III. Hoofdtstuk.
Van de Geneeskunde en Starrewichelaary der Indianen.
Ga naar margenoot+ REeds hebben we breed genoeg van der Braminen Godgeleertheit in 't voorgaande derde Deel gehandelt. Zie hier 't welk wy'er van hunne Geneeskunde, en hunne Starrekunde zullen byvoegen.Ga naar voetnoot(d) De Braminen die de Geneeskunde oeffenen, zyn verplicht jaarlyks eene boete den geenen van hunne Sekte te betaalen, nademaal dit beroep in hunnen staat vreemd is, en vermits zy 'er voordeel van trekken. In 't oordeel dat zy van de Pis geeven, bestaat deeze byzonderheit: 't is de Oly die hen tot deeze beschouwing geleid. Zy gieten 'er een druppel van op de Pis. Indien de Oly naar de grond zakt, is 't een onfeilbaar teken van de doodt, en zoo die zich aanstonds over 't oppervlak van de Pis verspreid, is 't een kenteken dat de ziekte noch vermeerderen zal; maar indien ze zich zachtelyk en allenks spreid, beteekent dit de vermindering van 't quaadt. De Onthouding en Verkoeling zyn hunne gewoone Geneesmiddelen. De eene verlicht de maag door de hevige warmte verzwakt; de andere verkoelt het bloedt, en vertraagt de al te vlugge loop der Geesten.
Ga naar margenoot+ SchoutenGa naar voetnoot(e) zegt, dat alle de zieken van een zelfde soort van ziekte, door de Indiaansche Geneesmeesters eveneens gehandelt worden, zonder acht op verscheiden ouderdom, gemaatigdheit enz. te slaan, dat de inwendige geneezing door de Artzenykruiden, en de uitwendige door wryving geschied. ‘Zy bereiden mede zalvingen van Sandalhout, Saffraan en andere dingen, waar in de Heidenen veele assche van Koedrek gebrand, vermengen..... Na datze de Koeyen ongepelde Ryst gegeeven hebben, doorzoeken ze den drek, en neemen 'er de greinen uit die zy 'er noch geheel in vinden. Zy droogen deeze greinen en geeven ze hunne zieken, niet alleen als een geneesmiddel; maar ook als een heilige zaak, die veel nut tot de geneezing van lichaaam en ziele der zieken toebrengt.’ Genoeg is 't gezegt, aangaande die Wetenschap die hier geen plaats vind dan zoo veel die met het Priesterschap en den Godsdienst verbonden is, door een manier van die te oeffenen, gelyk in de Oost-indiën en in eenige Landen van ons Waereldsdeel is bekent.
Men waant groote bewyzen te hebbenGa naar margenoot+ van de bequaamheit en ervarenis deezer Hei-