Dr. Schaepman. Deel 2
(1916)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendjuli 1870-juli 1880
[pagina 1]
| |
VOOR LODEWIJK DOSFEL | |
[pagina 3]
| |
Dr. Schaepman.Tu Rex gloriae, Christe. | |
Tweede deel.I.
| |
[pagina 4]
| |
van 18 Juli, en in 't volle geluk om 't aanstaande wederzien thuis, veel te druk om den weeldestorm in zich tot verzen te later bedaren. Te minder daar nu de man der geschiedenis, straks de professor, in gespannen verwachting verkeerde bij 'tgeen tusschen Frankrijk en Duitschland gebeuren moest. Al 't gedrang der laatste Conciliedagen had hem immers niet afgehouden van de groote politiek, waarmee thans de heele pers van de heele wereld kwam aandragen. Het voorspel was afgespeeld. - De Pruisische candidatuur voor den Spaanschen troop met de rollen van keizer Napoleon, koning Willem, Bismarck, Leopold von Hohenzollern, Gramont, Werther, Benedetti, Ollivier; met de spanning-tooneelen van den Franschen eisch dat de koning van Pruisen geen verdere candidatuur van een zijner bloedverwanten zou goedkeuren, van Wilhelm's eerst hoofsche dan strakke weigering, van 't Emser telegram, van den Pruisischen eisch om een Fransche verontschuldiging. Zoover waren de noodlottigheden afgegleden naar de dagen der verschrikking, toen onze Roomsche reizigers het Concilie verlieten.... Wat gekuierd nu door Turijn, dat vóor Florence den roem droeg van hoofdstad, wijl diezelfde roem nu een schande voor Rome zou worden. De jonge Doctor had gezorgd dat het reisgezelschap, eens Turijn voorbij en den Cenis door, een anderen weg zou volgen, dan den zijnen van twee jaar geleden, den weg nu door de staatkundige actualiteiten aangeduid. Zoo reden ze den Woensdag, 20n, over Chambéry en Bourg tot Mâcon. Misschien groette Schaepman Trévoux in 't verschiet en de schimmen van Wolff en Deken. Maar voor vredige literatuuroverweging was er verder geen plaats. Te Mâcon vernamen ze dat het tusschen Frankrijk en Pruisen was uitgebarsten. Inderdaad, les jours se suivent, mais ne se ressemblent pas: den 18n Juli te Rome sprak de onfeilbare Pius, order een geestdrift waarvan de wereld misschien nooit de wederga zag, zijn ‘confirmamus et approbamus’; den 19n te Berlijn verklaarde de Fransche gezant Le Sourd den oorlog.... ‘Nauw klonk de laatste getuigenis van het woord Gods over de wereld, of daar botsten ze tegen elkaar, de twee reuzenmachten, die beiden evenzeer, schoon op verschillende wijze, het gif der revolutie in zich | |
[pagina 5]
| |
opnamen, die meenden de meesters te zijn, die slechts de slaven waren van den geest des oproers’.Ga naar voetnoot1) In die stemming kwamen onze reizigers den Donderdag, 21 Juli, te Parijs. 't Was de eerste maal in zijn leven dat de Doctor de stad kreeg te zien. Hij zou later dikwijls terugkomen. Aan dat eerste bezoek wil hij straks een herinnering boeken: ‘Het door weelde en genot geprikkeld en overprikkeld leven, de heksenketel waarin de goede en kwade elementen door elkander zieden met oorverdoovend geraas, de wieg der revolutie, en nu misschien haar graf: dat is Parijs’.Ga naar voetnoot2) Weer was Parijs in feest. Maar ditmaal een feest zooals 't er nooit een had uitgestald. Overal wimpels en vaandels, overal fuseeën en lichtjes. Toen de bisschoppen uit de spoorhalle stapten zong heel Parijs de Marseillaise. De gansche stad was te been om de dapperen uitgeleide te doen, qui allaient faire leur promenade à Berlin. En Schaepman stond daar weer op zijn uur om groote dingen, topzwaar van geschiedenis voor morgen, te hooren en te zien. En hij zag en hij hoorde thans wat ons twee jaar later in zijn dreunende verzen zal voorbij trekken: Ja, 't bal Mabille zwijgt, maar 't schetteren der fanfaren
klinkt vrolijk, - blijde en schel;
En vrolijk is 't gezicht der breede krijgerscharen:
Een vrolijk tusschenspel.
Weer heeft het geeuwen uit; de batterijen dreunen
Uw plein langs in galop; -
Een ander thema is 't dan de Offenbachsche deunen,
En 't frischt uw zenuw op!
Een ander tooisel eens voor de eeuw'ge balgewaden;
Weg met de rinkelbel!
Het spiege'end kuras vervangt de borstsieraden,
En kleedt toch éven wel!
De scharen staan gereed. 't Arabisch ros, gezadeld
Met kostbre tijgerhuid,
Wacht op de Afrodite, tot krijgsgodin geadeld,
En briescht zijn geestdrift uit!
