XVI. Hoofdtstuk.
Van der Jooden Vastendagen hun door de Synagoge bevolen.
Ga naar margenoot+ VAn de Geboden Vastendagen heeft Leon de ModenaGa naar voetnoot(c) gehandelt; doch deeze van den 17den van Tamuz, die met de maandt Juny overeenkomt, behelst veele zaaken; als de Tafelen van de gebrooken Wet; de Afgodery van 't Gulde Kalf; de achterlaating van de Offerhande die dagelyks moest gedaan worden, en de ontheiliging van den Tempel door Manasses Afgodery, zyn alsdan een gedeelte der onderwerpen van hun treurbedryf.
Ga naar margenoot+ De Vaste die zy zich wegens de verwoesting der beide Tempelen opleggen, is zeer aanmerklyk. De maaltydt die voorafgaat moet met matigheit en zedigheit verzelt gaan. Een eenig gerecht zal op de tafel voldoen den geenen die met oprechten gemoede de verwoesting van Jeruzalem beweenen. Men zal alles 't geen de smaak vleijen kan als onbetamelykheden van de handt wyzen. Men zal weinig eeten en noch minder drinken. De Hoogduitsche Jooden eeten aldanGa naar voetnoot(d) peulvruchten en eieren, nademaal zy het afbeeldtzel van rouw en droef heit verbeelden. Eertyds genoegde men zich met droog broodt in water gedoopt, met een weinig zout. Deeze droevige maaltydt gescheide op de aarde gezeten naby den haart, gekleed met een zak, somtyds met asse bestrooit: maar altoos weenende en zuchtende. Een kruik met water gevult, diende om den dorst van den Boeteling te lessen en de verzwakte krachten door 't rouwbedryf veroorzaakt, te versterken. Men staakte de stilzwygendheit niet dan door zuchtingen; men zat bloodvoets; en om de elende te vermeerderen, mengde men somtyds zyn broodt met asse en stuifzant.
In dit Vasten bragt men de nachtGa naar voetnoot(e) met de aller onlydelydelykste ongemakken door. Men moest op een onzacht bedt slaapen, hebbende een laage bedpeuluw, de veeren ongeschud, en de lakens moesten hard en grof zyn. Eenige namen een steen voor hoofdtkussen. Den volgenden dag las men niet in de Wetboeken, doordien dit het hart verheugt. De dag die op deezen Vastendag volgt is mede een dag van treuren, zulks men zich van vleesch en wyn onthoud, alhoewel alle de plechtigheden van den eersten niet onderworpen. Nochtans laat men groote tekenen van droefheit en neerslachtigheit blyken. 's Daags voor deezen plechtelyken dag moet men zonder schoenen in de Synagoge komen; men zit ter aarde neder, men leest in de Klaagliederen van Jeremias by een flaauwer licht dan naar gewoonte, en op ieder vers 't welk door een Hebreeusch woordt begint met Hoe overeenkomende, verhoogt men op een treffende wyze de stem. Eindelyk, die geen die het Godtsdienstigste de gedachtenis van de verwoesting van den Tempel vieren, moeten zorgvuldig alles in 't werk stellen 't geen hun een droef gemoet verwekken kan.
Leon de Modena meld mede van andere Vastendagen door de Synagoge aanbevolen. Maar behalven deeze, worden 'er eenigen geviert die niet algemeen zyn aangenomen. De Maandwyzer die op deeze verklaaring volgen zal, drukt de naamen deezer Vastendagen en van eenige andere Feesten uit.