Dr. Schaepman. Deel 2
(1916)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendjuli 1870-juli 1880
XCV.
| |
[pagina 585]
| |
beschaafde ooit opmerkt, het kome van welken kant ook, - behalve een volks-psycholoog, en wel tot zijn groote verkneukeling - was ditmaal gevallen in gebenedijde handen, die dadelijk de naamlooze brochure schreven: ‘Het Jaarboekje van de H. Familie voor 1874; een bijdrage tot de kennis der Roomsch-Katholieke pers in Nederland’. In dat vlugschrift wenschte schrijver zich te ontfermen over de vele krankheden der Roomsche Kerk; maar toch viel in vredesnaam het Ultramontanisme te bestrijden, dat zulke gedrochtelijkheden aan zijn duizenden schapige suffers onder ‘imprimatur’ drukte op het hart. Ook op deze dingen was de man van Rijsenburg voorbereid. Het boekje van pastoor Brinkman zal hij natuurlijk niet verdedigen. Enkel laat hij weten dat aan den protestantschen overkant precies dezelfde dingen jegens de Roomschen gebeuren. Maar wijl Schaepman duidelijk zag - wat trouwens ook duidelijk zichtbaar was - dat het geval in 't opzet van den ‘liefde- en vrede’'s-man enkel dienen moest om den geest van dit almanak'je op te zwellen tot den geest der heele Roomsche Kerk, wil hij met plezier zijn zegje eens zeggen:Ga naar voetnoot1) ‘De bedoeling is dubbel en speelt op de goedgeloovigheid der protestanten, op de bescheidenheid der katholieken. Bij de protestanten wordt het doel zonder eenige moeite bereikt. De overgroote meerderheid onder hen weet van de katholieke leer en het katholieke leven alleen dat, wat protestantsche schrijvers goedvinden daarover te verhalen’. Maar vooral wordt verzwegen ‘dat de protestantsche pers in Nederland, wat verdachtmaking van andersdenkenden betreft, geen meerdere kent, dat de partijen en de personen in de protestantsche Kerk elkander bestrijden met een felheid die verbazingwekkend mag heeten,... dat zelfs de Kroniek in de Stemmen voor Waarheid en Vrede het winkelieren bij katholieken als een verraad tegen het protestantisme beticht. Men verzwijgt dat dag op dag de organen der liberale richting alles bespotten, honen, lasteren en vertreden wat den katholiek boven alles heilig is. Men rept geen woord van den toon waarop dit geschiedt, noch van de verwaten hoogheid der Opzoomers, noch van de medelijdende pedanterie der De Veers; geen woord van den onbeschaamden laster der dagblad- | |
[pagina 586]
| |
pers of van de tergende gemeenheid der spotprenten; men verzwijgt dat alles en men laat de goêgemeente in den waan dat van protestantsche zijde de katholieke Kerk altijd op de meest eerlijke wijze en in onberispelijke, letterkundige vormen wordt bestreden - en zoo voert men in liefde en vrede polemiek tegen de Roomsche Kerk’. Maar bovenal merkwaardig is dit stuk omdat Schaepman hier de gelegenheid te baat neemt om een psychologie van de ruwe, vierkante volkstaal te leveren - een bladzijde naar het hart van Pater van Ginneken. De beschouwing dijt uit tot de psychologie van het volk zelf, zoo mooi, dat ze ons later zal dienen als een brokje voor de wijsgeerige basis van Schaepman's democratie. Intusschen is deze polemiek een triomf te meer voor de speelsche controversiekracht van den steeds groeienden Rijsenburger; maar ook een klinkend bewijs dat de man die straks naar het Monsterverbond zal stuwen, wel zeer goed wist met wie hij politieke maatschap stond aan te gaan. |
|