Disperatione. Wanhoop, Vertwijflinge.
Een Vrouwe in 't grauw gekleet, nae 't wit treckende, hebbende in de slincker hand een Cypressen tack, met een Mes of Poignaert op de borst, als of zy wilde nedervallen, en op de aerde leyt een gebroken Passer.
Het blauwe kleed bediet de Desperatie of Wanhoope. De Cypresse tack betoont, dat gelijk dese boom eens afgehouwen zijnde, niet weder opwast, noch geene spruyten uytschiet, alsoo bluscht de Mensche, die de Wanhoope tot een roof is overgegeven, mede al het saet der deughde in hem uyt, als mede alle vermaerde en aengenaeme werckingen.
De gebroken Passer, die op der aerde leyt, betoont, dat de reeden in de Wanhopige gebroken en vermindert is, niet hebbende het waerachtige en oprechte gebruyk desselven, en daerom wortse met het Mes op de borst vertoont.