Mijne porte-feuille
(1828)–Js. M. Pfeil– Auteursrechtvrij
[pagina I]
| |
Al wat ik u opdisch, zijn needrige kruiden, | |
[pagina III]
| |
Aan den heer Js.M. Pfeil.De vrolijke luimen eens teederen vaders,
Waartoe die onthouden, aan 't zanglievend kind?
Wanneer hem de jaren, met zorgen bevrachten,
Maakt ligt nog uw zangtoon hem lachend gezind.
Laat drukken uw Liedjens! maar niet voor de wereld,
Sinds lang overladen met Goden-banket,
De muzen vergrooten nog daaglijks hun winkels,
En de uitverkoop maakt dat er ieder op let.
Neen, vriend! Doe als ik, en blijf t'huis met uw verzen,
Er zijn magazijnen genoeg van dat slag,
Veel meer gesorteerd nog dan Bahlman en Sinkel,Ga naar voetnoot(*)
Zit Febus, en gromt over 't werk van den dag.
Natuur is veranderd, eene eeuw ging zij zwanger,
Dan bragt zij een Hooft of een Vondel in 't licht,
| |
[pagina IV]
| |
Thans baart zij op eenmaal, een honderd tal zonen,
Waar Vondel, waar Hooft, ja heel de oudheid voor zwicht.
Maar als wij eens dood zijn, en eeuwen vergeten,
En Geijsbeek zoo wel is vergeten als wij,
Dan zal men in snippers en misdruk nog zoeken,
Naar ieder juweeltje van u en van mij!
Welaan dan! voor kindren en vrienden gezongen,
Gedrukt of geschreven, het blijve in de kas!
De tijdgenoot heeft reeds zijn maag overladen,
Eer hij nog uw eet en uw drinkliedjens las.
Maar eens, als uw kindren weemoedig en teeder,
Een liedje herzingen dat vader hun schonk,
En dan met hun arbeid die spelen vervangen,
Waar bij uit uwe oogen uw vaderhart blonk,
Dan bloeijen u rozen die nimmer verwelken,
Ofschoon er de laster zijn zwadder op spoog,
Laat vrij dan trompetten en pauken verstommen,
Het kinderlijk Liedje klinkt helder en hoog.
Voldoe dan, uw dichtluim, teerhartige vader.
Maar wacht u als ik doe, voor 't groot magazijn!
Wij willen geen roem bij het nageslacht oogsten,
Maar ook niet verguisd bij den tijdgenoot zijn.
September. 1828. m.p. elter. geb: woesthoven. |
|