Dr. Schaepman. Deel 1
(1912)–Jules Persyn– Auteursrecht onbekendmaart 1844-juli 1870
CXVIII.
| |
[pagina 521]
| |
in den geest der apostelen is opgekomen. Te Jerusalem, zoo luidde het stellig gebod, mochten zij blijven. Konden zij echter te Jeruzalem reeds nu niet hun prediking beginnen? ‘Neen’, zóó heeft de tolk van het welgekozen oogenblik gesproken, ‘neen, laat de prediking van den Christus nog wat rusten; de gemoederen zijn nog te veel beroerd door de voorvallen der laatste dagen; als de kalmte is teruggekeerd zullen de vooroordeelen verdwijnen; de vijandschap zal ophouden; dan is het de tijd, dan kunt gij prediken, dan zal het christendom zijn weg maken, zóó het er een te maken heeft’. ‘Zeker’, - voegde de liefde tot de arme, verdoolde menschheid, de liefde tot een gemakkelijk en ongestoord leven er bij, ‘zeker, uw prediking moet nog geen plaats hebben. Bedenk het eens, hoevelen, die zich nu half tot uw Christus getrokken voelen, zullen terugdeinzen voor zulk een openbaar, zulk een luidruchtig optreden! ‘In stilte, in het verborgen ontkiemt het zaad, dat de heerlijkste vruchten voortbrengt. Zie toch geen onbesuisden ijver voor echte begeestering aan!’ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ‘Het menschgeworden Woord heeft de wet, die de opportuniteit regelt, uitgesproken: “Niet aan u lieden staat 't, de tijden en oogenblikken te kennen, die de Vader in Zijne almacht heeft vastgesteld; maar gij zult in u ontvangen de kracht van den over u komenden H. Geest. en gij zult Mij getuigen zijn in Jeruzalem en in geheel Judea en Samarië en tot het uiterste der aarde!” De Paus is de onfeilbare getuige van Christus; hij weet dat hij moet getuigen, hij bekommert zich niet om het waar of wanneer of hoe. Geknield bij het kruis van Christus, trekken alle verschijningen der wereld hem voorbij: de farizeeën en schriftgeleerden, de hoofdlieden en de soldaten, de beulen en de beulsgetuigen. Hij ziet dat alles, hij bidt, de geest wordt vaardig over hem en hij spreekt!. . . . . . . . . . . . . . . . . . Zeker, de opportuniteits-vraag wordt nooit door de Kerk over het hoofd gezien. De maatschappij, die ordelijk is en welgeregeld bij uitnemendheid, pleegt geen onordelijke daden, die met de harmonie der wereldgeschiedenis in weêrspraak zijn. Men bedenke wel, dat juist van de Kerk, als moeder en koningin, de wereldgeschiedenis uitgaat, om met haar in harmonieuzen gang terug te keeren tot God. | |
[pagina 522]
| |
Haar koningschap is een waarborg voor de wijsheid en kracht... Dat zij moeder is, geeft ons het recht, noch aan haar toegevendheid, noch aan haar liefde te twijfelen. ‘Ook ligt de harmonie niet altijd voor het menschelijk oog bloot; die harmonie is allerminst altijd reeds vóór het feit gesteld is, te bespeuren. Maar sla de geschiedenis op en ontken dan, zoo gij het kunt, dat elke daad, door de Kerk bedreven, de geschiedenis volmaakt en zóo juist op het gunstig oogenblik invalt, dat het Digitus Dei eene onmiskenbare waarheid wordt’.
* * *
‘De heeren uit de pastorie (te Arnhem) konden wel eens gelijk hebben met te zeggen dat ik hier de wachthouder ben. Als er éen blijven moet dan ben ik er aan. Mgr. Schaepman als lid der kommissie voor de geloofszaken moet blijven tot de infallibiliteit af is. Dus ik ook. Wat Mgr. na dien tijd zal doen weet ik niet, maar het Koncilie wordt niet geschorst - dat is zeker. Ik hoop en bid dat gij U maar geen illusiën over mijn aanstaanden terugkeer hebt gemaakt. Ik houd al die dingen met geweld terug, want daar is veel, daar is alles in Holland wat mij trekt. Maar eerst het werk af. Patienza e coraggio... Van de Garibaldisten hebben wij niets te vreezen en, in elk geval, ik sta er drie’.Ga naar voetnoot1) Maar den volgenden dag schrijft hij: ‘Zeker is het dat ik naar huis kom en wel in den loop van Juli. Het einde nadert, en een Onfeilbaren Paus breng ik U mee. Ik ben al bezig met het mandement dat den terugkeer des Aartsbisschops moet aankondigen en het werk van het Concilie expliceeren. Dus nog werk en denkens genoeg. Bidt maar een beetjen voor uw ruigen beer, die zooveel te schrijven en te ploeteren heeft dat hij weinig aan zich zelven denkt... Vooral geen schrik voor de Garibaldisten, als 't U belieft. Tijdens het Concilie en zeker dezen zomer gebeurt er niets. Gebeurt er wat, dan ga ik te paard met vier revolvers, twee in den zak en twee in de zadel-holsters met de zouaven mee, en daag Nino Brinio en Menotti Garibaldi op een tweegevecht uit, en daarna geef ik een dejeuner met Aleatio en champagne. Misschien laat ik mij ook voor de grap mijn neus | |