Daar naakt, daar naakt Parijs! - Hoe aller blikken stralen -
Een lachje in 't dartel oog,
Een liedjen op de lip van liefde en zegepralen;
Of haar geen angst bewoog,
Zóo wipt ze 't zadel in en grijpt den gouden teugel,
En streelt de zijden maan! -
| |
[pagina 6]
| |
Maar eensklaps rijst zij op en, vaststaande in den beugel,
Ontplooit heur hand de vaan.
Het dartel lachje wijkt; de lonkende oogen pranken,
De mond staat streng en straf;
De Marseillaise golft in breed metalen klanken
Miljoenen lippen af!
........ Daar ruischt een stroom van bloed door ieder van die noten:
Het is het scheppingswoord
Der wereld uit den schoot des afgronds voortgesproten
Bij 't donderend akkoord!
Zoo klinkt de poëzie der vallende Englenkoren,
Een stormend wraakgeloei,
Waar de echo van een lied, in reiner sfeer geboren,
Niet daadlijk uit verwoei. -
De Marseillaise klinkt - door hooggezwollen aadren
Stroomt ziedende het bloed,
Parijs verheft zijn vaan, en brengt den God dier vaad'ren,
Den God Voltaire een groet!
De meest beroemde zangers en zangeressen, Faure, Capoul en Mme Marie Sasse moesten voorzingen in volle straat. 's Avonds, den 21n, werd de ‘Muette de Portici’ gespeeld. De bomvolle, electrisch-geladen zaal bisseerde: Amour sacré de la patrie.....
en uit het hart van het moderne Parijs - uit de Opera - stegen de kreten: Vive l'armée! Al de dagbladredacteurs, zoowel Robert Mitchell van ‘Le Constitutionnel’ als de jonge Paul de Cassagnac van ‘Le Pays’ hadden met den oorlog het visioen der glansrijke overwinningen in den bol gekregen. En langs de straten, waarover de geheimzinnige baren der geschiedenis door den oorlogsorkaan werden heengezweept, liep Schaepman op de figuur van Napoleon den IIIe te turen. Eerlang zal hij de silhouet herhaaldelijk over 't papier laten gaan ‘Hij had iets van Rousseau, al liep er ook een aâr van Talleyrand door zijn wezen. Hij was cyniek en sentimenteel te gelijk. Hij speelde met onbestemde plannen, die de wereld omvatten en op de schepping eener nieuwe orde doelen, maar hij gaf twee departementen aan zijn rijk en sloot handelsverdragen. Niet ten onrechte heeft men hem de sfinks genoemd. Hij had het zinnelijk streelende, verlokkende der schaamteloos naakte vrouw en | |
[pagina 7]
| |
de brutale verslindingszucht van het woeste dier. Hij kon raadselen opgeven, raadselen die een rilling door de wereld deken gaan en tegelijk met onovertroffen onbeschaamdheid een oorlog uittarten of de tractaten van 1815 wegwerpen, te koop als scheurpapier.... Zijn gesloten oog verried ontzettend egoïsme. Hij zag niets anders dan Napoleon. Dat was de alpha en omega van zijn alphabet. Daarom was zijn logen zoo vreeselijk ernstig en klonk er nooit door zijn woord een trilling van dien humor, die uit de wrijving van het leven tegen het leven geboren wordt’,Ga naar voetnoot1) 's Avonds van den 22n kwamen de Roomsche reizigers aan te Rotterdam. Mgr. Wilmer nam afscheid en vertrok naar Hoeven, om daar bij den bisschop van Breda den nacht door te brengen. De Utrechtenaars namen hun intrek bij pastoor Taverne. En in De Tijd van 26 Juli stond het volgend bericht: ‘Mgr. is Zaterdag, den 23n, te 2 uur 's namiddags in vollen welstand aangekomen.... Toen hij te Utrecht arriveerde, wachtten de deken, de pastoors en eerw. h. Aukes Zijn Hoogwaardigheid of aan den trein; hij was vergezeld van Dr. Schaepman. Aan zijn huis werd de bisschop door de geheele geestelijkheid van Utrecht en de kerkmeesters der kathedraal verwelkomd. Het “Laudate Dominum” werd geknield in de voorzaal aangeheven. Daarna hield deken Putman een welkomsttoespraak, welke Mgr. beantwoordde met o.a. te zeggen dat het bewustzijn, dat hij te Rome een geestelijkheid en geloovigen vertegenwoordigde, hem aldaar tot sterkte, troost en vreugde was geweest. Toen Z. Hoogw. eens aan den Paus de opmerking maakte, dat Z.H. uit Holland geen adres ontving over de onfeilbaarheid, omdat in Holland geen twijfel aan de gepastheid en mogelijkheid der verklaring bestond, had Pius IX geantwoord: Dat weet ik, in Holland is men altijd voor Petrus, en vooral met de daad’. 's Anderdaags kreeg Dr. Schaepman verlof om naar Arnhem te reizen. Vader en mama kregen eindelijk hun Herman weer. Ja, vader was nog dezelfde statige, stramme kerel. Mama was verouderd, maar ze had zich opgeknapt zoo goed als 't ging. En de jongens, wat een venten waren dat! Herman bracht hun allen den zegen van Rome mee, en hij zelf kreeg nu weer den zegen van zijn lief tehuis. Na zooveel gedruisch weer eens de heilige stilte, na zooveel arbeid weer eens de zalige rust. |
|