bezit, of specifieker: in hoeverre deze tekst verwijst naar een concreet in de werkelijkheid bestaand probleem, t.w. drankmisbruik; èn in hoeverre Suyp-stad als uniek literair fenomeen functioneert als representant van een strijd - in woord en daad - tégen dit probleem.
Ter complementering van dit beeld hebben we ons tenslotte beziggehouden met
d onderzoek naar de factoren die een eventueel dronkenschapsprobleem in de hand werkten, teneinde te kunnen vaststellen hoe een tekst als Suyp-stad mogelijk functioneerde temidden van het krachtenveld dat gevormd wordt door dronkenschapsbevorderende elementen enerzijds en een matigingsstreven anderzijds (zie hoofdstuk 7).
De invalshoek van waaruit we de tekst hebben bestudeerd is - dat zal duidelijk zijn- erg groot. Het was voortdurend noodzakelijk ons op terreinen te begeven, waarop wij als neerlandici geen of onvoldoende scholing hebben. Niettemin hebben we gemeend er goed aan te doen deze handicap voor lief te nemen, teneinde een uitgave te kunnen presenteren die meer wil bieden dan een opgepoetst historisch curiosum.
Hiermee hopen we een bijdrage te hebben geleverd tot de bestudering van een weinig bekend element van de Nederlandse Renaissanceliteratuur en wellicht mede tot de discussie over de vakbeoefening van de historische letterkunde.
Hoewel wij ons ervan bewust zijn dat een kritische houding tegenover deze vakbeoefening een wezenlijke voorwaarde is voor de kwaliteit van het vak, besluiten we niettemin met een beroep op de welwillendheid van de lezer, en wel met de woorden van Pers, die zich in zijn voorrede van de Ontstelde Leeuw (1641) aldus tot zijn lezerspubliek wendde: ‘Alleene is mijn versoeck dat de bescheyden Leser, hier over een bescheyden oordeel strijcke, en in my verschoone, wat eenighsins door onkunde of versuym, qualijck gevat of toe-gestelt, of door den druck ontijdigh magh wesen ingesloopen (...).’
JAN VERLAAN/EDDY GROOTES
Amsterdam, september 1976.