[pagina 523]
| |
afbouwen en er een adelaars-neus van kippenvleesch opzetten. Dan zou ik een almachtig mooije jongen zijn. ‘Als MultapatiorGa naar voetnoot1) mijn artikelen over de Constitutie citeert of aanvalt, dan verzoek ik U ten dringendste mij die bladen te sturen, want dan wil ik hem letterlijk verworgen. Zoo'n Corvinus! Och, Charles Dickens is dood. Dat spijt mij, want dat was een frisch en aardig en fatsoenlijk en zedelijk man, en een goed schrijver. 't Wordt hier aardigjes heet, maar ik kan er tegen. De vlooien plagen mij niet erg; zij zuigen liever bisschoppen- en presidenten bloed. Het zijn democraten en zij weten wel, dat een arme schrijver die aleens op een seminarie revolutie gemaakt heeft en de Jesuieten wou laten ophangen, geen bloed te geven heeft. Ik ga nooit voor éen uur 's nachts naar bed en slaap dan als een engeltje door tot zes uur. Morgen gaan de Tiberbaden open, en dan ga ik elken morgen weer in den gouden Tiberstroom dompelen’.Ga naar voetnoot2) ... ‘Het Koncilie begint razend lang te duren, en haast vervelend te worden. De oppositie herkauwt altijd het vorige en wint niets. De warmte zal de zaak tot een einde moeten brengen.’ In zijn laatste Romeinsche maanden werd Dr. Schaepman op de Maguellone-soirées vooral geboeid door Urquhart. Urquhart was een Schot. Een verschijnsel, die man. Hij werd in 1805 te Braelangwell geboren. Maar zijn opvoeding had hij doorgemaakt in Frankrijk, Zwitserland en Spanje. Zijn doctorstitel in de rechten kreeg hij later op St. John's College te Oxford. Hij voelde zooveel voor vrijheid en heldenmoed en Griekenland als Byron zelf, en, zoo waarlijk, in 1827 schaarde hij zich bij Lord Cochrave (Dundonald) om in den Griekschen onafhankelijkheidsoorlog mee te vechten. Hij was luitenant op het fregat Hellas, en kreeg een vreeselijk bloeddoopsel bij den aanval op Scio. Van den dienst der wapenen ging hij over in den dienst der listen, en hij dreef in Griekenland de diplomatie zoo goed, dat hij bij zijn terugkeer werd opgezocht door Prins Leopold van Coburg (de latere Leopold I) om inlichtingen over de kroon, | |
[pagina 524]
| |
die men den Prins had aangeboden. Leopold weigerde 't aanbod. 't Volgend jaar nam Stratford, buitengewoon gezant van den Sultan, Urquhart mee, om voorgoed de grenzen te leggen tusschen Turkije en Griekenland. In 1833 was Urquhart in Engeland weer en hij schreef zijn ‘Turkey and. its Resources’, een hevig bezwaarschrift tegen Rusland. Datzelfde jaar werd hij als geheim gezant naar Turkije gezonden om er den Engelschen handel te begunstigen, en hij won de volle sympathie van de Turksche regeering. Hij beweerde, onder meer, dat men Turkije moest beschermen om de Balkan-christenen voor onheilen te vrijwaren. Maar door zijn stoutigheden tegenover Rusland werd hij een gevaar voor den wereldvrede, en Palmerston riep hem terug. Dat zette hij Rusland betaald in een hevig pamflet: ‘England, France, Russia and Turkey.’ 't Libel bracht Urquhart in botsing met Richard Cobden. De duivelsche durver antwoordde door het stichten van een tijdschrift ‘Portfolio’, waarin hij begon met een boel geheime Russische staatspapieren in de openbaarheid te gooien. Ondanks, of misschien dank zij, die waaghalzerij werd Urquhart nu als ‘secretary of embassy’ naar Constantinopel gestuurd. Maar in 1837 riep men hem alweer terug. Van 1847 tot '52 zat hij in 't Parlement, om Lord Palmerston's buitenlandsche politiek uit al zijn krachten te dwarsboomen. Buiten het Lagerhuis ijverde hij heel Engeland door voor 't invoeren der Turksche baden, waarover hij een boek schreef: ‘Pillars of Hercules’. In 1855 stichtte hij zijn ‘Free Press’, later betiteld ‘Diplomatic Review’. Daarin schreef zijn vrouw over philanthropie, onder deknaam Caritas; en ook van Karl Marx werden dankbaar bijdragen aanvaard... Sedert 1864 verbleef Urquhart om gezondheidsredenen op het vasteland. Al zijn stuwkracht ging nu naar 't populariseeren der studie van internationaal recht. Maar het toeval had hem in 1869 naar Rome gebracht. En in wedijver met Louis Veuillot begon hij zich nu voor de Onfeilbaarheid te spannen. Schaepman zal, zoowel als de andere habitué's van de Maguellone, die Schotsche rariteit hebben aangegaapt om dat verbijsterende mengelmoes van de scherpste schranderheid en de dolste naïviteit. Urquhart is in Italië gebleven, en in 1877 te Napels gestorven. |
|