Voorwoord
Zoals ook in vorige jaren, werd wederom door de Commissie voor de Propaganda van het Nederlandse Boek een prijsvraag uitgeschreven onder een groot aantal letterkundigen, ter verkrijging van een novelle, bestemd om te worden uitgegeven als Geschenk voor de Boekenweek. Zevenentwintig letterkundigen stuurden manuscripten in.
‘De zaak Beukenoot’ werd met algemene stemmen bekroond door de jury, bestaande uit: Emmy van Lokhorst, Hella S. Haasse, Victor E. van Vriesland, Adriaan van der Veen en drie leden onzer Commissie.
‘Dit is de ware geschiedenis van Arnoldus Beukenoot’, zo begint het verhaal. Een lezer zou zich nu de vraag kunnen stellen: Is dit dan geen novelle, geen verdichting, maar een biografie? Neen natuurlijk, dit is een novelle. Als men zich bij het lezen van deze eerste zin een vraag zou willen stellen is het misschien beter deze: Wat is waar? Wat is de waarheid? Verstandiger is het ondertussen deze vraag niet te stellen; want hij is waarschijnlijk de moeilijkste van alle vragen, die een mens zich stellen kan. Aangezien het echter zo pleizierig is om onverstandig te zijn, is het ook pleizierig naar een antwoord te zoeken. Men voelt trouwens, dat juist een ingeboren waarheidsliefde naar een antwoord vraagt. Die liefde wil weten wat zij nu eigenlijk liefheeft.
Wij zouden geneigd zijn deze allermoeilijkste vraag heel kort op de allereenvoudigste wijze te beantwoorden door te zeggen: Waar is dat, wat een eerlijk hart ontroert. Al het andere is leugen.
Maar wellicht acht gij dit antwoord te simpel en weet gij zelve een beter. Laten wij de lezers dus niet langer ophouden met onze bespiegelingen. Wij hebben in dit voorwoord hun aandacht voor nog andere zaken van node.