Bibliographie der Middelnederlandsche taal- en letterkunde. Deel 1

II. Bloemlezingen.

407. Bloemlezing uit de beste schriften der Nederlandsche dichters van de 13e tot de 18e eeuw door L.G. Visscher. Leuven, Breda 1821-28. 3 dln. 8^o. Dl. I, 2de Tijdvak. Van de invoering van het Christendom af. - Karel de Groote. - Tot op de Reformatie, anno 1574.

408. Bijdragen tot de oude letteren der Nederlanden door L.G. Visscher. Nieuwe uitg. (van het voorg.). Utrecht 1839. 2 dln. 8^o.

Bl. 123	IIe Tijdv. 6e ged. 1200-1300.
Bl. 261	IIe Tijdv. 7e ged. 1300-1400.
Bl. 394	IIe Tijdv. 8e ged. 1400-1500.

409. B.H. Lulofs, Handboek van den vroegsten bloei der Nederlandsche letterkunde enz. Groningen 1845. - Zie hiervóor N^o. 145. Op blz. 31-249 wordt eene menigte proeven van mnl. poezie en proza medegedeeld.

410. Nederlandsche Gedichten, ontleend aan de Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur der 12e-17e eeuw, verzameld, naar tijdsorde gerangschikt en toegelicht door J.A. Alberdingk Thijm. Amsterdam 1850-52. 2 dln. 8^o. I blz. 5-154 Middeleeuwsche poezij.

[p. 39]

411. Oud-Neêrlandsch rijm en onrijm, verzameld door J.M. Schrant. Leiden 1851 8^o.

Bl. 1-152	Oud-Neêrlandsch rijm.
Bl. 153-278	Oud-Neêrlandsch onrijm.

Beoordeeld in Konst- en Letterb. 1852 I bl. 124-128. - Hierover ontspon zich eene briefwisseling tusschen J. van Vloten, J.M. Schrant en den schrijver dier beoordeeling (J.T. Bergman), voorkomende aldaar bl. 129, 162, 194, 228 en 242.

412. Nederlandsche Dichterhalle. Bloemlezing uit de Nederlandsche dichters van de vroegste tyden onzer letterkunde tot op onze dagen, volgends dichtvakken en ouderdom gerangschikt door J.F.J. Heremans. Gent 1858-64. 2 dln. 4^o. Uitg. van het Willems-Fonds, N^o. 32. Voor mnl. gedichten zie men I bl. 4-11, 54-59, 138, 318-351, 379-386, 389; II bl 1-14, 92-98, 156-172, 202-203, 223-225, 298, 435-437, 475-481, 495-497.

413. Nederlandsche Geschiedzangen, naar tijdsorde gerangschikt en toegelicht [d. J. van Vloten]. Ie Bundel 863-1572; IIe Bundel 1572-1609. Amsterdam 1852. 2 dln. 8^o. - Hetz. werk. Nieuwe (titel) uitg. Amsterdam 1864. 2 dln. 8^o.

414. Bloemlezing uit middelnederlandsche dichters, bijeenverzameld door Eelco Verwijs. Zutphen 1858-67. 4 dln. 8^o. I. Ridderpoëzie. - II. Geestelijke en burgerlijke poëzie. - III. Mengelpoëzie. - IV. Woordenlijst en spraakkunst. - Hetz. werk. 2e uitg. Zutphen 1873-84. 3 dln. 8^o. I. Dierensage. - Ridderpoëzie. - II. Geestelijke en burgerlijke poezië. - III. Mengelpoëzie. Uitg. door J. Verdam. In de 2e uitg. dezer Bloemlezing is het gedicht ‘Zoet gedenken’, voorkomende in dl. III blz. 124 der 1e uitg., niet weder opgenomen daar het niet uit de Middeleeuwen is, maar door Eelco Verwijs vertaald werd naar het gedicht van Walther von der Vogelweide (ed. Pfeiffer bl. 23) get.: ‘Unter den Linde’. - P. Leendertz Wz., Tekstkritiek. IV. [Over het voorg. 1e uitg. III bl. 129 vs. 13]. - De Navorscher XXIV (1874) bl. 297-298.

415. Bloemen van Nederlandsche proza en poëzie, uit den geheelen omvang der Nederlandsche letterkunde verzameld door L.Th. Zeegers. - Middeleeuwsche poëzie. - Amsterdam. 1871. 8^o.

416. P.P.M. Alberdingk Thijm, Spiegel van Nederlandsche letteren. Leuven 1877-78. - Zie hiervóor N^o. 202. III bl. 1-48. Lettervruchten van de oudste tijden tot op de XVIe eeuw.

[p. 40]

417. Jan te Winkel, Het Kasteel in de XIIIe eeuw, geschetst volgens de gedichten van dien tijd. - Bijlage tot het Progr. van het Stedelijk Gymnasium te Groningen voor het jaar 1879-1880.

418. Fr. de Potter, Onze boeren volgens de Middelnederlandsche dichters. - Het Belfort III (1888) bl. 105-119.