Den camp vander doot
(1948)–Jan Pertcheval– Auteursrecht onbekend
[pagina V]
| |
Voorbericht‘den Camp vander doot’ is een vertaling welke de Brusselsche rederijker Jan Stee(n)maer alias Pertcheval maakte van het in de 15de en 16de eeuw beroemde epos ‘Le Chevalier Délibéré’ van den Bourgondischen hofdichter en kroniekschrijver Olivier de la Marche. Het gedicht is kenschetsend voor den geest van den laat-middeleeuwer, bewoner der Bourgondische erflanden, die niet alleen de uiterlijke straling onderging welke de hertogelijke dynastie zoo heerlijk heeft omgeven, maar tevens vol was van de levensmoeheid en de wijze bezinning die daaronder ook schuilde. Een gecommenteerde uitgave van ‘Le Chevalier Délibéré’ is me niet bekend; de oudste ons overgebleven druk, nl. van c. 1500, - tevens de oudste tekst welke ik kon bereiken - werd fotographisch weergegeven in ‘Recueil de Pièces Historiques imprimées sous le Règne de Louis XI reproduites en fac-similé’Ga naar voetnoot1, samengesteld door Em. Picot en H. Stein. Deze Fransche tekst, waaraan in ons betoog, ter vergelijking en zonder nadere aanduiding, verschillende citaten ontleend werden, kon hier, wegens de gedwongen beperking, niet tegenover J. Pertcheval's gedicht afgedrukt worden. Aldus hebben wij hier voor het eerst getracht alles wat kon gevonden worden nopens ‘Le Chevalier Délibéré’ en vooral, omtrent den vertaler Jan Pertcheval en zijn - zoo ver we thans weten - eenig nagelaten werk: ‘den Camp vander doot’, in een samenvattend beeld te brengen. ‘den Camp vander doot’ behoort ongetwijfeld tot de volledigste en breedvoerigste uitingen der Nederlandsch-Bourgondische letterkunde en sluit aan bij dat ander Nederlandsch-Bourgondisch gedenkstuk: ‘Dal Sonder Wederkeren of Pas der Doot’, Colijn Caillieu's omzetting van ‘Le Pas de la Mort’ van Amé de Montgesoie, waarvan Prof. Dr P. de Keyser in 1936 een uitgave bezorgdeGa naar voetnoot2. Moge onze studie dan ook gelden als een bijdrage tot de betere kennis van het nog steeds minder onderzocht Bourgondisch aspect onzer letterenGa naar voetnoot3. Gezien we hier met dezen dichter, J. Pertcheval, en met deze, zijn vertaling, een nog betrekkelijk weinig ontgonnen terrein betreden, waarover de gegevens trouwens zeer fragmentair zijn, vermits de studie van het toenmalig Nederlandsch en van de rederijkerstaal nog niet zoo heel ver gevorderd is, hebben we ons, zoowel in de inleiding als in de aanteekeningen en het glossarium, tot het strikt noodzakelijke beperkt; de systematische behandeling van de taal van J. Pertcheval's gedicht lijkt ons het voorwerp van een afzonderlijke studie te moeten uitmaken. | |
[pagina VI]
| |
De merkwaardige houtsneden van ‘den Camp vander doot’ welke in de hier fotographisch gereproduceerde editie voorkomen, en er een monument van maken in de geschiedenis der Nederlandsche grafiek, worden toegelicht door A.J.J. Delen.
Het is mij een aangename plicht mijn dank te betuigen aan Prof. Dr P. de Keyser die, thans jaren geleden, zijn photocopie van ‘den Camp vander doot’ welwillend te mijner beschikking heeft gesteld, waardoor deze studie en uitgave mogelijk werd - de oorlogsomstandigheden hebben intusschen verhinderd dat ze vroeger het licht zou zien; aan Prof. Dr Fr. Baur en Prof. Dr C.G.N. de Vooys om de bereidwillige hulp die ik van hen mocht ondervinden.
G.D. |
|