Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXVII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 83]
| |
ter die nooit in zyn leven de begaafdheit der Dichtmaatkunde ondervonden heeft. Wat is deeze begaafdheit? Is 't een vuur 't welk zich in 't lichaam ontsteekt, en aan onze verbeelding word medegedeelt? Is 't alleen een zielsverrukking? Is 't een geheime verschikking van lichaam en ziele? Is 't een schielyke zwaarmoedigheit, die ons somtyds bezitGa naar voetnoot(a) en ons aanport, zonder te konnen zeggen hoe, om Vaerzen te maaken? Mogelyk legt dit alles in den Dichtkundigen aart opgeslooten: Maar alle die gebooren Dichters zyn, ontfangen echter deezen aart van evengelyke ingeeving niet. Die, in wien de gemelde vier zaakelykheden teffens in een zeekere gesteldheit bevonden worden, vervallen meesten tydt in een Poëtische razerny; een razerny, waar van men zeggen kan dat ze naar uitzinnigheit smaakt. Het schynt dat men zeer wel zou konnen bepaalen 't geen men een gebooren Dichter noemt, te weeten van de geboorte af de vezeltjes en de zintuigen van de Herssenen zodaanig geschikt te hebben,Ga naar voetnoot(b) dat door den loop der Dierelyke Geesten, de uitwendige voorwerpen en de gisting der vochten op een min natuurlyke, en min geregelde wyze, doch altoos vaerdiger, den Geest van den geene treffen, die dus gestelt is. Deeze Dierlyke Geesten hebben geene geregelde omloop in hunne werking: Zy overvallen wanneer men 'er niet op verdacht is. De werking is meer of min krachtig en meer of min ontvouwen. Zy hangt van de gesteldheit der vochten en indrukzelen van de lucht af, waar by men het indrukzel der voorwerpen voegen moet, die ons omringen; en zie hoe het Lichaam dus op de Ziel van den Dichter werkt, en deeze wederom beurtsgewyze op zyn Lichaam. In deezen staat bevangt een Koorts de inbeeldingGa naar voetnoot(c), en 't is geduurende de vermaaning van deeze Koorts dat men die lieffelyke en verhevene taal spreekt, die alle Godsdiensten hebben geheiligt: Maar het gebeurt dikmaals dat de Ziel zoo zeldzaam door de hevigheit der vermaaningen bewoogen word, dat ze niet werken kan, noch zich vryelyk uitdrukken. Alsdan is 't, of de Dichter van een Geest gedreeven word, over de Ziel meester zynde, en dat de Ziel van den Dichter deeze zoo verschillige taal van 't gemeen spreekt, 't welk de ongewyde Godsdiensten met de gaave van de Profesië hebben verwart. Daar konnen Volkeren zyn bequaamer tot gebooren Dichters dan anderen. De Dichtkunde der Siammers word berymt, gelyk men meent dat ook deeze van China en van gansch Oosten is. Hunne Zangkunde is zonder kunst, zonder Partyen, Cadencen en zonder Tramblementen. Alzoo in deeze stoffe zoo weinig belang te vinden is, wyzen wy de Lezer naar deezeGa naar voetnoot(d) die 'er beeter van gehandelt heeft. |
|