Klare onderrichtinge der voortreffelijcke worstel-konst
(1674)–Nicolaes Petter– AuteursrechtvrijHet Twaelfde Deel.No. 1. Van yemandt met het hooft tegen 't middel-lijf om verre te loopen, of over de kop te werpen.aant.WAnneer M tegen over N in postuur staet, kan hy met het hooft gebuckt N geweldigh op den buyck loopen, en hem achter over doen vallen: maer N dit merckende, keert sich een weynigh op zyde, waer door M dan mis loopt, en N gelegentheyt krijght, om de slincker handt M op de neck te setten, dien hy dan met de rechter handt achter by de broeck vat, en hem voort dryvende een eynde weeghs heen doet vallen. | |
[pagina 16]
| |
2.aant.Als M, met het hooft gebuckt, tegen den buyck van N loopen kan, mach hy op sijn eene knie vallen, enter selver tijdt hem met beyde handen sterck in de knie-knepen vatten, waer na sijn hooft optechtende, sal hy dan N lichtelijck over hem heen konnen werpen. |
|