Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 199]
| |
5roep niet en was; dat ick beter soude liber blyven, dat ick ander-Ga naar voetnoot56sins groot achter-deel soude doen aen mijnen gheestelijck voort-7ganck, dat ick gheensins hooren en soude naer den raedt van U 8Eerweerdigheyt, dat ick beter mijn eygen goedt-duncken soude 9volghen: waer't dat ick daer in voort gonck, dat het my tot on-10saligheyt, ende verdoemenisse soude strecken, dat ick tot een des-11peratie soude komen, alwaer't maer in de leste ure; dat my een 12swaer oordeel soude te verwachten staen over den Ziele last, die ick 13aen-nam, daer ick van tusschen kost; dat ick in sulcx niet en moest 14ghehoorsaemen, dat myne belofte van ghehoorsaemheyt, my soo 15verre niet en verbont; dat ick sekerlijck my daer in niet en quete,Ga naar voetnoot15 16noch quyten en soude volghens de verbintenisse. 17Dit is, 't gene my een onuytsprekelijcke pyne ende benouwt-18heydt aendede; ick ghevoelde wel eenighen goeden wille, om my 19in alles naer behooren te quyten, ick sach claer, wat dat ick soude 20moeten doen, ende waer in dat ick ontbleve; maer van den ande-21ren kant en scheen ick 't niet anders te konnen doen, al pooghdeGa naar voetnoot21 22ick my daer toe noch soo seer; dit was ter oorsake van de dick-23wilsche groote verlaetenisse, duysternisse, ende dorrigheyt des 24gheests, onwetentheyt, oft vergetelijckheyt vande practijckelijckeGa naar voetnoot24 25oeffeninghen der deughden, des ghebedts, ende inwendighe be-26kommeringe met Godt; wordende hier van (soo my docht) door 27myne schult ende versuymenisse berooft; dat oversulcx de schultGa naar voetnoot27 28op my quam, dat de Susters door die oorsake, naer behooren, niet 29voort en gonghen tot meerdere volmaecktheyt, dat sy onweten-30de ende onverlicht bleven; dat sy onghetroost, onversterckt, ende 31onghevoedt bleven van inwendigh voedtsel, met opwerpen, watGa naar voetnoot31 32salder ten lesten van komen, als een schandael? mits ick als ghe-33dwonghen soude zijn alles te abandonneren, om in gheen despe-34ratie te vallen. 35Dat op den anderen kant myne Susters gheen voldoeninghe in 36my hebbende souden hun selven verteiren ende op eten door mis-Ga naar voetnoot3637contentement, ende als een helle van onvrede in hun souden ghe- | |
[pagina 200]
| |
38voelen, vindende hun soo bedroghen, principael in my: my docht, 39dat ick hun overal quaedt exempel gaf, ontstichtede, ende ont-40stichten soude door myn grof, natuerlijck, ende onvolmaeckt le-Ga naar voetnoot4041ven; want sy een beter ghevoelen van my hadden ghehadt, ende 42nu misschien al contrarie bevonden, buyten het ghene, dat sy van 43my verhopt, ende verwacht hadden. 44Somtydts hadde ick een over-swaer, diep ende levendigh ghe-45voelen vande grovigheyt, quaedtheyt ende boosheyt, de welckeGa naar voetnoot45 46ick in my scheen te ghevoelen; waer door ick alsdan my selven 47seer haetelijck ende verachtelijck was aensprekende aldus, met 48een groot drucksel des herten: maer oft jemant, oft de Susters, 49oft de Oversten my kenden, ghelijck ick my ghevoele, sy souden 50my ten huyse uyt-smyten; och hoe willen sy my hier ghedooghen!Ga naar voetnoot50 51och hoe konnen sy my hier verdraghen! och oft ick het minste lit-52maet moght wesen van de familie! dit waer my een groot geluck. 53Maer goeden Jesu, ick gheve my over aen uwen alder-liefsten 54wille tot inder eeuwigheyt; doet met my u goddelijck behaghen; 55heeft uwe Majesteyt my gheschickt oft rechtveerdelijck veroor-56deelt tot het eeuwigh vier, uwen wille moet gheschieden; mits dat 57ick u aldaer niet en magh haeten, lasteren, ende u vergrammen,Ga naar voetnoot57 58mits ick u aldaer moght beminnen, om dat ghy soo weerdigh zytGa naar voetnoot58 59bemindt te worden. |
|