet, om hem schuldig te verklaaren, door de Betoveraar laaten zweeren of oordeelen of hy 't is, en dit geschied dikmaals op het vertrouwen 't welk hy in zyne betovering heeft gestelt: In deezen gevalle is dan den Dief genoodzaakt een tegengestelde eedt te zweeren.... Daar zyn 'er, voegt 'er Knox by, die zoo koen en kloekmoedig zyn, dat zy zich van bequaame Stokken verzien, en den Toveraar nevens alle die by hem zyn, daar mede den rug schuuren, overzulks de betovering daar door haare kracht verliest.’ Hy zegt nochtans dat hy het uitwerkzel van deezen Stok heeft gezien. Dit brengt ons te binnen al 't geen men aan de Hazelaars Toverstokjes toegeschreven heeft. 't Geen wy berichten, verplicht ons teGa naar margenoot+ melden, hoedanig men hier in rechtzaake te- | |
[pagina 130]
| |
gen den Rover handelt die den Diefstal ontkent.Ga naar voetnoot(a) Indien hy Kinderen heeft, noodzaakt men hem die voor de Rechters te vertoonen; op de niet verschyning, dagvaart men zyne naaste Bloedvrienden ter zyner keure. Alsdan moet de Rover Steenen neemen en leggen die op het Hoofdt van zyne Kinderen of Bloedverwanten, biddende God dat indien het waar is dat hy de Diefstal heeft gedaan, deeze Kinderen of Bloedverwanten zoo veele dagen maar leeven als 'er Steenen op hun Hoofdt leggen. ‘Na den verrichten Eedt, is het verschil beslist, en ieder betaalt de helft van de kosten. Men is van gevoelen dat deeze Eedt zoo veel kracht heeft, dat indien men valsch zweert, de Kinderen of Bloedvrienden in den bepaalden tydt sterven, en daar door oordeelt men de waarheit of valsheit van den Eedt, die den Rover heeft gedaan. ‘Wat een Manslag aangaat, indien denGa naar margenoot+ Daader binnen de zestig dagen, op den Doodslag volgende, gevangen word, moet hy sterven zonder eenig rechtsgeding: maar dien tydt verstreeken zynde, kan men hem niet meer straffen.... Zy komen dan vryelyk te voorschyn.... Zoo zy verder hunne misdaadt beleeden hebben, worden ze door een Boete ontslagen, waarna zy Brieven van quytschelding verwerven.... en men mag hen niet meer vervolgen. |
|